Roeping. Jaargang 37(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] Martin Leopold Klimax De hemelse wolk, de gestadige klim naar boven. de verbazing, verwondering der menslijken in hun opzien naar een hemel opeens vol vertrouwen, vol regenbogen en luid gevederde kelen, de bewogen zeeën verspiegeld, verstild. verankerd de oceanen. getemd de passaten. neergeknield de oerkracht. nooit was een begin zo vrij, zo zonder einde nooit een rust zo volkomen de weerspiegeling van een vluchtige, blinkende wolk, klein als een lam als de witte eenzaamheid van een lam in de hemelweide en kleiner, steeds kleiner: een hand, een bloem, een oosters teken van vaarwel als terugkeer, van heengaan en toch blijven van niet laten gaan wederzijds, de herinnering zonder afstand zonder tussenwereld die afhoudt, splijt, vereenzelvigt - [pagina 274] [p. 274] maar een hand zichzelf geheel uit handen gevend maar een bloem die zich niet laat raden, die evengoed licht kan zijn of in bloei geraakt vuur, een hemels braambos van brandende onschuld, van schrijnende zuiverheid wit naar alle zijden verwaaiend, wit de ruimte veroverend wit nimmer gekende werelden of bewegingen scheppend in de bloem, de hand, het lam, de wolk, de winden de oceanen, de zeeën, de vertrouwde dieren, de mens en zijn schaduwgebied, de ontluisterde, de onthevene van de rust der nabijheid, paradijslijke rust van God - licht van Licht, kostlijk hart van licht, al het andere vernieuwend van uw overvolheid verzadigend al het bestaande: waarom is het voor de menslijken niet genoeg tot de sterren te reiken, voor de oude vrouw die gebogen de wereld of rook loopt uit te wissen zoals het meisje, dat morgenbloemen of jeugd plukt voor haar moeder die ze nooit heeft gekend, haar heimwee? God, hoezeer zijn de bedroefden uw geheim op aarde. Vorige Volgende