Roeping. Jaargang 36(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 554] [p. 554] Anton van Wilderode De tempel De boeren die langs komen rijden op gelooide ezels van leer zien hem slechts van terzijde of misschien helemaal niet meer. Zij hebben hun aandacht vannode voor het steile bergpad dat hier zonder bochten onder de poten vandaan schiet naar de rivier: zich overeind kunnen houden op de zwetende zadelrug is meer dan de meesten zouden presteren op dit stuk weg. Ik laat hen voorbij, in dezelfde schielijke stofwolk gehuld die het landschap eerst in twee helften verdeelt en dan langzaam vult. Alles grijs maken distels en grassen doet de aarde hier eeuwen al, zelfs de vlinders zijn vlokken asse die in de braambloemen valt; en de tempel is grijs, alle zuilen in de hete rook van de zon die smeult in de schaduwkuilen van het ongeschonden fronton. [pagina 555] [p. 555] Ik kan niet rustig meer zijn, offeranden van vroeger walmen hier voort, ergens worden sneeuwwitte handen omhooggestoken en nooit verhoord, ergens stoten eeuwen gebeden wanhoop en wankelmoed als insekten tussen de treden van hardsteen onder mijn voet, ergens, uit de barsten en reten van marmer, begint het verdriet met zo kleine droppels te zweten dat men het bijna niet ziet. Maar het is er; ik loop beneden weg van de zuilenrij naar de boeren die het niet weten al komen ze daaglijks voorbij. Al het stof van de grijze wegen en van mijn voeten die moe onder mijn lichaam bewegen drijft naar de tempel toe. Anders en beter dan tevoren zal ik de aarde zien, de rivier tegen de brugpeilers mogen horen, dingen van nu en van hier, berichten van regen en koren kinderen in hun vertier, anders en beter dan tevoren, - tot de stofwolk naar hier drijft, naar hier. [pagina 556] [p. 556] Pasen Welkom de nieuwe aarde onrustig van snel nieuw gras als schielijke plassen klaarte op haar geduldig karkas: grijze aarde, arduin en leien onder de voeten levenslang stof, uit haar teerste poriën gedijen al de krokussen in de hof; gesloten aarde, geheimenis donker en eeuwen geleden, de kerselaar staat op heden in bloei of er niets anders is en de bomen de luchtkastelen uit haar harde korst bevrijd verliezen haar zwijgzaamheid in de takken der vogelspelen. Gemeenschap van allen, de hagen nog trillend en blinkelings doorzichtig voor weer en wind brengen de buurschap nader; de huizen met open deuren een zilveren duif op het dak en wasgoed van vliegende kleuren als een beweeglijk bivak, [pagina 557] [p. 557] de kinderen die ik moet horen met stemmen van oo en oe overal kelen tegen mijn oren beurtelings open en toe Aarde van altijd herhalen stigmaten die opengaan voren en bloempetalen voor een plotseling nieuw bestaan vliezen, gescheurde stenen en die zich te voorschijn haasten op hun lichte voeten van pasen: Johannes en Magdalene. Vorige Volgende