Roeping. Jaargang 36(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Roeping 1960] [Nummer 1] Martin Leopold De zwanen Toen God in een dadendroom zich bezinnend op diermotieven aan de wijsheid dacht van de Vader zich even verstrooide en met het licht in de ruimte spelend als een kind met een boot op het water die gedachte dan weer liet varen - bestonden opeens de zwanen. ze ontgleden aan Zijn hand besneeuwden de oceanen bevlogen het vasteland. vreemd aan tijden en seizoenen bestonden zij en doorvlogen de voortijd de middeleeuwen de vergankelijkheid van het nu. wit blinkend boven de aarde en de diepten van menselijk lijden het schaduwgelaat gekeerd naar de toppen van menselijk geluk - wie zal zeggen waarom de zwanen altijd schijnen te vermanen wijs en onverbiddelijk? [pagina 2] [p. 2] uit de droom gewekt van de dagen door de nachten van het meer het geruisloze meer der nachten waarin het verlegen heelal niet groter schijnt dan een hand zo dichtbij is het paradijs - trilt hun driftig verlangen naar Leda nieuwe werelden in het water voor toekomstige zwanen misschien want zij willen voortleven en later het bestaande weerspiegeld zien. roerloos wit in het roerloos duister als in eigen wezen verzonken wegspiegelend naar de sterren in de diepten naar diepten buigend de sterren voorbij en verder nu alles bereikbaar schijnt en in deze weerspiegeling geen tijd en geen afstand meer - zo leven zij en ontkomen aan gevaarlijke onderstromen totdat, stralender elke keer, het kind Lydia blond als de morgen die haar vergezelt naar de oever hen begroet vol bewondering met liederen en wit brood. ik kijk naar het meer en zie het gebeuren weerkaatst, ik denk wat kan er verloren zijn nu een kind speelt met het licht als eens God met een boot op het water en de ernst van Zijn aangezicht met ontwapenende glimlach benadert. Vorige Volgende