Roeping. Jaargang 35(1959)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 527] [p. 527] Pierre Kemp Twee trio's I a. Eens hebt gij aan mijn huis gebeld. Het was een zondagmiddag en niet om half vijf, en dus nog niet de tijd, dat ik mijn liedjes schrijf. Ik heb er mijn slaapje voor uitgesteld. Gij hebt mij gedankt toen om een gedicht, dat u veel goeds heeft gedaan. Oud ben ik wel, ik vergeet al eens licht, maar dit bleef steeds voor mij staan. b. Nu mijn neus drie en zeventig jaar oud is voel ik er aan en denk aan alles wat niet meer zo boud is of afgedaan. Ik ruik de geur van witte bloemen gaan. Ook ik begon met wit, waar toch al muscus en accacia in zit. Bengaalse lucifers, rood, groen, en later de prikkelende essence van mensenwater, tot mijn grimlachen streek op rijm-viool elf elegieën voor geparfumeerd riool. [pagina 528] [p. 528] c. Vroeger schreef ik tegen half vijf vaak een klein gedicht. Ik dacht aan muziek en tijdverdrijf als spelen met het licht. Mijn ogen zijn slecht en dit is mij een verdriet. Ik zit nu te denken aan Gabriël Smit, aan half-vijf en aan een klein lied. Ik hoor een blokfluit, een clavecymbel. Kan dit genoeg zijn Gabriël? Harry Prick vroeg het mij. Zou het zo mogen, Gabriël - deze kleine rijmen zonder licht met wat half-vijf en de schijn van licht, dat ik meer raad, dan het er schijnt te zijn? [pagina 529] [p. 529] II Zingende daad De kinderen zingen naar een daad. Zij gaan op de zon af vanuit hun straat en stormen langs de ladders van het licht naar boven! Midden in mijn kleingedicht hoor ik dit aan en vraag het groen: of ook ík een zingende daad zal doen? Zeker, wuiven de bomen met hun vlag: kinderen en dichters zijn eenzelfde slag, dat alles kan en alles mag. Daar valt de wind uit zijn goedgeluimde lach in de bladeren en heel de wereld staat eerst nu vol zingende overdaad! Vermaak in het loof Ook ik heb tussen de takken gewoond. Een vogel was ik niet. Geen gele bek heb ik de zon getoond. Ik bleef in mijn menselijk lied. Maar wat ik mij vermaakte in die twijgen! Ik was daar caroussel met vier schuitjes en niets wilde aan mij zwijgen, niets kon mij nog deren! Zelfs de knopen van mijn kleren werden fluitjes van plezier. [pagina 530] [p. 530] Zon-attest Ik ben met een stuk roze karton gegaan naar de zon: Kijk, zon, dit geef ik uit, wel niet alle dagen, maar nu kom ik vragen: werk, zonder officieel besluit, spontaan mee en schrijf er wat op! Dat houd ik als diadeem voor mijn kop, waardoor ik je in mijn hulde betrek en niemand meer zeggen durft: die twee zijn gek! Vorige Volgende