Roeping. Jaargang 34
(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 430]
| |
Slaper
In alle verten werd hij moe en grijs;
Hij kreeg een lange baard en witte haren,
En lome handen, ledige gebaren,
En in het maanlicht flikkerde hij als ijs;
En zonder toekomst en verleden was hij wijd;
Door engelen en demonen tegelijk ontwapend,
Lag hij in aller wereld velden maatloos slapend
Reeds met zijn armen en zijn benen uit de tijd.
| |
[pagina 431]
| |
Uitvaart
De dag ligt in tweeën gebroken
Tussen de struiken
Nog geen manslengte over het gras,
En terwijl zij in kleren gestoken
Die naar rouw en naar wierook ruiken
Aardbeien met slagroom zitten te eten
Op het terras,
Staat ergens een ziel moedernaakt
En tuurt in het vlijmscherp geslepen spiegelglas
Van haar nu alwetend geweten.
| |
Einde
Met een gelaat nog bleker dan het zijne
Zag ik hem in de nevelen verdwijnen;
En zie nu, hoe reeds lang mijn tranen
Begonnen zijn zijn beeltenis uit te wissen,
En hoe er niets meer van hem rest
Dan, tussen de wolkenriffen des hemels,
Soms het vlammend hertegewei van een faam -
En het stil en verwonderd krioelen in mij
Van millioenen kleine glinsterende vissen
Rond het maanlicht skelet van zijn naam.
| |
[pagina 432]
| |
Romantisch schilderij
In 't craquelé waardoor zij voorwaarts benen
Met stok en steile hoed,
Hangt een vermoeden van ophanden zijnde regen;
De avondzon verspilt haar laatste gloed,
Laat nog het landhuis dichterlijk beschenen
Doch maant de chirurgijn en zijn gezel tot spoed.
De rest werd door de kunstenaar verzwegen.
| |
Antiek servies
Als 'k door de dag mijzelf verlies,
Kom 'k in den avond telkens mij weer tegen;
Wij staan dan samen even in de regen
Als poppetjes op een antiek servies:
Soms als een paartje kinderlijk verliefd,
Soms door een woord of een grimas gegriefd,
Maar meestal met elkander dodelijk verlegen.
| |
[pagina 433]
| |
Bede
De hemel vol madelieven en margrieten
En onder onze voeten het schroot
Van een vervallende, een de dood
Toegevallen wereld vol grote, grote verdrieten:
Engelen van sneeuw en duiven van dons
Daalt over ons neer, bedekt ons.
Houtsnede Gène Eggen
|
|