[Nummer 5]
Jan Boelens
De dood is onder ons
DE dood is onder ons zoals de dagen onder ons geteld zijn. Wij tellen uren, dagen en nachten, de dood telt ons uit in het hiernamaals. Hij is een blijvend verschijnsel onder ons. De dood zit in celwanden en bloedvaten, in ons onbewuste, in het protoplasma, de dood is niet semimaar overheersend permeabel. Dit is de dood als verschijnsel, als toestand. Als verschijning is de dood de ambassadeur van de eeuwigheid, de vertegenwoordiger van het kontinuerende Zijn onder de schepselen.
Een ambassadeur neemt waar, hij is veel meer dan zaakgelastigde of staats-politiek exponent, de dood als ambassadeur bezit de geloofsbrieven van het hiernamaals. Er is een hunkering in ons om de inhoud van die geloofsbrieven te achterhalen. De jacht van het leven is een jacht naar die inhoud. De werkelijkheid van onze geest is uit zichzelf een verlangen naar de inhoud van die geloofsbrieven. God plakt dagelijks het witte zegel van Zijn genade op hun inhoud. De liefde van God werkt sneller dan zonlicht en het licht van Zijn Woord is, evenals de dood, overheersend doordringend. Zoals de dood en onze woorden zo moet, om zo te zeggen, ook Zijn woord een huid hebben om naar binnen te dringen. Die huid van onszelf waardoor God en de dood naar binnen dringen, is het epithelium van onze dagelijkse werkelijkheid.
Levend en existerend in de wereld aanwezig leren wij dagelijks liefhebben. Dit werken, leren en liefhebben vormen samen een afbeelding van Zijn woord en zij vormen tevens samen de parabel van de dood. De dood als wijze ambassadeur schrijft binnen de periferie van Zijn liefde. Christus heeft ons gewezen op de vorm en op het karakter van de parabel van de dood. Hij sprak zelf in parabelen, Hij kende zijn toehoorders en hij sprak woord-treffend, Hij liet zelden aan duidelijkheid te wensen over. Hij kende het teken en de omvang van de dood.
Dit geldt nauwelijks voor de ongelovige. En toch stierf Hij ook voor hen, voor wie de geloofsbrieven van de dood nog ongeschreven zijn. Voor de ongelovige is bovendien niets aanwezig van dat ontzettend waarachtige, ja, dat poëtische van de dood. De christen gelooft niet in de valkuil van het niets. Hij wil de verrukking bereiken om de ontzetting te boven te komen. Geloven in Christus is een erkenning uit liefde en lief hebben betekent voor hem een onderwerping aan de verrukking. Dit alles klinkt a-zinnig en optimistisch, het is het optimisme van de volwassene die zich als een tak gegroeid voelt aan de boom van Zijn leven. In de schors van die levensboom staat de parabel van de dood geschreven.