| |
| |
| |
Climacus Bayer ofm.
Vladimir Soloviev
Inleiding
VLADIMIR SOLOVIEV, die leefde van 1853-1900, is de grootste denker die Rusland heeft voortgebracht. Dit getuigen zowel voor- als tegenstanders van hem. Zijn denken en handelen werd vóór alles bepaald door de idee van verzoening tussen Rusland en het Westen, cultureel en godsdienstig. Vol liefde tot het land zijner vaderen, ofschoon er als profeet niet geëerd, geestdriftig voor de grootheid van het verleden en de zending van zijn volk, waarvan hij zich nochtans de zwakheden niet ontveinst - zoals een opgezweept nationalisme, wantrouwen tegenover het Westen, een onuitroeibare neiging tot isolement - was Soloviev toch als geen ander vertrouwd met de cultuurgeschiedenis van het Avondland, die hij door studie en reizen in zich had opgenomen en voor welks grootheid hij zich boog, ondanks de demonische verheffing van de rede en de slaafse onderwerping aan de stof, waarmede het zijn heilig Rusland had geïnfecteerd. Het beste van beider tradities, enerzijds de drang tot saamhorigheid, anderzijds de erkenning van de unieke waarde van het individu, groeide in zijn heldere geest en vurig hart samen tot een eenheid van nieuwe gestalte, ja van een nieuw wereldbeeld, een universalisme, waarin de persoonlijkheid volkomen tot zijn recht komt zonder van de gemeenschap te worden losgemaakt. Diep doordrongen van de menselijke waardigheid, weet deze denker toch wat de individuele mens aan de gemeenschap dankt en verschuldigd is. Stelt het heden ons als geen andere tijd voor een confrontatie tussen Oost en West, cultuurphilosophisch uitgedrukt: communisme en individualisme, als discussieleider komt bij deze actuele problematiek niemand méér in aanmerking dan Vladimir Soloviev.
Dezelfde taak komt hem toe op godsdienstig gebied, want ook hier treedt deze polariteit bij hem aan de dag. De divergerende krachten zijn in dit opzicht tegenovergesteld aan de voorgaande.
Omdat de Russische Kerk een staatskerk was, vormde zij vanzelfsprekend het bolwerk van het Russisch nationalisme, dat zich ook in religieus opzicht en m.n. wat betreft het Rooms-Katholicisme niet genoeg van het Westen kon isoleren. Daartegenover stond Rome als centrum van het godsdienstig universalisme, waarvan in de loop der eeuwen, zowel vóór als na het schisma van 1054, de Latijnen vaak te weinig eerbied hadden getoond voor de eigen traditie van het Oosten en deze hadden willen gelijk schakelen. Vladimir Soloviev, die van de orthodoxie tot het katholicisme overging, wees erop hoe de Russische Kerk met
| |
| |
haar caesaro-papisme en innerlijke verscheurdheid tot haar schade de gemeenschap met de Moederkerk had prijsgegeven, al was ook het schisma door een aanzienlijk deel van de orthodoxe Russen formeel verworpen, door anderen slechts contre-coeur en bij gebrek aan beter aanvaard. Van de andere kant achtte hij voor de gelovige Rus die tot het Katholicisme wil toetreden slechts twee dingen noodzakelijk: een afwijzing van de anticanonieke pretenties der Heilige Synode en een onvoorwaardelijke onderwerping aan het onfeilbaar gezag van de paus als opvolger van Petrus, waarbij binnen de catholiciteit voldoende ruimte blijft voor de heilige en traditionele liturgie van het Oosten op grond zelfs van de pauselijke wetten die verbieden het Oosten te latiniseren. Zoals hij doordrongen was van de menselijke waarde was hij dit ook van de nationale waarde, maar zag hij tevens in wat deze aan het Katholicisme, het godsdienstig universalisme dankt en verschuldigd is. Wat Soliviev hier te zeggen heeft, is zó betekenisvol dat ieder oecumenisch gesprek over de hereniging van Oost en West van zijn ideeën moet uitgaan. Ook in dit opzicht is hij van actuele betekenis.
Wanneer wij deze Russische Newman, zoals men hem heeft genoemd, vooral zullen beschouwen als apostel der hereniging, zal dit toch niet geheel en al los staan van het eerste aspect, waarmee het onafscheidelijk is verbonden. Want beide wortelen in zijn levensphilosophie. Om evenwel zijn levensphilosophie te begrijpen, dienen wij eerst de ontwikkeling van zijn leven na te gaan, waaruit deze levensphilosophie existentieel gegroeid is.
| |
I
24 September van het jaar 1874 verdedigde aan de universiteit van St. Petersburg voor een academische gehoor van vele honderden aanwezigen een zeldzaam jong philosooph zijn thesis: De crisis van de Westerse wijsbegeerte. Zijn verschijning alleen al was opmerkelijk. In zijn bleek en mager gelaat met regelmatige trekken, dat scherp uitkwam tegen het lange golvende haar, domineerden een paar grote en wonderbare ogen, even doordringend als glanzend van een mystieke gloed. En heel zijn gestalte leek een levende gedachte slechts met 'n weinig vlees omkleed, het model waarop zich de monnikenschilders inspireerden voor een ikoon van de Slavische Christus.
Boeiender nog dan zijn verschijning was de rijpheid van geest en de zekerheid waarmee hij sprak. Hij toonde aan hoe zowel het idealisme vanaf Descartes tot Hegel als het empirisme vanaf Bacon tot Stuart Mill met innerlijke logica moesten leiden tot een atheïstisch positivisme. Het vroeger idealisme, zo betoogde hij, beweerde bij monde van Descartes: wij denken het zijn. Kant schreef daaronder: wij denken alleen onze eigen begrippen. Hegel trok uit beide de conclusie: dus is het zijn zelf een begrip. Anderzijds leerde Bacon, de grondlegger van het
| |
| |
moderne empirisme: het ware zijn der dingen onttrekt zich aan onze werkelijke ervaring.
Locke ging verder en poneerde: de inhoud van onze werkelijke ervaring wordt alleen gevormd door de afzonderlijke toestanden van het bewustzijn. Mill besloot daaruit dat de afzonderlijke ervaringen van ons bewustzijn het wezen der dingen uitmaken. - Is nu het zijn in beider conclusies weggeslagen dan is er niet langer plaats voor het Hoogste Zijn met als gevolg daarvan een desintegratie zowel van de persoonlijkheid als van de gemeenschap.
De jonge doctorandus oogste met zijn studie een stormachtige bijval. ‘Hij is een geïnspireerde, een profeet!’ riep men uit. En een groot geleerde, Bestoujef Rioumine, verklaarde: ‘Als de verwachtingen van vandaag in vervulling gaan, bezit Rusland een nieuw genie. Nooit heb ik bij de verdediging van een thesis zulk een wonderbare intellectuele kracht geconstateerd’. Een maand later - Soloviev was toen 21 jaar - werd hij benoemd tot professor in de philosophie aan de universiteit van Moskou. De dagen van zijn triomf zouden echter maar kort duren, want door de besliste keuze van zijn standpunt had hij zich naast grote bewonderaars onmiddellijk even grote vijanden gemaakt. Maar alvorens het ‘Hosanna’ verklinkt in het ‘Kruisig hem’ zullen wij terugblikken op zijn jeugd, waaruit dit verklaarbaar wordt.
*
Vladimir was 16 Januari 1850 te Moskou geboren als tweede zoon van Sergius Michailowitsch Soloviev, een vermaard Russisch historicus. ‘Mijn vader, getuigde hij later, had de orthodoxie, de wetenschap en zijn Russisch vaderland hartstochtelijk lief’. Door zijn moeder, Polyxena Vladimirovna Romanov, die Vladimir negen jaar zou overleven, was hij geparenteerd aan de Oekrainse wijsgeer Skovorod. In dit even godsdienstig als wetenschappelijk milieu werd Vladimir opgevoed in de beginselen van een echt slavophielisme. Wanneer hij in 1864 op het gymnasium van Moskou komt, verandert de atmosfeer. Het is de tijd waarin de Russische jeugd, ten spijt van alle censuur, in geestdrift geraakt voor Büchner's ‘Kraft und Stoff’. Ook Vladimir wordt erdoor gegrepen, maar bepaalt zich er niet toe, hij leest nog meer. Hele nachten brengt hij door met de bestudering van de Duitse materialisten, verdiept zich daarnaast in Strauss' ‘Leben Jesu’, Renan's ‘Vie de Jésus’, de moderne rationalisten. Aan de vrome gebruiken in het ouderlijk huis neemt hij hoe langer hoe minder deel en op veertienjarige leeftijd is hij het geloof radicaal kwijt.‘De catechismus van de wetenschap, schrijft hij, had de catechismus van het geloof overwonnen’. En hij vraagt zich af hoe ontwikkelde mensen tegelijk nog christen kunnen zijn. Schijnheiligheid of een zekere geestesstoring leek hem de enig mogelijke verklaring.
| |
| |
Sergius Michailowitsch Soloviev deed zijn zoon geen enkel verwijt. Hij achtte Vladimir te scherp van verstand om zich gewonnen te geven voor de weinig wetenschappelijke argumenten van een Büchner of Renan, anderzijds te ernstig van gemoed om het materialisme of rationalisme als een vrijbrief aan te wenden voor losbandigheid, zoals dat met vele gymnasiasten van die tijd het geval was. Hij volstond dan ook met hem erop te wijzen dat zijn keuze een beslissing betekende in de grootste levensvraag. En daardoor redde hij hem.
Wat was dan de diepste oorzaak van het drama in deze jongensziel? Het hing ten nauwste samen met het drama van zijn eigen volk. Rusland emancipeerde zich in die dagen. Eeuwen lang was het ten achter gebleven bij het Westen. Czaar Alexander II [1855-1881] bracht hierin grote verandering. Hij hief in 1861 de lijfeigenschap op, stelde provinciale raden of zemsto's in, liet spoorwegen aanleggen, knoopte levendige handelsbetrekkingen aan met het Avondland. Daarmee zette hij echter tegelijk de deur open voor het Westerse denken. De intellectuele jeugd stormde hierop af, temeer daar het geen eigen philosophen van betekenis bezat. De enige wijsgeer van formaat Tschadaiev [1794-1856] was door Nicolaas I openlijk voor gek verklaard en kreeg iedere dag van het hof een geneesheer thuisgestuurd om zijn geestvermogen te observeren. Daarenboven achtten de studenten de sociale hervormingen onvoldoende en waren daarom revolutionair gezind. Tegenover deze z.g. westerlingen stonden de slavophielen, gevormd door de grote massa die met de universiteitsjeugd geen contact had. Zij aanvaardden slechts èèn type van beschaving, het Russische type, dat zij geroepen waanden om alle moderne antinomieën op godsdienstig, intellectueel en sociaal terrein te verzoenen, en zij tot iedere prijs voor Westerse invloed moesten vrijwaren. Toen bleek dat zij tegen de kleine, maar sterke groep van jongeren niet waren opgewassen, maakten zij zowel de Heilige Synode als het Hof aan hun beweging dienstbaar. Met despotische gestrengheid trachtte nu de orthodoxie, de autocratie en het nationalisme de invloed der Westerlingen te breken, daarbij geen onderscheid makend tussen de dwalingen en revolutionaire ideeën en datgene wat de werkelijke vooruitgang kon bevorderen.
In een stad als Moskou was Vladimir Soloviev wel gedwongen om partij te kiezen en hij koos partij voor de westerlingen. Te groot was zijn kennisdrang om deze af te sluiten door een geloof dat zowel een redelijke verantwoording als theologische ontwikkeling miste, te groot zijn vrijheidsdrang om deze in de boeien van een despotisme te laten ketenen. En toch kwam al spoedig een kentering in zijn gedachtenleven. Na zijn gymnasium volgde hij physica en mathematiek aan de universiteit van Moskou. Zulk een aanleg bleek hij te hebben voor de positieve wetenschappen, dat men hem een leerstoel in de paleontologie in het vooruitzicht stelde. Maar de studie der natuurwetenschappen bevredigde hem hoe langer hoe minder. Ze konden de leegte van zijn ziel niet vullen, gaven geen
| |
| |
antwoord op het mysterie van het leven. En wat vermochten zij bij te dragen tot de innerlijke cultuur en de eensgezindheid van zijn volk, dat hij toch hartstochtelijk liefhad? De jonge student die tot nog toe geworsteld had met de problemen van de stof en de rede, daarna met die van het kwaad, waarbij hij in de ban geraakte van Schopenhauer's pessimisme, wendde zich nu tot Spinoza. Deze wijsgeer, voor wie hij heel zijn leven een zwak zou behouden, deed hem voorgoed de weg inslaan van de philosophie. Maar dreigde hij hiermee niet in een nog gevaarlijker, want subtieler dwaling te vervallen? Zijn verstand was scherp genoeg om onmiddellijk de apriori van dit pantheïsme te onderkennen, maar bewonderen deed hij enerzijds de strenge methode van dit denksysteem in tegenstelling met het onlogisch empirisme, anderzijds de nederigheid t.o.v. het Absolute, waar de rationalisten de rede absoluut en autonoom verklaarden. Daarenboven was hij tezeer een mysticus van het hart om zich blijvend gewonnen te geven aan deze mysticus van het hoofd. Hij onderging het mysterie van het leven door de liefde, de mystische eros. In één van zijn biographische documenten verhaalt hij, hoe de menselijke erotiek hem op 19-jarige leeftijd de Godverbondenheid van alle creaturen openbaarde. Wie zou menen, dat hier de roes van een jeugdliefde wordt getransponeerd in het metaphysieke, dient te bedenken dat hij reeds het volgend jaar zich tot een levenslang celibaat verplichtte zoals ook Newman dit in zijn jonge jaren deed. En ofschoon Soloviev niet tot de geestelijke stand zou toetreden en door zijn fascinerende verschijning zijn bijna schuchtere en tegelijk toch energieke manier van optreden, de diepe en meeslepende klank van zijn stem, het vrouwelijke geslacht aantrok, bleef hij zijn gelofte altijd trouw. Overigens was het niet de eerste maal dat hij door haar, die hij als zijn ‘eeuwige vriendin’ betitelde in mystieke vervoering geraakte. Reeds 10 jaar
eerder, toen hij verliefd werd op een meisje, was zij hem concreet verschenen en dit visioen zou zich herhalen, maar zonder dat er geslachtelijke liefde in het spel was, in 1875 te Londen en 1876 te Kaïro. In die tijd bestudeerde hij de Sophialeer en ‘God zij mij getuige, verklaart hij, dat ik enkel van haar droomde’.
Maar wat bedoelt hij dan met die ‘eeuwige vriendin’? In het voorwoord tot de derde uitgave van zijn gedichten, beschrijft hij haar als het eeuwig vrouwelijke, niet in naturalistische zin, maar als Gods geliefde die in waarheid en vanaf het oerbegin de goddelijke kracht ontvangt, de volheid van al het goede en ware, en daardoor het onsterfelijke licht der schoonheid in zich bergende. Dat het geloof in haar de vrucht zou zijn van wijsgeerige overdenkingen, wijst hij uitrrukkelijk af in de versregels:
Driemaal liet gij duidelijk u schouwen
En geen bleek denken schiep mij uw gestalte.
| |
| |
Trouwens bij de eerste van de ‘Drie ontmoetingen’ die hij als kind van 9 jaar beleefde, was hij evenzeer onbekend met de pantheïstische wereldziel van Spinoza als met de religieus-orthodoxe idee van de goddelijke Sophia. Hoe dan ook, op Hemelvaartsmorgen tijdens de Hoogmis schouwde hij haar die hij niet noemen kan of wil juist ter plaatse waar de priester aan het altaar stond. Dan verdween zij in een stralenzee waaruit zij met lachend gelaat opglansde, in haar handen een bloem van de hemelwei. Biedt deze concretisering van de Godverbondenheid aller creaturen, de ontvangende en gevende, Gods heiligste en dierbaarste schepping, de verklaring van zijn latere mystieke theologie, het z.g. panentheïsme, voorlopig heeft de philosophie zijn voornaamste aandacht. En m.n. die van de positivisten en idealisten, waartegen de terugkeer tot het geloof hem voldoende gewapend heeft. Wij kennen het resultaat ervan bij de verdediging van zijn thesis. Keren wij thans terug tot de jonge professor.
*
27 Januari 1875 ving hij zijn eerste cursus over de metaphysica en de positieve wetenschap aan met de woorden: ‘In alle spheren van zijn activiteit denkt de mens vòòr alles aan zijn vrijheid’. Door een gezonde metaphysica, zette hij verder uiteen, richt zich de menselijke gedachte op haar wezenlijk doel, en wel verre van het kennen te beperken, zoals dat met de positieve wetenschap het geval is, verruimt en bevrijdt zij het. Metaphysisch nu zijn de economische verhoudingen er om de stoffelijke wereld te benuttigen, de politieke om de betrekkingen tot de mensen te regelen, de godsdienstige om onze gemeenschappelijke ondergeschiktheid aan God te bevorderen. Waarom zou de wil deze gegeven condities slechts door dwang aanvaarden? Ligt in haar noodzaak geen uitnodiging van de Voorzienigheid opgesloten om er in vrijheid aan te beantwoorden? De daarop volgende colleges waren gewijd aan een analyse van het verstand, de positieve wetenschap en de metaphysica. Zij vonden hun synthese in de verdediging van een vrije theocratie, de erkenning van Gods heerschappij over al onze activiteit. Maar reeds na drie maanden moest hij zijn colleges staken. Hij werd door de universiteit uitgezonden naar Londen en het Westen. Dit was echter slechts een voorwendsel om hem kwijt te zijn. Vanwaar deze snelle oppositie? Ten dele kwam zij voort uit jaloezie. Wegens het succes dat Soloviev door zijn dialectische methode en sprankelende voordracht oogstte, liepen vele studenten van andere professoren naar hem over, wat deze niet konden verkroppen. Maar de voornaamste reden was toch wel de argwaan tegen hem zowel van de westerlingen als van de slavophielen. Reeds bij de verdediging van zijn thesis had hij duidelijk stelling genomen tegen de positivisten. Scherper nog was zijn requisitoir toen hij in een rede van 1874 zijn aanvallers, de professoren Lessivitch en Kavelyna
| |
| |
van antwoord diende door aan te tonen dat de westerse philosophie in Rusland het atheïsme, het egoïsme en de revolutie had ontketend. Anderzijds vonden de slavophielen dat Soloviev tezeer zowel op de vrijheid als de rede insisteerde. Om de dialectische methode die hij volgde verdacht men hem van Hegelianisme, terwijl hij in zijn antwoord van 1874 juist Hegel als de hoofdschuldige van het absolute materialisme had gebrandmerkt. Overigens was de jonge professor, die ook de studie van de Kerkvaders begonnen was, zich het woord van Augustinus bewust, dat hij ook herhaalde: ‘Bemin het begrip van Uw geloof. De christen die door een geoorloofd gebruik van zijn verstand tot enig begrip van zijn geloof komt, wint het van hem die slechts het verlangen naar dit begrip koestert. En wat degene betreft die zelfs het verlangen niet heeft om enigszins te begrijpen en zich tevreden stelt met te geloven, hij weet niet waartoe het geloof hem nuttig kan zijn’.
Soloviev's verblijf in het buitenland duurde vijftien maanden. In plaats van ontmoedigd te zijn, studeerde hij des te harder. Russen, vrienden van zijn familie, bij wie hij in Londen te gast was, moesten hem zelfs tot matiging aansporen en hij voldeed aan hun uitnodiging de avond bij hen door te brengen. Zijn nerveuze, bijna uitgelaten vrolijkheid, zoals die bij denkers en kunstenaars wel meer voorkomt na zware hersenarbeid, animeerde de conversatie. Maar ineens kon hij ernstig en stil worden, een eigenschap die hem tot zijn dood toe kenmerkte. Hij maakte in Engeland ook kennis met de Anglicanen en deze, zoals altijd zeer gesteld op toenadering tot de orthodoxen, vertroetelden hem als de Russische Carlyle. Van Engeland ging hij naar Frankrijk, waar het idee in hem opkwam een boek te schrijven over de beginselen van de universele godsdienst. Later zou dit rijpen tot zijn werk Rusland en de universele Kerk. In Parijs bezocht hij Renan, die op hem de indruk maakte van een vulgaire snoever. Gunstiger was Soloviev's oordeel over zijn eerste ontmoeting met de Katholieke geestelijkheid. In de trein van Chambéry naar Turijn reisde hij met 250 priesters uit de Vendée die naar Rome pelgrimeerden: ‘goede mensen, noteert hij, en sommigen leken niet op Jezuieten’. Om de godsdienstige mentaliteit van de Egyptenaren te leren kennen, wilde hij naar de Thebaïde trekken, maar bereikte zijn doel niet, daar de Bedouïnen-gidsen hem uitschudden en aan zijn lot overlieten.
Terug in Moskou hervatte hij zijn colleges en ondervond hetzelfde succes en dezelfde tegenwerking. 14 Februari 1877 werd hij voorlopig ontslagen - hij telde 24 jaar. Ditmaal kwam de oppositie meer van de slavophielen dan van de westerlingen. De ideeën die er oorzaak van waren, heeft hij later samengevat in een verhandeling De drie krachten. Vanaf het begin, doceerde hij, zijn in de mensheid drie strevingen werkzaam, die naar gemeenschap, die naar individualisme, en de hogere streving om God te eerbiedigen zowel in het individu als in de gemeenschap. De eerste streving is bij uitstek belichaamd in het mo- | |
| |
hammedanisme. Het vernietigt het individu en scheidt God van de wereld. Gevolg is: uniformiteit, nivellering, steriliteit. Het Westen daarentegen verheft het individu en streeft ernaar mens en wereld te scheiden van God. De cultuur die het voortbrengt is slechts uiterlijk, want in feite ontbindt zij de wetenschap, de kunst en het leven. Het Oosten zou de derde streving kunnen belichamen, zonder dat het daarbij de werkelijke vooruitgang die het Westen gebracht heeft, behoeft te negeren. ‘Onze ware kracht in het verleden en onze zending in de toekomst, schrijft hij, was en moet zijn, ons boven elk nationaal egoïsme te verheffen, onze zorg anderzijds onze beste talenten niet te verkwisten aan een activiteit van lagere orde. Wij moeten geloven aan het bestaan van een hogere wereld en daartegenover als volk de houding aannemen die past nl. die van onderwerping. Dit is slavisch, karakteristiek slavisch, de nationale eigenschap van het Russische volk. Zelfs de materiële vernedering van Rusland is niet in staat zijn geestelijke kracht te breken. Laten wij daarom in onszelf en in ons volk het geloof aan deze kracht wakker roepen’.
Het feit nu dat Soloviev zich hier niet zonder meer slavophiel bekende, volstond om hem als professor te schorsen. Zijn vrienden evenwel bemiddelden en hadden inzoverre succes, dat hij 4 Maart 1877 een aanstelling kreeg bij het openbaar hoger onderwijs voor meisjes. Evenwel moest hij Moskou en de hem dierbaar geworden studenten verlaten om naar St. Petersburg te gaan waar hij onder scherp toezicht stond. Ofschoon diep gegriefd, liet hij zich andermaal niet ontmoedigen. Kort daarna publiceerde hij twee werken: Philosophische beginselen van de integrale wetenschap en Critiek op exclusieve beginselen. In de Russische hoofdstad raakte hij intiem bevriend met de schrijver Dostoiewski, die hem zozeer bewonderde, dat hij hem als model koos voor de Aliocha-figuur van zijn symbolische roman: De gebroeders Karamazov. Twee van deze broers laten ons het Rusland van die dagen zien: Dmitri verpersoonlijkt de slavophiele traditionalist, de ongecultiveerde Rus met zijn niets ontziende levensdrift; Iwan, de vooruitstrevende westerling, maar die de heiligste tradities van zijn land verloochent, vergiftigd als zijn geest is door een grenzenloze hoogmoed. In tegenstelling met deze caricaturen wilde Dostoiewski de Rus van de toekomst uitbeelden zoals hij zich die droomde. Evenzeer moest deze zich verheffen boven de hybris van de wetenschap als boven de morele perversie, naast de traditie ook de vooruitgang beminnen in een hogere liefde tot God en alle mensen. In wie zag de romanschrijver dit zuiverder belichaamd dan in de jonge professor van wie een even grote helderheid van geest als ongereptheid van hart uitstraalde? Inmiddels leek het getij voor Soloviev te keren. In 1880 kreeg hij zijn benoeming als privaatdocent aan de universiteit van St. Petersburg. Helaas zou hij deze leerstoel nog korter bezetten dan in Moskou. Niettemin oogstte hij zo mogelijk nog geestdriftiger bijval. In zijn inaugurale rede belichtte hij welke
| |
| |
rol de philosophie in de geschiedenis heeft gespeeld. Wat heeft de wijsbegeerte, vragen de sceptici, in vijf-en-twintig honderd jaar voor de mensheid gedaan? En Soloviev antwoordt: zij heeft de mens zowel in- als uitwendig bevrijd, zij blijft de onmisbare schakel tussen de kennis van de materiële wereld en de mystieke kennis van God. In de daarop volgende colleges kwam evenzeer de theoloog als de philosooph aan het woord, de mysticus niet minder dan de dogmatisch gelovige, die zich vooral concentreert op Christus. Zijn Christusbeschouwing strekt zich daarbij van het mensgeworden Woord uit op de mens in het algemeen, vandaar dat zijn Christologie samenvalt met zijn anthropologie, zijn leer over de mens. Want het gaat hem erom de mens zijn ware plaats in de kosmos aan te wijzen, de enige en eeuwige basis van zijn cultuur te bepalen, welke ons eerst duidelijk wordt in Christus als vereniging van God en mens. Omdat de ontwikkeling van deze gedachte, neergelegd in zijn Twaalf Voorlezingen over het theandrisme, de vergoddelijking van de mens, ons de denker in zijn volle kracht toont en tevens een eerste, zij het onbewuste oriëntatie naar het Katholicisme betekent, wil ik ze beknopt trachten weer te geven.
Het ongeluk en de zonde van de moderne westerse beschaving bestaat volgens Soloviev hierin, dat haar een positief en geestelijk middelpunt ontbreekt. In plaats daarvan neemt zij genoegen met allerlei relatieve, louter natuurlijke bewustzijnscentra, met als gevolg, dat zowel in het innerlijk als uiterlijk leven der mensheid de laatste rest van eenheid, geslotenheid en cordialiteit verdwijnt. En dat in weerwil van de krachtige bemoeiïngen om voor de mensheid een uniek en organiserend beginsel te vinden. Het positivisme is niets anders dan zulk een organisatiepoging op het theoretisch gebied der wetenschappelijke kennis, het communisme op het terrein der praktische levensinteresse. Uiteraard zijn ze gedoemd om schipbreuk te lijden, omdat zij het absolute, alomvattende religieuze beginsel uitsluiten, dat overeenkomstig zijn natuur alle levende krachten in mens en mensenwereld vermag samen te binden. Het menselijk principe heeft de mens absoluut gemaakt buiten en tegen God; het goddelijk principe moet de mens absoluut maken in en met God. De opname van het menselijk wezen in het goddelijke, waardoor het boven zijn eigen grenzen uitstijgt en als een andere Christus door de godheid gezalfd wordt: dat is de diepste kern van Soloviev's christologie, theandrie en anthropologie.
De hoogste, zuiverst en meest volledige uitdrukking van het mensengeheim is de Godmens Jesus Christus. Hij alleen stelt werkelijk en definitief het wezen van de mens in het juiste licht. Is het mensgeworden Woord de openbaring van het goddelijke heimwee naar de mens, een mens die in staat zal zijn God oneindig te beminnen - en in navolging van de Franciscaanse theoloog Dun Scotus ziet hij hierin het eerste motief der Incarnatie - daar is ook een menselijk heimwee naar God, een geheime en geestelijke oerdrift die zich naar vergoddelijking van
| |
| |
het mens-zijn oriënteert zoals de magneetnaald naar de pool. Christus is tevens gekomen om dit heimwee te vervullen, de mens-god te maken, de kleine god, waarvan Dostoiewski spreekt. Vóór alles vat Soloviev deze mensgod collectief op, waarbij zich zowel zijn oosterse mentaliteit van sociaal denker als zijn philosophie van de al-eenheidsidee manifesteert, het z.g. panentheisme d.i. de hoogst mogelijke verbinding van wereld en God, waarnaar volgens Paulus alle creatuur verzucht. Maar ook individueel beschouwt hij de mens als iets anders en hogers dan de westerse theologie leert en voor deze opvatting vindt hij steun bij de Griekse Kerkvaders Clemens van Alexandrië, Joannes Chrysostomos, de Cappadociërs e.a. Zelfs de natuurlijke mens mag een theophanie, een godsverschijning, worden genoemd, omdat de hemelse Adam de aardse Adam insluit, het Woord vanaf de aanvang het licht der mensen is en in sommigen bijzonder heeft uitgeblonken. Met de komst echter van de Theandros bij uitstek, in wie alleen de godheid en mensheid hypostatisch verenigd zijn, hielden alle voorafbeeldende theandrismen op, namen de deelhebbende en navolgende theandrismen een aanvang. Dit is het universele theandrisme, de Katholieke of universele Kerk, waarin het Oosten en het Westen moeten samengaan.
*
Met deze belichting van het mensengeheim gaf Soloviev een christocentrisch wereldbeeld, waarin evenzeer het hoogste respect voor de mens en de mensheid aan de dag treedt als dat er in cosmische muziek de naam doorklinkt van Hem die naar Paulus' woord boven alle namen is en voor wie elk wezen in de hemel, op de aarde en onder de aarde de knie moet buigen.
Terwijl de denker van het christelijke Oosten deze synthese ontwierp, ging de ontbinding van Rusland haar gang. 13 Maart 1881 werd Alexander II, de czaarbevrijder, door de nihilisten vermoord. Wreed waren de repressaillemaatregelen en ook vele onschuldigen vielen als slachtoffer. Soloviev hield in die dagen juist een cursus, waarvan het onderwerp de titel droeg: Critiek op de revolutionaire beginselen. Door de gebeurtenissen kreeg het thema wel een sinistere actualiteit. Het belette de professor niet deze erin te betrekken. Hij wraakte de aanslag als een verkrachting der ware vrijheid, maar anderzijds wees hij er ook op, dat men het kwaad niet overwint met executies. Om de intellectuele en morele perversie tegen te gaan is een innerlijke kracht nodig, die van het christendom, welke men de jonge generatie moet bijbrengen. En hij verzocht de nieuwe czaar zelf het voorbeeld te geven van een groot christen door de straffen te verzachten.
Dit was de slavophielen te veel. Zij, die zich reeds vaak geërgerd hadden aan zijn westerse neigingen, die hij blijkens zijn Twaalf Voorlezingen nu ook op godsdienstig gebied begon te vertonen, eisten zijn afzetting. En hun eis werd inge- | |
| |
willigd. Soloviev werd geroyeerd en, tenzij men hem uitnodigde, voor altijd een spreekverbod opgelegd. Zelfs zijn geschriften komen onder een scherpe censuur te staan. Maar de 24 jarige jonge man zou door deze harde tegenslag slechts rijpen en de waarheid ervaren van het schriftwoord, dat ‘voor wie God lief heeft, alles medewerkt ten goede’. In de diepste miskenning, juichte hij dan ook: ‘Het gewichtigste van alles in mijn leven, is mijn droom, mijn visioen’. Want daaruit groeide zijn levensroeping: een apostel en profeet te zijn van de hereniging.
[Vervolg in Maartnummer]
HOUTSNEDE FRANS GAST
|
|