Roeping. Jaargang 31(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] Giosuè Carducci Sonnet Giosuè Carducci Mijn schip vaart eenzaam bij de droeve klacht der meeuwen door de woeste oceaan; hij valt het aan en beukt, en nimmer wacht het dreunen van de golf en de orkaan. Dan wenden naar het reeds verloren strand herinneringen het betraand gezicht en de afgetobde hoop buigt, overmand, zich over de gebroken riem, en zwicht. Mijn geest, op 't achterschip rechtop en groot, zingt luid, uitblikkend over zee en lucht, bij 't piepen van de ra en 't stormgerucht: ‘Wij roeien, makkers, die wanhopig zijt, naar de ijle haven der vergetelheid en naar de blanke klippen van de dood.’ vert. R. Valkhoff Vorige Volgende