Lodewijk van Deyssel †
Nagelaten notities
Courbevoie
COURBEVOIE was de naam der zomervilla van de weduwe van den Amsterdam (-Sloterdijk-)schen Eau-de-Cologne-fabrikant Boldoot, te Baarn in 1895. Dit huis was bizonder mooi gelegen, boven-aan een gazonhelling met enkele bloembedden, en met het uitzicht over de wijde poldervlakte tusschen Eemnes en Spakenburg aan de Zuider Zee.
De naam Courbevoie was gekozen om dat het huis gelegen was waar de weg een bocht maakte, langs het tuinhek onder-aan de helling van het grasveld dus. De naam Courbevoie was een bizonder mooie naam, om dat het woord ‘voie’ voor ‘weg’ mooyer is dan chemin of route. Het woord voie stamt uit de middeneeuwen en heeft óok daardoor een meer poëtisch dan technisch karakter. Het woord Courbevoie is mooi óm dát er in gehoord wordt níet vertrouwdheid met de natuurkundige kennis van steensoorten, de werktuigkundige van wegenbouw, de gemeente-administratieve van wegenontwerping; maar vertrouwdheid met het wezen van den weg in de dichterlijke diepte van het menschenbewustzijn, het wezen van den weg, zoo als het doorklinkt in de Evangeliewoorden; ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’.
Níet, dat het de grintweg of de klinkerweg was van Eemnes naar Baarn. was hier de zaak; maar dat het was de weg. Híer was het huis, dáar was de tuin, hier was het hek, en híer was de wèg.
De weg, dat is iets, dat ergens héen leidt, dien men te gaan heeft om te komen, waar men niet ís. Hem maar begaande, komen wij van zelf in een andere omgeving, in een andere wereld.
Om dát zoo een ruime wegbocht iets hoofdzakelijks èn iets met dichterlijke diepte ìs, is het mooyer een huis, een ‘plaats’, een buiten-plaats, naar déze bizonderheid in zijn nabijheid te noemen, dan bij voorbeeld, naar een eeuwenouden perenboom, die daar ergens zoû staan.
Is die wegbocht daar zoo gekomen om dat de weg, om recht te blijven, grondgebied had moeten doorsnijden, dat, toen deze weg gelegd werd, aan mijnheer D. toebehoorde, die zijn toestemming weigerde?
Zoo! Zoo zoo! Nu, ik bericht U, dat het mij niet kan schélen wat de oorzaak van den wegbocht is. Dat laat mij onverschillig, koud. Mij interesseert alleen, dat de weg, die recht, recht-toe recht-aan behoort te zijn, hier de dwaasheid doet van een escapade buiten zijn lijn en dat het nu net is of er lanterfantende, stukjes-draaiende, lícht-ròse voetige, héel jonge engelen dansend over wandelen, engeltjes, die voor éen kort oogenblikje het rechte pad verlieten...
Januari 1944.