| |
| |
| |
Bijlage van Roeping, No. 3, Juni 1950
Bibliografie door de Benedictijnen van de St. Paulus Abdij, Oosterhout
G. Sagehomme S.J. Répertoire Alphabétique de 15.500 Auteurs avec 55.000 de leurs ouvrages. Tournai, Casterman, 1950. 731 blz. 20,5 × 12 cm. 120 fr.
Wanneer men beseft wat het voor ons volk betekent dat in 1949 van uit Frankrijk geimporteerd zijn 89.700 kg. boeken (59.805.000 fr.) plus 68.700 kg. tijdschriften (buiten de dagbladen!) (30.527.000 fr.) plus nog eens 21.000 kg. (7.661.000 fr.) per vliegtuig geimporteerd; dan zal men begrijpen dat het voor ons volk ook van belang is dat de geestelijke leiders, bibliotheken en boekhandelaars weten of een boek goed of toelaatbaar, gevaarlijk of slecht is. Hun hierin een gids te wezen is de bedoeling van bovenvermeld boek. Het behoeft dan ook niet verder geprezen te worden. Het is de 8ste uitgave, zij is tot November 1949 bijgewerkt. Zij die met frans-lezend publiek in betrekking komen moeten dat boek hebben.
E.M.
| |
S. Thomas Aquinatis. In decem libros Ethicorum Aristotelis ad Nicomachum expositio. Turijn, Marietti, 1949. 24,5 × 17 cm., XV-611 blz. L. 1800.
Deze nieuwe editie is voornamelijk gemaakt naar die van Pirotha, met verbeteringen voor het gebruik, in afwachting van de strict critische ‘Editio leonina’, De tien boeken van Aristoteles en het commentaar van Thomas zijn van het hoogste belang, en vormen de redelijke en onveranderlijke grondslag voor de sociale leer, waaraan onze tijd van willekeurige en subjectieve experimenten behoefte heeft. Iedere thesis van dit boek is een weldaad voor verstand en hart. Marietti heeft de uitgave goed verzorgd: dun papier met een kleine, maar toch leesbare letter.
N.B.
| |
J. Maritain. Sept leçons sur l'Etre. Paris, Téqui, 23 × 14,5 cm. 165 blz.
Maritain had beslist zijn handboek moeten voltooien dat hij alleen maar begonnen is. Hij heeft er den tijd niet voor willen of kunnen nemen: misschien zelfs heeft hij de impopulariteit van het schoolse handboek willen vermijden. Zijn zeven lessen over het zijn zijn onderhand klassiek geworden; daar hoeven wij niet meer over uit te weiden. Vele dingen, en van de moeilijkste, zijn er zo scherp gezegd dat men ze verder alleen nog maar zal citeren. Bij al zijn thomisme is Maritain een modern mens. Met het geduld van een phenomenoloog zit hij in het oneindige op een ding te broeden en hij vindt de dramatische formule om het te vertolken.
N.B.
| |
M. de Corte. La philosophie de Gabriel Marcel. Paris, Téqui, 23 × 14 cm., 107 blz.
Het boekje van Marcel de Corte bevat in zijn drie hoofdstukken: 1. de uiteenzetting van een model-existentialisme (Gab. Marcel); 2. beoordeling van dit existentialisme en van het existentialisme in het algemeen; 3. opbouw van een algemeen en houdbaar existentialisme. De strekking is thomistisch; de taal had eenvoudiger kunnen zijn: vele bladzijden zijn rondweg onleesbaar. Het is op de bekende fraaie manier uitgegeven in de blauwe cahiers van Téqui.
N.B.
| |
S.M. Gozzo O.F.M. Disquisitio critico-exegetica in parabolam N. Testamenti de perfidis Vinitoribus. Rome, Antonianum, 1949. 25 × 17 cm., 206 blz.
In deze uitgebreide en gedegen studie over de parabel van de slechte wijngaar- | |
| |
deniers, wordt eerst met teksten uit het Oude Testament bewezen dat de wijngaard een zeer gebruikelijk beeld was van het rijk van Israël, zodoende dat de Joden de strekking van den parabel ook beter konden begrijpen. In het tweede gedeelte wordt de parabel zelf behandeld: tekstcritisch, litterair en exegetisch. De verschillende moeilijkheden, door rationalisten als Loisy tegen de parabel ingebracht, als zou het een onmegelijk verhaal wezen, worden terdege weerlegd; tegelijkertijd echter wint het verhaal daardoor in levendigheid, doordat de sociale omstandigheden uit den tijd van Christus ons beter bekend worden. Mogen we er aan toevoegen, dat Sch. de parabel niet alleen wetenschappelijk behandeld heeft, maar er eveneens een aangename lectuur van heeft gemaakt.
G.S.
| |
A. Boudou S.J. Saint Paul. Les Epítres pastorales (Coll. Verbum Salutis) Paris, Beauchesne. 1950, 19 × 12 cm., 318 blz.
De titel van de collectie ‘Verbum Salutis’ geeft duidelijk de doelstelling en de voornaamste leidraad aan van de geest waarin dit werk geschreven wil zijn: het zoeken en geven van die schriftuurzin, die ons tot het eeuwige leven nuttig kan zijn, waarvoor tenslotte de woorden van de H. Schrift voor de gelovige geschreven zijn. Zou men dan misschien enigszins bevreesd kunnen zijn, dat de Schr. min of meer de godvruchtige kant op zou gaan, dan zal die vrees reeds bij de eerste bladzijden ongegrond blijken, zoals dit voor elk deel van deze collectie gezegd mag worden. Men krijgt eerder de indruk dat het leidend princiep gekozen is om de geinteresseerden er attent op te maken, dat het niet alleen een technische tekststudie is. De Sch. veronachtzaamt geen der grote problemen die aan de pastoraal brieven vastzitten: en wel een van de voornaamste is grondig behandeld, namelijk de authenticiteit van de eerste brief aan Timotheus waaraan in de laatste tijd nog wel eens getwijfeld wordt van wege het speciale karakter. Verder blijkt uit de overvloedige voetnoten dat alle voornaamste werken betreffende de verschillende vraagstukken geconsulteerd zijn, terwijl ook de mening van de Vaders en van de oude schrijvers weergegeven zijn. En dit alles wordt in een heldere en klare taal uitgedrukt, zodat wij dit werk aan elke ernstige en meer ontwikkelde lezer kunnen aanraden.
F.R.
| |
J.H. Crenan S.J. Early Christian Baptism and the Creed. Londen, Burns Oates, 1950. 22 × 14,5 cm., 189 blz., geb., 21 s.
Het ontstaan en de oorspronkelijke vorm van het Credo, de geloofsbelijdenis der Apostelen, hangt nauw samen met de riten van het Doopsel in de oude Kerk. Nu schijnt er een zekere tegenstelling te bestaan tussen de Handelingen der Apostelen, waar steeds gesproken wordt over: ‘gedoopt worden in den naam van Christus’ en het doopbevel van het besluit van het Evangelie van St. Mattheus, waar Christus zegt: ‘dopend in den naam van den Vader en den Zoon en den H. Geest’. De Sch. toont nu aan dat de oudste doopformules alle trinitair waren d.w.z. teruggaan op het doopbevel, maar dat vóór het doopsel van den geloofsleerling een geloofsbelijdenis in Christus gevraagd werd. Deze geloofsbelijdenis in Christus zou de kern zijn van de geloofsbelijdenis der Apostelen; in den loop der 2de eeuw zouden de artikelen betreffende den Vader en den H. Geest, waarschijnlijk naar aanleiding van ketterijen, zijn toegevoegd, zodat het Credo zijn huidigen trinitairen vorm ontving. Dit alles wordt kort en met grote scherpzinnigheid en kennis van de bronnen aangetoond in dit zeer goede boek.
V.T.
| |
Archdale A. King, The Rites of Eastern Christendomy, 2 Vol. 22 × 16 cm., Catholic Book Agency, Rome; Burns Oates, Londen 1947-1948, XV-678-668 blz.
Deze twee forse delen vormen een ware summa van de Oosterse Liturgie. Hoewel geen zuiver wetenschappelijke publicatie, maar voor een brede kring van lezers bestemd, heeft de Auteur veel waardevol materiaal verzameld en geordend, dat ook de meer ingewijden zal interesseren, vooral daar het niet louter geput werd uit bestaande litteratuur maar tevens uit persoonlijke observatie onder kundige toelichting van geestelijken van de verschillende oosterse riten.
| |
| |
Iedere ritus wordt behandeld in een afzonderlijk hoofdstuk, zowel historisch als beschrijvend. De historische ontwikkeling van de ritus wordt nagegaan in het kader van de bijzondere Kerkgeschiedenis. De zakelijke beschrijving beperkt zich hoofdzakelijk tot de hedendaagse toestand van de liturgie en verstrekt belangrijke gegevens over het Kerkgebouw, de paramenten. kalender, muziek, liturgische taal, boeken, teksten enz. Bijzonder veel aandacht wordt geschonken aan de Liturgie van de H. Mis, wat op zich uitstekend is, vooral daar ook veel teksten in goede vertaling geboden worden. Een beduidend tekort achten wij het echter, dat de toediening der Sacramenten en het goddelijk officie zo goed als niet ter sprake komen, terwijl deze in het Oosten een zo actuële plaats innemen in de liturgische viering van het volk.
Het is een verheugend feit dat een werk van dit formaat kon verschijnen, getuigend van warme belangstelling voor het christelijke Oosten en op zijn wijze bijdragend tot de alom verlangde eenheid.
G.v.N.
| |
G. Kunze. Die Gottesdienstliche Schriftlesung. Göttingen, Vandenhoeck & Ruprecht. 1947, 24 × 16 cm., VIII-224 blz.
Het is merkwaardig dat zelfs van protestantse zijde belangstelling bestaat voor de perikopen der oude katholieke liturgie: studiën van E. Rauke en W.H. Frere gaven daarvan blijk. Thans schreef Dr. Kunze de eerste systematische handleiding voor de perikopenstudie der Oosterse en Westerse liturgiën. De onderhavige literatuur werd uitnemend en zeer kritisch geschift en behandeld. Op verzoek van den Schr. enkele opmerkingen. Dom P. de Puniet's overzichtelijk werk: Le Sacramentaire romain de Gellone, en H. Grisar: Das Missale im Lichte Römischer Stadtgeschichte; Stationen, Perikopen... hadden vermeld moeten worden. In de Romeinse liturgie wordt bij de ontwikkeling der Schriftuurperikopen de belangrijke Ordo Ecclesiae S. Petri (Andrieu Ordo XIV) vergeten. Op p. 138 wordt wel het Antiphonale Blandiniense genoemd, maar niet het zeer oude ‘Kurzmissale’ met perikopen uit de achtste eeuw, thans in den zelfden Brusselsen codex bewaard. Is het wel absoluut zeker dat de H. Januarius in het Evangeliarium van Lindisfarne die van Napels is, en niet de Romeinse Januarius kan zijn? Deze werd afzonderlijk vereerd in cemeterio Praetextatae via Appia. Daarenboven schijnt de perikope van de uitdrijving der kooplieden wel goed toepasselijk voor de wijding van den St Stephanus op den Coelius, een gewezen markthal, etc. Veel licht brachten 2 artikelen van A. Chavasse: Temps de préparation à la Pâque, in Recherches de Sciense religieuse 1945, p. 125 en Le caréme romain... avant le IXe siècle, ibid. 1948, p. 325, waardoor de perikopenstudie over het dode punt heen kwam. Deze aanvullende opmerkingen nemen niet weg dat Dr. K's handleiding voortreffelijk is.
C.C.
| |
Abbé J. Boutet. Manuel historique des Ordinations. Nwe uitg., Brugge, Desclée de Brouwer, 1949. 19,5 × 12 cm., 198 blz.
De Schr. geeft zelf de bedoeling van deze editie weer in het voorwoord: ‘dit boekje, zorgvuldig verbeterd, heeft tot doel aan seminaristen een duidelijke samenvatting te geven van hetgeen thans over de geschiedenis der H. Wijdingen vast staat’. Het boekje blijft een uittreksel van het Pontificaal doordat de gehele tekst der wijdingsplechtigheden in het Latijn en in het Frans er in is opgenomen, terwijl de historische bemerkingen van iedere wijding in enkele bladzijden voorafgaan. Zeer aan te bevelen aan Seminaristen.
C.V.
| |
Ph. Hofmeister O.S.B. Die heiligen Ole in der morgen- und abendländischen Kirche. Wurzburg, Augustinus - Verlag. 1948. 22 × 15 cm., 243 blz., D.M. 13.50.
De aanleiding van dit boek was de toevallige ontdekking door den Schr. van het tijdens den oorlog van 1914-18 aan enkele priesters verleende indult om de HH. Oliën te wijden. Deze wijding toch was sedert onheugelijke tijden in het Westen aan de bisschoppen voorbehouden. Deze ontdekking was aanleiding tot een uitvoerige en a.h.w. volledige studie over de HH. Oliën in de Kerk. Het is slechts jammer dat een personen- en een zaakregister ontbreken; de te sommaire in- | |
| |
houd maakt het moeilijk de vele gegevens terug te vinden. Het boek verdient voor het overige een oprechte aanbeveling.
V.T.
| |
Dr. P. Albert Siegmund O.S.B., Die Uberlieferung der Griechischen Literatur in der Lateinischen Kirche bis zum zwölften Jahrhundert. (Band V der Abhandlungen der Bayerischen Benediktiner-Akademie), Filser-Verlag, München-Pasing 1949, 22 × 15 cm., 308 blz.
Wanneer in de 4e eeuw de kennis van het Grieks in het Westen meer en meer afneemt, houdt daarmee de belangstelling voor de Griekse geschriften geen gelijke tred maar zal het Westen nog lang blijven putten uit wat het Oosten gedacht en geschreven heeft. De tijd van vertaling en adaptatie is aangebroken. En al was hun bescheiden rol al te spoedig uitgespeeld, toch is zonder twijfel de invloed van de Griekse kerkelijke litteratuur op de middeleeuwse latijnse kerk groot geweest, zij het dan dat deze grootte nog niet over het gehele gebied wetenschappelijk gepeild werd. Schreef G. Bardy reeds een interessant overzicht betreffende dit onderwerp (La question des langues dans l'Eglise ancienne I, c.V.) ons uitzicht gevend op een spoedige voortzetting ervan, Dom Siegmund levert een meer technische bijdrage tot dit onderzoek. In de middeleeuwse bibliotheekcatalogen en andere in Hoofdstuk 1 opgesomde bronnen gaat hij na welke oudchristelijke geschriften in het latijn vertaald werden, waar en door wie dit geschiedde en waar de manuscripten bewaard en dus gelezen werden. Aldus ontstaat een nauwkeurig inventaris van positieve gegevens betreffende de verspreiding van Griekse werken in het middeleeuwse Westen. Zelfs indien dit onderzoek een algemene conclusie nog niet rechtvaardigt, zoals de Auteur bescheiden opmerkt, toch zal die conclusie steeds in belangrijke mate gebaseerd blijven op zijn wetenschappelijke arbeid.
G.v.N.
| |
St. Athanasius, The life of Saint Antony newly translated & annotated by R.T. Meyer. (Ancient Christian Writers, No. 10) Westminster, Maryland, Newman Press, 1950, 22 × 15 cm., 154 blz. $ 2,50.
Het leven van St. Antonius Abt, verhaald door de grote St. Athanasius, kende in de oudheid reeds een grote verspreiding in het Westen, waar het een grote invloed uitoefende, dank zij de algemeen gelezen en overgeschreven latijnse vertaling ervan.
In onze tijden geniet hetzelfde heiligenleven eenzelfde universele populariteit, gezien de talrijke moderne vertalingen, die ervan bestaan, waaronder echter deze nieuwe uitgave zeker een eerste plaats zal gaan innemen.
Even verzorgd uitgegeven als de vorige delen, bezit ook dit 10e deel van de ACW. alle goede eigenschappen, die wij in de gehele reeks blijven bewonderen.
Voorzien van een sobere doch goede inleiding en van vakkundige aantekeningen zal deze uitmuntend vertaalde tekst ongetwijfeld velen weten te boeien, vooral ook degenen, die belang stellen in de geschiedenis van het monnikenleven.
G.v.N.
| |
P. Nautin, Hippolyte, Contre les hérésies Fragment), Etude et édition critique (Etudes et textes pour l'histoire du dogme de la Trinité, II). Paris, Editions du Cerf, 1949, 25 × 17 cm., 282 blz., 850 fr.
P. Nautin heeft reeds grote bekendheid verworven door zijn studies over S. Hippolytus, waaronder zijn thesis over ‘Hippolyte et Josipe’ wel het grootste opzien baarde onder de deskundigen om zijn ingrijpende conclusies, geheel in tegenspraak met de algemeen aanvaarde mening. Een nieuwe bevestiging van zijn opinie levert de Auteur in dit nieuwe werk, dat een critische editie bevat van het Fragment contra Noëtum, waarmee Hippolytus zijn Syntagma contra haereses besluit. Van dit document, dat van essentiële waarde is voor de geschiedenis van het dogma van de H. Drieëenheid vóór het Concilie van Nicea, bestonden tot op heden slechts zeer onvoldoende edities. Ook verschaft ons P. Nautin een eerste uitvoerig commentaar op deze bijzonder moeilijke tekst, waarin hij zowel de litteraire als doctrinaire positie van het fragment aan een diepgaand onder- | |
| |
zoek onderwerpt. De verrassende uitkomsten van deze studie zullen niet nalaten, evenals die van het vorige deel, enige reactie en wellicht scherpe critiek uit te lokken, doch de laatste zal geen gemakkelijke taak hebben, gezien de kracht der overtuiging, waarmee de Auteur ons zijn stellingen presenteert, deze baserend op een uitstekende analyse der documenten en een puike tekstuitgave.
G.v.N.
| |
A. Kolping. Sacramentum Tertullianeum Munster, Regensberg. 1948 21 × 15 cm. 109 blz., kart. DM. 6.
Sch. onderwerpt de betekenis van het woord ‘Sacramentum’ bij Tertullianus aan een nieuw onderzoek. Reeds velen, vooral de Backer en Casel hebben uitvoerig hun mening over dit vraagstuk gezegd. Aan niet christelijke en klassieke geschriften wijdt Schr. veel aandacht en hij komt tenslotte tot de conclusie, dat het woord sacramentum bij Tertullianus meestal mysterie betekent; hij schaart zich dus ten naasten bij aan de zijde van Casel. Ondanks het feit dat de studie diepgaand en degelijk is, zal zij niet ieders instemming wegdragen. Men heeft te weinig aanknopingspunten in de christelijke litteratuur uit denzelfden tijd, om tot zekerheid te kunnen geraken.
V.T.
| |
J. Montalverne, O.F.M., Theodoreti Cyrensis doctrina antiquior de Verbo ‘inhumato’ (A. circiter 423-435), Romae (Antonianum) 1948, XLI-228 p., 16 × 25 cm.
De schrijver geeft ons een waarlijk objective studie over de orthodoxie van Theodoretus. Wie dit boek heeft doorgewerkt, zal in staat zijn zich een persoonlijk oordeel over dit moeilijk probleem te vormen, en hij zal zijn gids dankbaar zijn voor diens zakelijk, nooit opdringerig betoog. P. Montalverne heeft zeker zijn eigen opvattingen over de kwestie, hoe zou het anders kunnen? Maar deze komen nooit in het geding: hij laat slechts de feiten en de documenten spreken, terwijl hij zijn lezers zelf de conclusies uit het geboden materiaal laat trekken. De schr. zal het ons dan ook ongetwijfeld niet euvel duiden als wij met dezelfde eerlijkheid, en aan de hand van de door hem verstrekte gegevens, onze conclusies enigszins anders formuleren. De auteur is van mening, dat Theodoretus onder evoluerende formules steeds dezelfde christologische leer heeft aangehangen. En als hij slechts over de ‘doctrina antiquior’ spreekt, dan is dat waarschijnlijk omdat zijn latere leer door het concilie van Chalcedon gewaarborgd wordt. De bisschop van Cyrus zou echter nooit begrepen hebben, dat de éne Persoon van Christus de goddelijke Persoon van het Woord is. Schrijver geeft toe dat dit het zwakke punt is, maar hij meent dat het in de 5de eeuw nog niet tot het gedefinieerde dogma behoorde. Wij geloven daarentegen, dat het juist de kern van het in 431 gedefinieerde ‘Theotocos’ is, dat bijgevolg de ‘doctrina antiquior’ van Theodoretus, objectief genomen, met die officiële orthodoxie in strijd was, en dat zijn verzoening met de Kerk in 435 het opgeven van dit zwakke punt betekend heeft.
H.D.
| |
C. Balic, O.F.M., Circa theologiam iubilaei maximi, Romae (Antonim), 1950, 30 p., 17 × 24 cm.
De twee laatste bladzijden van deze brochure geven de ‘theologie van het Heilig Jaar’ in acht stellingen samengevat, maar zonder de discussies waaraan deze in een academische zitting van het Antonianum onderworpen zijn. Het afdrukken van de historische inleiding van P. Balic, rector van dit franciscaanse studiecentrum, heeft het mogelijk gemaakt de stellingen te publiceren.
H.D.
| |
Fr. Dvornik. Le Schisme de Photius. Histoire et légende. Préface de Y. Congar O.P. Collection ‘Unam Sanctam’ 19. Paris, Editions du Cerf, 1950, 23 × 14 cm., 672 blz., 950 fr.
In de waardevolle serie ecclesiologische studies ‘Unam Sanctam’ werd als 19e deel dit historische standaardwerk van F. Dvornik over Photius opgenomen. Oorspronkelijk in het Frans geschreven werd het door de Auteur gedurende zijn verblijf in Engeland in het Engels omgewerkt, in welke taal de editio princeps verscheen.
Y. Congar O.P. rechtvaardigt in een
| |
| |
uitvoerige inleiding deze historische publicatie in het kader van een zuiver theologisch-gerichte reeks door te wijzen op het oecumenisch aspect van de huidige ecclesiologie en op de noodzaak van een goede historische informatie voor een vruchtbaar herenigingswerk. Het feit van deze uitgave is tevens een merkwaardige bevestiging van de stelling, welke de Auteur onlangs verdedigde, nl. dat het historisch onderzoek de hechte basis vormen moet van de theologische studies. F. Dvornik spreekt hier uit ondervinding.
Indertijd werd de Engelse editie van dit werk op deze plaats uitvoerig door ons besproken.
G.v.N.
| |
H. Soderberg, La religion des Cathares. Etude sur le gnosticisme de la basse Antiquité et du Moyen age. Thesis. Uppsala, Almquist & Wicksells, 1949, 25 × 16 cm., 300 blz.
De ketterij der Katharen (Ketters) verspreidde zich vanaf de 11e eeuw over een groot deel van West-Europa. Het is nog een open vraag of deze leer die van onmiskenbaar gnosticistische trekking is, direct verband houdt met het Gnosticisme en Manichaeisme van de oudheid, en beinvloed werd door de laat-antieke uitlopers van deze stromingen, de leer der Messalanen, Paulicianen en Bogomilen. De onderlinge verhouding van deze sekten trekt op het ogenblik zeer de aandacht van de specialisten. De uitstekend bewerkte thesis van H. Söderberg vormt een vruchtbare bijdrage tot dit onderzoek en is van actueel belang voor historici en voor theologen. Op de probleemstelling volgt een historisch overzicht, waarna de leerstellige uiteenzetting het corpus van het boek uitmaakt. Achtereenvolgens worden de hoofdthemas van de leer uitvoerig besproken, en de voornaamste elementen van de godsdienstige praktijk beschreven. De inhoud van een dergelijk overvloedig gedocumenteerd en zeer gedétailleerd werk leent zich niet tot een résumé. De welwillende medewerking en steun van erkende autoriteiten op dit gebied, zoals H.C. Puech en A. Dondaine O.P., verlenen aan de Auteur en aan diens werk de garantie van wetenschappelijke objectiviteit, die ieder boek van blijvende waarde kenmerkt.
G.v.N.
| |
Ambroise de Milan: Des Sacrements, des Mystères. Texte latin; Introduction, traduction et notes de Dom B. Botte O.S.B. Collection ‘Sources chrétiennes’ N. 25, Paris Editions du Cerf, 1950. 20 × 13 cm., 212 blz., 425 fr.
In afwachting van de definitieve tekstcritische uitgave, voorbereid door O. Faller S.J. voor het C.S.E.L., geeft Dom Botte ons een uitstekend verzorgde Latijnse tekst, samengesteld volgens de voornaamste handschriften, waaronder de oudste tot heden ongebruikt bleven, zodat deze editie een beduidende vooruitgang betekent op de bestaande uitgaven en dus voortaan onmisbaar is voor iedere ernstige studie op dit gebied. In de beknopte inleiding vinden wij behalve de nodige gegevens over de handschriften en de tekst een uiteenzetting van de iniatieriten en de Paasprediking te Milaan, zoals deze uit de analyse van de tractaatjes kan worden afgeleid. Uit het sobere, klare exposé van de Schrijver blijkt duidelijk de grote documentaire waarde van deze teksten voor de studie van de Liturgie en de praktijk van de prediking, waarvan zij een klassiek en inspirerend voorbeeld zijn. Enkele noten in de tekst verwijzen de lezer naar verklarende litteratuur. De gebruikelijke zeer nuttige indices voltooien ook dit 25e deel van de wetenschappelijk-technisch waarlijk hoogstaande serie ‘Sources chrétiennes’.
G.v.N.
| |
H.C. Puech. Le Manichéisme. Son fondateur, sa doctrine. Paris, Civilisations du Sud. S.A.E.P., 1949. 19 × 14 cm., 700 bf.
Het Manicheisme, dat op het eind van de 3e eeuw in het Oosten ontstaat, openbaart zich in de vorm van een syncretistische godsdienst, waarin zich de meest verscheiden antiek-oosterse en christelijke elementen verenigen. Een van de machtigste stromingen van christelijk gnosticisme, heeft een grote verspreiding, langdurig bestaan en bijgevolg onmetelijke invloed gehad, zodat de Uitgever het terecht kan noemen ‘une tentative de religion universelle’. H.C. Puech, wiens naam gezag heeft op het terrein van de Patrologie en oud-christelijke geschiedenis, resumeert in deze bladzijden de grote
| |
| |
werken welke hij in voorbereiding heeft betreffende het leven van Mani en de riten van het Manicheisme. Het is de tekst van twee conferenties te Rome gehouden in 1946, voorzien van uitgebreide aantekeningen, die meer dan de helft van het boek uitmaken en overigens uitsluitend bestemd zijn voor ter zake kundigen. De waarde van deze studie is vooral gelegen in het benutten van recent ontdekte bronnen, aan de hand waarvan de Auteur opmerkelijke preciseringen aanbrengt zowel in de biographie van Mani als in de leer die zijn naam draagt.
Het nut van dergelijke schetsen is tweevoudig. Zij maken het resulaat van een gespecialiseerde studie toegankelijk voor een bredere kring van lezers, terwijl de insiders reeds een voorproef ontvangen van de definitieve publicatie, waarin de Auteur zijn voordeel kan doen met de eerste reacties op zijn aldus gelanceerde stellingen.
Het initiatief van het Musée Guimet verdient alle lof.
G.v.N.
| |
Eug. Marcotte O.M.I. La Nature de la Théologie d'après Melchior Cano. Ottawa, Editions de l'Université. 1949. 25 × 16,5 cm. 217 blz., 3 Can. doll.
Deze doctoraatsthesis is een commentaar op het beroemde tractaat van Melchior Cano ‘De Locis theologicis’. De auteur heeft gebruik gemaakt van bekende studies over dit onderwerp geschreven door P. Gardeil, Marin-Sola en Lang. Wij zouden aanraden naast dit werk de scherpe studie van P.v.d. Putte: ‘De Dogmatische waarde van de theologische redenering’ te gebruiken. P.v.d. Putte besteedt meerdere pagina's aan Cano om aan te tonen dat het probleem der theologische conclusies bij hem niet tot de gewenste klaarheid komt. Pater Marcotte is echter niet zo diep op de zaken ingegaan en heeft zich meer door de meest algemene en gangbare interpretatie laten leiden. Aan theologen is dit werk aan te bevelen.
C.V.
| |
M.J. Scheeben. Handbuch der Katholischen Dogmatik. Erstes und Zweites Buch (Band III und IV der Gesammelten Schriften), 2 dln., Freiburg, Herder, 1948, 24 × 16 cm., LX-511 en XX-479 blz., Geb. DM. 23 per dl.
Onder leiding van Jozef Höfer is een groep Duitse theologen in 1941 begonnen een kritische uitgave te bezorgen van alle werken van M.J. Scheeben. Zij beperken zich echer niet tot het uitgeven van den tekst, maar behalve de uitgebreide inleidingen voorzien zij hem ook van talrijke aantekeningen waardoor de leer van Scheeben wordt opgehelderd, het karakteristieke ervan wordt aangetoond en ook wordt aangevuld met de gegevens van de latere theologie. In 1941 zijn reeds twee delen verschenen; maar zoals zoveel wetenschappelijke arbeid is ook deze grote onderneming door de oorlog doorkruist. Thans zijn de twee eerste boeken van het Handbuch der Katholischen Dogmatik die zoals Mgr. Grabmann zegt ‘het hoogtepnut vormt van Scheebens theologische denken’, verschenen. Zij worden ingeleid door een lang voorwoord van Prof. Höfer over het ontstan van het Handbuch, zijn eigen karakter, de verschillende drukken die ervan verschenen, terwijl boek 1 (over de theologische kennisleer) door Grabmann en boek II (de leer over God: De Deo uno et trino) door Prof. Schmaus wordt ingeleid. Scheeben was ongetwijfeld de grootste dogmatische theoloog uit de 19e eeuw die begaafd met een scherpe, speculatieve geest, en zeer vertrouwd met de patristiek, vooral met de leer der griekse Vaders, met de middeleeuwse en latere scholastiek, in grote harmonie de metaphysiek, de speculatieve theologie en het geestelijk leven verbond en de onderlinge samenhang der verschillende geloofspunten en hun samenhang met de beginselen van de rede in het licht wist te stellen. Het verschijnen van de critische uitgave zijner werken is dan ook van harte toe te juichen.
J.M.
| |
A. Gardeil, O.P., Le Saint-Esprit dans la Vie chrétienne, 229 p., 16 × 12 cm., Paris. Ed. du Cerf 1950.
Het boekje dat wij aankondigen, is de vierde editie van een klein opus posthumum van den bekenden dominicaan Pater A. Gardeil († 1931). Het werd in 1942 voor het eerst in het licht gegeven door Pater H.D. Gardeil, O.P., neef en ordegenoot van den auteur. De tekst van deze retraite is echter geen redactie van Pater Gardeil zelf, het zijn aantekeningen van een zijner toehoorsters, een zuster
| |
| |
dominicanes van Beaune, door den spreker herzien, goedgekeurd, en zelfs voor zijn persoonlijk gebruik overgenomen. Behalve de gedegen leer van een diepzinnig theoloog, zal men hier althans enige sporen van bezieling terugvinden, die het levende woord van dezen meester gekenmerkt moet hebben.
H.D.
| |
Reg. Garrigou-Lagrange, O.P., L'Eternelle Vie et la profondeur de l'âme, 379 p., 21 × 13 cm., Paris, Desclée de Brouwer, 1950.
Al noemt de schrijver zelf zijn werk ‘een tractaat over de Uitersten in het Frans’, en al worden de voornaamste eschatologische problemen hier inderdaad behandeld, toch zou de lezer die er voornamelijk dit in zocht, teleurgesteld uitkomen. Het eigenlijke onderwerp van het boek is door den ondertitel aangegeven: ‘de diepte der ziel’, d.i. de onverzadelijke streving van de menselijke wil die open staat voor het oneindige en in geen enkel geschapen goed ooit bevrediging zal kunnen vinden. Het licht van de katholieke dogma's der Uitersten op deze wijsgerige waarheid werpen, en omgekeerd met behulp van dit gegeven der rede dieper in de Openbaring der laatste dingen doordringen, dat is de eigenlijke opzet van het werk. Dit verklaart den stijl, die meer heeft van een meditatieboek of van een ascetische verhandeling dan van een zuiver bespiegelend theologisch tractaat. Zo ontbreken zelfs niet de stichtende ‘verhaaltjes’ in den trant van de Maart-, Mei- en Juni-boekjes van onzen seminarietijd. Dezelfde opzet verklaart waarschijnlijk ook, dat men in dit boek geen sporen kan ontdekken van de gelukkigerwijze heden ten dage weer ontwakenden echatologischen zin. Een recensent betreurt het, o.i. terecht, dat de band der laatste mysteries met het Paasmysterie niet gelegd is, en dat de Verrijzenis des vleeses bij de accidentele zaligheid gerekend wordt. Zeker is de essentiële zaligheid, volgens St. Thomas, reeds vóór de Verrijzenis volledig, maar in den zin waarin men ook zegt dat de gescheiden ziel het volledig menselijk bestaan heeft, zonder de volledige menselijke natuur te bezitten (I-II, 4, 5, 2m). Zo hebben de heiligen onverminderd den akt der zalige aanschouwing, wat zij vooralsnog moeten missen, is de redundantie van die glorie over den gehelen mens. De redundantie echter iets accidenteels noemen is vergeten wat St. Thomas (in een ander verband) zegt: Illud quod advenit
post esse completum accidentaliter advenit, nisi trahatur in communionem illius esse completi (III, 2, 6, 2m).
H.D.
| |
C.M. Edsman. Ignis divinus. Le feu comme moyen de rajeunissement et d'immotalité: contes, légendes, mythes et rites. Lund, Zweden, Gleerup 1949. 24,5 × 17,5 cm., 307 blz., Kr. 12.
De Schr., vooral bekend door zijn studie over de vuurdoop, behandelt in dit werk de opvattingen over het vuur als middel van verjonging en onsterfelijkheid. Het werk getuigt van een grote belezenheid en eruditie. Door de overvloed van materiaal zijn de grote lijnen echter nogal vervaagd, zodat men meer dan eens wel veel bomen maar niet het bos ziet. Des te meer voelt men het ontbreken van registers als een ernstig tekort. De thesis dat de vuurdoop als middel tot onsterfelijkheid en volmaaktheid mogelijk een rituele oorsprong had zou misschien nog versterkt en tevens verbreed kunnen worden door een studie van het brandoffer. Het boek is ongetwijfeld, vooral door zijn rijkdom aan materiaal en goed beoordeelde teksten en feiten, belangrijk.
V.T.
| |
Marie-Eugene de l'enfant-jesus O.C.D. Je veux voir Dieu. Tarascon, Carmel. 1949, 23 × 14 cm., 471 blz., 600 fr.
Men kan tegenwoordig overal een verheugende opleving bespeuren in de belangstelling voor de mystieken. Een gelukkige reactie tegen de alles vernietigende materialistische geest. Sindt vijftien jaren heeft Schr. zowel aan leken als aan kloosterlingen een cursus over mystiek gegeven, cursus waar de theorie aan de praktijk getoetst werd. Het boek dat wij hier bespreken is voortgekomen uit die lange studie en die uitgebreide kennis. Schr. die de leer van de H. Teresia beter wil doen kennen en beleven volgt de grote Carmelites die in haar ‘Kasteel
| |
| |
der ziel’ een volledige beschrijving geeft van de opgang der ziel, en welks plan als leidraad heeft gediend. Daarin wordt dan, om sommige punten duidelijker te maken, de leer van de H. Joannes van het Kruis ingelast, of het voorbeeld van de H. Teresia van Lisieux en van Zr. Elizabeth van de Drieëenheid aangehaald: beiden hebben, op haar persoonlijke wijze, van de leer van de Carmel geleefd. Het boek wordt in drie delen verdeeld: ‘Perspectives’ waarin ons het programma van de teresiaanse spiritualiteit voorgelegd wordt; ‘Premières Etapes’ dat overeen komt met de 3 eerste woningen van het ‘Kasteel der ziel’; Contemplation et Vie Mystique’ dat ons een algemene inleiding geeft in de volgende woningen. Een tweede boek (Je suis fille de l'Eglise) zal ons verder daarover inlichten. Het lijkt ons overbodig na de inhoud en de leidende gedachte van dit werk gegeven te hebben, het nog verder aan te prijzen: goede waar prijst zich zelf! Iedereen die iets van de geestelijke literatuur weet, weet ook welke plaats de Carmelitaanse school daarin heeft; het boek dat wij hier voor ons hebben zal niet weinig bijdragen om de geschriften van de H. Teresia van Avila nog beter te doen benutten en waarderen tot groot heil der zielen.
E.M.
| |
Collectie ‘Les grands Auteurs spirituels’ uitgegeven door ‘Fides’ Montréal, Canada, verkrijgbaar te Parijs, Fides 120 bd. Raspail, 35 fr. per deel.
Van uit Canada komt ons een op katholiek gebied interessante onderneming. Het is een collectie franse brochuurtjes van om de 30 blz. die ons de teksten geven van vooraanstaande geestelijke auteurs. Voor het grootste gedeelte van de katholieke lezers zijn die teksten onbereikbaar omdat ze verborgen liggen of in dure boeken of in boeken die al lang uitverkocht zijn. Iedere tekst is voorafgegaan door een kort maar zakelijk voorwoord over de tekst en over zijn auteur. Goede waar prijst zichzelf; het zal voldoende zijn de lijst van de uitgegeven titels weer te geven om de waarde van deze collectie te onderstrepen. H. de Causade: L'Abondon à la Providence divine: St. Jean Chrysostome: Les Béatitudes; Ambroise de Lombez: La Paix intérieure; Ste Thérese d'Avila: Le Pater; Dom Guéranger: Le Carême; St. Bernardin de Sienne: St. Joseph; J.N. Grou: Amour de Dieu; Barthelemy Baudran: La Vie intérieure: G.J. Carron: La douceur; H.M. Boudon: Le chemin royal de la Ste Croix; St. Alphonse de Liguori: Les vertus de Marie; St. Francois de Sales: L'humilité; M. Pallu: La charité; Berthier: Présence de Dieu; Scupoli: Chemin du Paradis; de Saint-Jure: La pureté d'intention; W. Faber: Oraison mentale; Ludolphe le Chartreux: Les sept paroles du Christ; du Pont: L'Action du St-Esprit; St. Curé d'Ars: Respect humain; Libermann: Direction spirituelle; J. Surin: Le renoncement; Amb. de Lombez: La joie intérieure: Quadrupani: Qui est mon prochain: St. Léonard de Port-Maurice: La sainte Messe; Lacordaire: La miséricorde; Louis de Grenade: La voie d'amour; St. Cyprien: L'Oraison dominicale; Bx. P.J. Eymard: Le T. Saint Sacrement; St. Jean Eudes: Magnificat.
E.M.
| |
C. Richstaetter S.J. Christusfrömmigkeit in ihrer historischen Entfaltung. Köln, Bachem, 1949, 22 × 15,5 cm., VII-497 blz. DM. 13,50, geb. 18.
Er heeft volgens het plan van Gods wijsheid en onder leiding van zijn voorzienigheid in de loop der tijden een ontwikkeling plaats in de leer der Kerk en in het devotieleven. De Schr. die bekend is door zijn geschiedkundige studies over de H. Hart-devotie in Duitsland, en door zijn werken over de mystiek, heeft in dit boek getracht na te gaan hoe dit tot uiting komt in de godsvrucht tot Christus en onderzocht hoe de gelovigen zich de figuur van Christus voorstelden en hoe dit zich weerspiegelde in hun gebedsleven. Daarmee wil hij een aanvullend hoofdstuk schrijven voor de Kerkgeschiedenis die zich maar al te vaak te veel beperkt tot de uitwendige geschiedenis der Kerk. Het is zeker dat de aandacht en de godsvrucht van de biddende ziel niet altijd tot hetzelfde aspect van Christus persoon getrokken werd, dat b.v. het beeld dat de Middeleeuwen zich van Hem vormden anders was dan dat van de Oudheid, al moet men zich hier toch voor alle overdrijving hoeden. Het is buiten- | |
| |
gewoon leerzaam zo aan de hand van den geleerden Schr. de gehele geschiedenis der Kerk van af de vroegste tijden tot rond 1800 (een tweede deel volgt nog) te doorlopen. De Sch. heeft een reuzenarbeid verricht die getuigt van een grote belezenheid, maar we durven niet beweren dat alles even degelijk is! Zo worden bijv. de Mauristen en Bérulle alleen maar als tegenstanders van de Oefeningen van St. Ignatius beschouwd, terwijl men zwijgt over de bloeitijd der Mauristen, en Bérulle met de Franse School toch zeker een afzonderlijk hoofdstuk had verdiend. Er is trouwens een te grote plaats gegeven aan de Exercitiën van St. Ignatius (40 blz.) en hun invloed, als men ziet dat de Regel van St. Benedictus het met één enkele bladzijde moet stellen. Zonder het boek dus als een definitief werk te beschouwen, achten wij het toch een mooie aanwinst voor de geschiedenis der vroomheid.
J.M.
| |
J. Goldbrunner. Heiligkeit und Gesundheit. Freiburg, Herder, 1949, 18,5 × 11 cm., 62 blz., DM. 1,20.
Een lezing die zeer gezonde opvattingen behelst over de respectieve plaats van lichaam en ziel in het streven naar heiligheid, over de goddelijke deugden en hun invloed op de gezondheid. Zeer aan te bevelen.
J.M.
| |
Cardinal Tisserant, L'Eglise militante. Paris, Bloud & Gay. 1950, 18,5 × 12 cm., 160 blz. 180 fr.
Wij vinden hier een 8-tal toespraken en herderlijke brieven van Z. Em. Kardinaal Tisserant, secretaris van de Congregatie voor de Oosterse Kerk. De twee hoofdstukken die over de Kerk achter het ijzeren gordijn spreken zowel als de andere die over de ware vrede of over de beschaving handelen, hebben alle tot doel ons te doen beseffen dat wij ons verleden aan de godsdienst te danken hebben en dat onze toekomst alleen maar met en door de godsdienst veilig zal zijn.
E.M.
| |
Unité chrétienne et Tolérance religieuse. Paris, Edit. du Temps Présent, 1950, 18,5 × 12 cm., 310 blz. 300 fr.
Door verschillende schrijvers van het katholieke en protestantse kamp wordt de houding der katholieken tegenover de dwalende broeders, zoals deze in de loop van de geschiedenis zich voordeed, behandeld. De schrijvers komen tot de conclusie dat de godsdienstige verdraagzaamheid bij de katholieken zeer gering was en dat zij zich werkelijk op de borst moeten kloppen het tweede gebod van Christus aldus te hebben verwaarloosd. Na dit onderzoek van de geschiedenis, gaan zij er toe over een middel aan te wijzen de christelijke eenheid te bevorderen: de liefde, de verdraagzaamheid. Tenslotte zijn als derde deel van dit boek de officiële documenten over het oecumenisch vraagstuk opgenomen, o.a. het monitum van het H. Officie van 5 Juni 1948, het gezamenlijk herderlijk schrijven van het Nederlands Episcopaat over het oecumenisch congres van Amsterdam, de boodschap van de oecumenische vergadering van Amsterdam en last not least de instructie van het H. Officie van 28 Februarie 1950.
Om het boek van het juiste standpunt uit te lezen, is het nuttig te beginnen met de laatste pagina's die de tekst van de instructie van het H. Officie geven. Grote voorzichtigheid raadt de Kerk aan om het goed van de katholieke waarheid niet door oecumenisch contact in de ogen van andersdenkenden tot een godvruchtige opinie te verlagen. Wanneer men de eerste bladzijden van het boek leest, is men wel eens bevreesd dat men te gemakkelijk het katholieke standpunt tegenover de opkomende dwaalleer als onverdraagzaamheid kenmerkt. Wij willen heus niet zeggen dat overal goed en rechtvaardig werd gehandeld door de katholieken, maar wij zouden toch willen aanmerken dat de Kerk uit een diep besef het ‘bonum commune’ der geopenbaarde waarheid te moeten handhaven, dit met opoffering van 't ‘bonum particulare’ moest doen. Dat de Kerk ketters streng veroordeelde, was voor haar een bescherming van het ‘bonum commune’: en er kan geen sprake van zijn, dat zij door in princiep zo te handelen tegen de liefde misdeed. Het zou ons aangenaam geweest zijn, wanneer men dit standpunt van de Kerk eerlijk had behandeld om van daaruit een betere beoordeling van de geschiedenis te verkrijgen, zonder maar in iets de verkeerde excessen te willen wegpraten.
C.V.
| |
| |
| |
E. Eichman. Lehrbuch des Kirchenrechts 2 dln. (neu bearbeitet von K. Mörsdorf) Paderborn. F. Schöningh, 1950, 24 × 16 cm., 528 en 504 blz. beg. DM. 18 per deel.
Deze nieuwe uitgave van Eichmann verrijkt op waardige wijze het aantal handboeken over kerkelijk recht. Zijn commentaar op de Codex behoort tot de beste, die er verschenen zijn. Moge men al betreuren, dat het steeds meer de gewoonte wordt dusdanige boeken in de volkstaal uit te geven, het valt niet te ontkennen dat voor velen zulks een uitkomst is. Schr. geeft zijn uiteenzetting op aangename, verhalende manier in de volgorde zelf van de Codex, doch zonder telkens iedere canon apart aan te halen en te behandelen; helderheid van taal en een overzichtelijke indeling kenmerken zijn werk. Ook civilisten zullen er bij gelegenheid gaarne gebruik van maken. Het eerste deel geeft, behalve de inleiding over het recht in het algemeen, de bronnen en wetenschap van het kerkelijk recht, en een beknopte maar uitstekende verhandeling over de verhouding tussen Kerk en Staat, de eerste twee boeken van de Codex: het tweede deel het derde boek. Met belangstelling wachten we op het laatste deel, waarin het vierde en vijfde boek behandeld zullen worden. Voor Duitsers geschreven, wordt ook het Duitse recht daarin voortdurend aangehaald. Schr. blijft in de grote lijnen: sommige preciseringen hadden echter nuttig kunnen worden toegevoegd. Om een enkel voorbeeld aan te halen: in geval van error communis (can. 209) kunnen ook zij die van de dwaling op de hoogte zijn, daarvan een geldig gebruik maken, en ook, minstens voor een voldoend motief, een geoorloofd. Voegen wij er tenslotte aan toe, dat de uitwendige presentatie eveneens goed voldoet, al is het jammer, dat het eerste boek op zulk een slecht oorlogspapier is gedrukt.
G.S.
| |
F. Jette O.M.I. Qu'est-ce que la Missiologie? De l'unité scientifique en missiologie. Ottawa, Ed. de l'Université, 1950, 19,5 × 12,5 cm., 180 blz. 3 Doll.
De universiteit van Ottawa toont een grote productiviteit op theologisch gebied. Zeer vele en ook belangrijke werken werden door haar gepubliceerd, die getuigen dat haar professoren zich levendig bezig houden met de actuele problemen der theologie.
Professor Jetté biedt thans een boekje aan over Missiologie. Hij wil louter uit theologisch standpunt de kwestie behandelen of men van missiologie kan spreken als van een aparte wetenschap met apart obiect. De schrijver geeft toe dat formeel gesproken de missiologie geen aparte wetenschap is; maar toch als tractaat der Ecclesiologie een ‘certain corps de doctrine organisé’ bezit, dat recht geeft op de titel van wetenschap.
Ons lijkt deze studie tamelijk subtiel en zelfs overbodig omdat zij geen nieuw licht werpt op deze kwestie, maar eerder verwarrend werkt. Ook het exposé, in dit boekje gegeven, getuigt niet steeds van grote klaarheid, maar doet denken aan een vlot conférencier, die zijn notities publiceert.
C.V.
| |
G. Bardy. L'Eglise et les derniers Romains. Paris Editions Robert Laffont 1948, 19 × 14 cm., 299 blz.
Op de hem eigen onderhoudende wijze beschrijft G. Bardy, wiens vaardige pen bewondering afdwingt, een van de meest bewogen tijden van de Kerkgeschiedenis, de eeuw van de Germaanse invallen en het eind van het Romeinse rijk. De schokkende gebeurtenissen van die jaren laten niet na indruk te maken op de grote geesten van die tijd, en hun geschriften getuigen van de weerklank der feiten in de mensenziel. Juist dit heeft de Auteur trachten weer te geven. Daarom geeft hij niet een doorlopende beschrijving van de geschiedenis, doch beperkt zich tot bepaalde groepen van schrijvers, wier reacties het verloop van de eeuw karakteriseren. Van de bloeiperiode van het christelijk humanisme met grote figuren als S. Ambrosius, S. Augustinus en S. Hieronymus, voert de Schrijver ons doorheen de overgangscrisis, waarvan een monument als de Civitas Dei en de persoonlijkheid van Paus Leo gewagen, naar de nieuwe orde, die ook haar christelijke glorie kent, getuige de opbloei van het monnikenleven onder Cassiodorus en vooral S. Benedictus. Het slot van dit boek neigt tot pessimisme, wanneer het 't einde ver- | |
| |
kondigt van de Romeinse beschaving. Naar onze bescheiden mening vaart de Romeinse Kerk met onverminderde snelheid voort onder dezelfde vlag. Alles tesamen een zeer lezenswaardig boek.
G.v.N.
| |
A. Fliche, Ch. Thouzellier et Y. Azais. La Chrétienté romaine 1198-1274. T. X de l'Histoire de l'Eglise de Eliche et Martin. Paris, Bloud et Gay, 1950, 25 × 16,5 cm., 512 blz. 960 fr.
De grote Kerkgeschiedenis van Fliche en Martin behoeft geen aanbeveling meer: het is een klassiek werk geworden! En daarom juist is het te hopen dat men niet al te lang zal moeten wachten op de nog niet verschenen delen. Het Xde deel dat zo juist verschenen is handelt over ‘la chrétienté romaine’. Het is grotendeels van de hand van Aug. Fliche zelf en begint met Innocentius III, een van de grootste Pausen, die de 4de Kruistocht organiseerde, de Kerk hervormde en de vorsten in bedwang hield zowel in het Keizerrijk als in Frankrijk, in Engeland en in Italië. Het was niet alleen in het Westen dat hij met moeilijkheden te kampen had! Tijdens de Kruistocht lieten de Kruisvaarders zich meeslepen om Byzantium te veroveren en een latijns Keizerrijk in Constantinopel te stichten in plaats van naar het H. Land te trekken. Tegen de ketterijen, (Katharen en Waldenzen) trad Innocentius III ook met alle kracht op. Fliche geeft ons een heel interessante studie van dezen Paus die volgens velen (Sabatier, Hauck, Kampe, Leclercq) meer een politiek heerser dan een Paus zou geweest zijn. Hij laat ons een ander en m.i. juister beeld zien van dezen Paus, die weliswaar een groot politicus was, maar dit alleen was omdat hij tegen de grote eerzuchtige vorsten te kampen had om het Christendom een groter godsdienstig leven en meer liefde in te storten. Zijn opvolgers, Honorius III, Gregorius IX, Innocentius IV hebben met dezelfde moeilijkheden te doen gehad. In 1274 heeft de H. Stoel bereikt dat het Christendom zich weer rond de Paus schaarde. Men heeft er het bewijs van kunnen zien in het Concilie van Lyon! Daar werd er van geen ketterij meer gesproken, de Kerk denkt weer aan de Kruistochten; nu is de eenheid terug gevonden, zelfs tussen Westen en Oosten. Hetgeen waarnaar Gregorius VII en Innocentius III streefden is verwezenlijkt: de ‘Chrétienté romaine’ is werkelijkheid en de Paus is er de leidsman van. Maar... het zal
niet lang zo mooi blijven! Dat is echter voor een volgend boekdeel van deze merkwaardige Kerkgeschiedenis waarvan ieder verschijnend deel de hoge verwachtingen vervult die een onderneming met zo'n hoge reputatie wekt.
E.M.
| |
Ch. de Clercq. Histoire des Conciles. T. XI. Conciles des Orientaux catholiques, 1e partie, 1575-1849. Paris Letouzey & Ané, 1949, 25,5 × 16,5 cm., XII-492 blz., 1.200 fr.
Dit nieuwe deel van de bekende Histoire des Conciles van Hefelé-Leclercq, dat de geschiedenis behandelt van de concilies door de Oosterse Kerken gehouden van 1575 tot 1849 zal niet slechts door den historicus met vreugde worden ontvangen, maar ook door den canonist, den liturgist, en door ieder die belangstelt in het werk der hereniging.
In een korte inleiding schetst C. de Clercq, professor aan de universiteit van Québec en specialist in de aangelegenheden der Oosterse Kerken, het ontstaan van de verschillende schisma's in het Oosten. De eerste schismatieke Kerk ontstond in 486 toen de Chaldese Kerk officieel het Nestorianisme aannam. De Armeense Kerk verklaarde zich in 401 voor het monophysisme en werd daarmee de tweede schismatieke Kerk. In 540 stelden de monophysieten in Alexandrië en in Antiochië een eigen patriarch en eigen bisschoppen aan en namen de volkstaal als voertaal voor de liturgie aan: zo had men de coptische en syrische Kerk. Toen tengevolge van de invasie der Araben Antiochië zonder patriarch was, verklaarde het machtige klooster van S. Maron zich onafhankelijk en vormde een schismatieke Kerk met eigen patriarch. Dan komt ten slotte in 1054 het grote Oosterse Schisma van Michel Cerularius dat practisch alle Kerken van den Byzantijnsen ritus met zich sleept. De Kruistochten, de oecumenische concilies van Lyon in 1274 en Florence in 1439 konden geen blijvende hereniging met de Kerk van
| |
| |
Rome tot stand brengen. Eerst na het Concilie van Trente keren enkele Oosterse Kerken of gedeelten ervan tot die eenheid terug zoals de Maronieten, Ruthenen, Roemenen, Syriërs, Melkiten, Armeniërs. Een zeer groot aantal synoden of kerkvergaderingen hebben tot doel gehad de vereniging te bevorderen: de geschiedenis ervan vinden we in het eerste boek. Het tweede boek behandelt de concilies die zich tot taak stelden het recht der verschillende Kerken vast te stellen en wordt besloten door een interessant hoofdstuk dat een vergelijkende synthese geeft van de wetsbepalingen der verschillende concilies over de hierarchie, het monnikenleven, de sacramenten, de vasten en de liturgie.
J.M.
| |
Archives d'Histoire doctrinale et littéraire du Moyen-Age, t. XVII (1949), Paris (Vrin).
Deze belangrijke collectie van middeleeuwse studiën is aan haar 17de deel gekomen, zijnde de jaargang 1949. Niet alle bijdragen zijn even voornaam. Zoals steeds in bundelingen van artikelen die zich op historisch terrein bevinden, treft men er nieuwe exploraties aan, vooruitgeschoven kolommen, waarvan alleen de toekomst kan zeggen of zij een werkelijke vooruitgang voor de wetenschap betekenen, dan wel geisoleerde weetjes van louter anecdotische waarde. Wij vermelden hier met name de drie (der zeven) artikelen die een reeds ontgonnen bodem bewerken en uit dien hoofde van onmiddellijk belang zijn. Et. Gilson bespreekt de befaamde ‘formeel actuele’ distinctie, die volgens Duns Scotus tussen de goddelijke attributen bestaat, en in een sympathiek betoog toont de schrijver aan, dat deze, bij Scotus zelf althans, geen inbreuk maakt op de goddelijke eenvoud. R. Roques ontleedt het begrip ‘hierarchie’ bij Dionysius. Dom J. Leclercq handelt over de ecclesiologie uit den tijd van het grote westerse schisma, en hij bewijst dat de tijdgenoten dit stuk theologie gaarne in het licht van de Christus-Koning-gedachte plaatsen. Het boek opent met een welverdiende hulde aan den in Januari 1949 overleden deskundige in middeleeuwse studiën, Mgr. Grabmann, president van het Groot Seminarie van Eichstätt, door Gilson de grootste pionier van alle tijden op het gebied zijner competentie genoemd.
H.D.
| |
G. Schreiber. Gemeinschaften des Mittelalters. Recht u. Verfassung. Kult u. Frömmigkeit. Munster, Regensberg, 1948. 24,5 × 17,5 cm., XV-488 blz., geb. 24 DM.
Talloos zijn de publicaties van G.S. over de wereldlijke en geestelijke instellingen van de Middeleeuwen, over zijn godsdienstige en folkloristische gebruiken. Thans is hij begonnen een aantal van zijn artikelen die in tal van tijdschriften verspreid liggen te bundelen. In dit eerste deel welks titel heel goed de inhoud weergeeft, heeft hij een achttal opstellen waarvan de meeste sinds 1942 in verschillende Duitse tijdschriften zijn verschenen, en die betrekking hebben op de bloeitijd der franse Middeleeuwen, gegroepeerd. Het is onmogelijk in een korte bespreking al de rijkdom en de gevarieerdheid van den inhoud van dit boek weer te geven. S. spreekt er over het hospitaalwezen, zowel in de Byzantijnse als in de Latijnse Kerk, over Cluny en zijn hervorming, over Kloosterexemptie, het parochiewezen, de Kerkelijke belasting, de liturgie enz. Hij verstaat de grote kunst om de samenhang en de wisselwerking tussen wereldlijke en kerkelijke instellingen, tussen recht en liturgie te laten zien, en zo een onverwacht licht te werpen op verschillende gebruiken en gewoonten. Hoewel hij zijn reeds eerder gepubliceerde opstellen heeft aangevuld en omgewerkt, is het toch jammer dat hij niet meer eenheid in zijn boek heeft gebracht waardoor hij heel wat herhalingen had kunnen vermijden. Een uitgebreide index maakt er echter veel goed. Het boek is een kostbaar hulpmiddel voor de studie der Middeleeuwen.
J.M.
| |
M.M. Dubois. Un pionnier de la civilisation occidentale. St. Colomban. Paris, Alsatia, 1950, 19 × 14 cm., 239 blz. geill. 350 fr.
Europa dankt heel veel aan Ierland; vele bekende en onbekende geloofsverkondigers van het Westen waren Ieren. Onder hen neemt St. Columbanus wel een zeer voorname plaats in en wel door zijn
| |
| |
heiligheid en door zijn Regel die lange tijd alleen, later naast of met de Regel van den H. Benedictus de Westerse monnikenwereld beheerste. Wij kunnen de schrijfster dankbaar zijn dat zij deze streng ascetische figuur weer voor ons heeft doen leven, dat zij de kunst verstond ons een idee te geven van de geweldige omvang van het apostolaat dat St. Columbanus en zijn leerlingen uitoefenden door de talrijke stichtingen die hij in het leven wist te roepen vanaf het Noorden van Gallië, het land langs de Rijn, Zwitserland, já tot in Italië toe. De Sch. is goed op de hoogte van de oude monastieke gebruiken en wat misschien nog moeilijker is zij weet al deze eruditie in een prettig leesbaar verhaal weer te geven.
J.P.
| |
T.F. Lindsay. Saint Benedict, his life and work. London, Burns Oates, 1949. 22,5 × 14,5 cm., 198 blz. geb. 10,6 sch.
Dit is een vlotte en levendige biografie van de H. Benedictus geschreven door een oblaat O.S.B. voor een breed publiek. Hoewel zonder wetenschappelijke pretentie, steunt het toch voor alle betwistbare punten op de bevindingen van de meest gezaghebbende schrijvers zoals Dom Butler, Dom Mc Cann, Dom Chapman, Dom Herwegen enz. De voornaamste bronnen zijn natuurlijk het tweede boek der Dialogen van Gregorius de Grote en de Regel van S. Benedictus die ons het geestelijk portret van den H. Patriarch geeft. Om S. Benedictus in het kader van zijn tijd te plaatsen, schildert Schr. ons zeer uitvoerig de politieke en sociale achtergrond van zijn leven op gevaar af onze aandacht daardoor af te leiden van den persoon van den heilige. Moge het boek er toe bijdragen den Vader der Westerse monniken in breder kring te doen kennen.
J.M.
| |
L. Sittler, P. Stinzi. St. Léon IX. Le Pape Alsacien. Colmar, Alsatia, 1950, 23 × 15,5 cm., 247 blz., 650 fr.
Het boek dat wij hier voor ons hebben is meer een verzameling bijdragen over Paus Leo IX dan een gewoon biografie. Wij hebben er 24 artikelen deels in 't Duits, en deels in 't frans geschreven.
Het geeft ons een goede kijk op dien Paus die in de Elzas geboren de naam ‘Leo’ koos omdat in zijn tijd de Kerk het al even moeilijk had dan onder de H. Leo de Grote te midden van de barbaren. Hij ijverde voor de Hervorming der Kerk en voor haar uitbreiding, de moeilijkheden werden hem niet gespaard; zijn pontificaat was te kort (5 jaar) om veel duurzaam werk te doen, nochtans heeft hij het werk van zijn opvolgers voorbereid en mogelijk gemaakt. Men weet dat deze Paus in 1049 de St. Laurentiuskerk te Voerendaal in Limburg geconsacreerd heeft. Het is wel een enig feit in onze kerk-geschiedenis. Een reeks interessante studiën.
E.M.
| |
W. Schenk. Reginald Pole Cardinal of England. Londen, Longmans, Green & Co., 1950, 22 × 14,5 cm., 176 blz. geb. 15 sh.
Kardinaal Pole is een van de grootste Katholieke figuren van de Reformatietijd, niet alleen voor Engeland maar even goed voor de gehele Kerk. In 1542 was hij een van de drie pauselijke legaten aan het Concilie van Trente en werd bijna als opvolger van Paus Paulus III gekozen. Daar hij neef was van koning Hendrik VII van Engeland speelde hij een vooraanstaande rol in de pogingen welke door Rome gedaan werden om Engeland met de Kerk te verzoenen. Na de dood van Edward VI kwam hij in 1554 in Engeland terug, om onder Mary Stuart een voorname rol in de Engelse politiek te spelen. In 1557 werd hij priester gewijd en twee dagen later aartsbisschop van Canterbury. Schr. geeft ons een heerlijke en hoogst interessante levensbeschrijving van Kardinaal Pole. In iedere bladzijde voelt men de objectieve geschiedkundige die zijn onderwerp geheel beheerst en juist daarom héél voorzichtig is in zijn oordelen. Een interessant boek dat aangenaam leest en waaruit men veel leren kan.
E.M.
| |
Ch. Terrasse. François Ier, le roi et le règne. Paris, Grasset, dl. 1 & 2, 358 & 351 blz., 21 × 13,5 cm., geill.
Gewoonlijk weet men van Frans I, koning van Frankrijk, alleen zijn strijd tegen Keizer Karel V of de naam die hij zich verwierf van ‘Roi-Chevalier’. Schr.
| |
| |
doet hem ons kennen met al de bijzonderheden van zijn leven en zijn werk: sommige daarvan zijn merkwaardig, bijv. de pogingen die de koningin Anna van Bretagne, de vrouw van zijn voorganger in het werk stelde om te verhinderen dat haar Bretons hertogdom met Frankrijk verenigd zou worden: of de verklaring van de geheimzinnige hagedis, het embleem van den koning, welbekend aan de bezoekers van de kastelen van de Loire, van Blois en van Chambord. Het zal den lezer verwonderen, dat Sch. (blz. 325) de ‘ontzaglijke invloed van Frankrijk in het Oosten’ doet beginnen met de alliantie van Frans I met de Turken, terwijl dat prestige en die invloed toch een veel oudere en meer glorievolle oorsprong hebben, nl. de betrekkingen van Karel de Grote met Haroen-al-Rasjid, de krijgsverrichtingen der Franken tijdens de Kruistochten, de heiligheid van de H. Lodewijk tegenover de Sarazeners. Het werk is in een levendige en prettige stijl geschreven en zal drie delen omvatten. Het eerste deel gaat tot aan de bevrijding van den koning na Pavia, het tweede tot aan het einde van de tweede oorlog tegen Karel V, 1538.
L.B.
| |
Instrumenta Pacis Westphalicae. Bern, H. Lang & cie. 1949, 20 × 13 cm., 167 blz. Zw. fr. 7,20.
Het ‘Historisches Seminar’ van de Universiteit van Berne geeft in hare collectie ‘Quellen zur neueren Geschichte’ de zorgvuldig opgestelde en volledige tekst van de vredestractaten van Westfalen in 1648: vrede van Osnabruck tussen den Keizer en Zweden; vrede van Munster tussen den Keizer en Frankrijk. De twee latijnse teksten zijn vergezeld van een vertaling in het duits. Een waardevolle uitgave voor hen die deze belangrijke tractaten willen bestuderen of benutten.
E.M.
| |
Comte de Saint-Aulaire, Louis XIV. Paris, Fayard. 1950. 19 × 12 cm., 350 blz. 350 fr.
Graaf de S-A. die zijn naam met een nieuwe luister heeft gesierd door zijn historische levensbeschrijvingen geeft ons hier een van de beste van zijn werken. Het is niet alleen een levensbeschrijving, maar het is de vlotte en levendige geschiedenis van een geheel tijdperk. Sch. weet de karakteristieke trekken op geestige en fijne wijze te doen uitkomen om ons zo een juiste kijk te geven op personen en feiten, op princiepen en theorieën. Hij beperkt zich niet tot een aaneenschakeling van feiten, maar geeft ons ook de oorzaken er van, en wat misschien nog interessanter is: de gevolgen. Dit kan men bijv. bemerken waar hij de gevolgen van de ‘Fronde’ behandelt, of de theorieën over het absolutisme, en de oorlogen tegen Willem van Oranje. Dit boek verhaalt niet alleen, maar doet ons ook begrijpen en meeleven. Lodewijk XIV is waarlijk een groot vorst geweest; zeker hij had zijn zwakheden en zijn fouten, maar zijn grote wilskracht gediend door een gezond verstand en een ware liefde voor zijn volk maakte hem tot de grootste koning die Frankrijk ooit heeft gehad. Vele interessante vergelijkingen zijn er ook te maken met onzen tijd: onze moderne staatslieden zouden uit dit boek veel kunnen leren.
E.M.
| |
L. Cognet. Relation écrite par la Mère Angélique Arnauld sur Port-Royal, publiée pour la première fois conformément au texte original avec une introduction et des notes. Paris, B. Grasset, 1949, 19 × 12 cm., 201 blz.
Een der merkwaardigste figuren uit de franse geestelijke wereld van de 17e eeuw was zeker Mère Angélique Arnauld. Als kind van zeven jaar, zonder roeping, door haar familie in het klooster Port-Royal geplaatst en enkele jaren later krachtens een door bedrog verkregen pauselijke bulle benoemd tot abdis leidde zij aanvankelijk een weinig religieus leven. Maar toen zij 17 jaar was nam zij haar staat en haar taak ernstiger op en ondernam de hervorming van haar klooster waar de tucht geheel in verval was geraakt. Ook verschillende andere kloosters werden door haar hervormd. Haar krachtige persoonlijkheid oefende een grote invloed uit op haar tijdgenoten. Jammer dat zij onder de leiding kwam te staan van Abbé Saint-Cyran, waardoor Port-Royal het grote belwerk van het Jansenisme werd.
| |
| |
Men had een grote verering voor haar en trachtte reeds tijdens haar leven allerlei gegevens over haar te verzamelen. Maar daarmee stelde men zich niet tevreden en in het jaar 1654 wist men haar biechtvader M. Singlin er toe te bewegen haar een autobiographie te doen schrijven, hetgeen ze met tegenzin deed. Het verhaal loopt van haar bezitneming van Port-Royal in 1602 tot de gevangenneming van Saint Cyran in 1658.
Het oorspronkelijk handschrift van dit Relaas is spoorloos verdwenen. De drie uitgaven die in de 18e eeuw het licht zagen en waarvan de beste in Utrecht is gedrukt, zijn min of meer onbetrouwbaar. De tekst die M. Cognet thans uitgeeft is een zorgvuldig gemaakt afschrift van het oorspronkelijk. Meer dan tweehonderd aantekeningen verschaffen de nodige historische ophelderingen.
Onnodig te zeggen dat deze nieuwe uitgave van groot belang is voor de kennis van Port-Royal.
J.M.
| |
L. Cognet. La Réforme de Port-Royal 1591-1618. Paris, Sulliver, 1950, 23 × 14,5 cm., 273 blz. 510 fr.
Ieder die de monumentale geschiedenis van Port-Royal door Sainte-Beuve heeft gelezen, zal bemerkt hebben hoe beknopt en oppervlakkig de beginperiode van de geschiedenis van dat klooster d.i. tot ± 1620 behandeld wordt: we vernemen er weinig over de jeugd van Mère Angélique, over haar psychologische ontwikkeling, over de hervorming van het klooster, de stichting van het Instituut du Saint-Sacrament enz. S. tracht in dit nieuwe boek deze leemte aan te vullen. Daartoe heeft hij gebruik gemaakt van ontelbare documenten,- officiële acten, brieven, geschreven rapporten -, waarvan er vele nog niet zijn uitgegeven, en die een nieuw licht werpen op deze periode van Port-Royal. Zo is hij in staat ons allerlei gegevens te verschaffen over de familie Arnauld, over haar maatschappelijke en zedelijke positie, over de jeugd van Mère Angélique en de manier waarop zij abdis werd. Hij bestudeert vervolgens de psychologische crisis der jongemeisjesjaren der abdis, haar plotselinge bekering, haar betrekkingen tot haar eerste geestelijke leiders, de hervorming van Port-Royal ondanks de tegenstand van haar familie en de moeilijkheden ondervonden van den kant der orde van Citeaux.
Zo zien we Port-Royal geleidelijk aan worden tot een centrum van intens bovennatuurlijk leven. Met ongeduld wachten we op de twee aangekondigde werken van denzelfden schr, over Mère Angélique en S. Franciscus van Sales en over Mère Angélique en Mgr. Zamet.
J.M.
| |
Mgr. Fr. Trochu. Henriette Aymer de la Chevalerie, Lyon, Vitte. 1950, 20 × 13 cm., 332 blz., 350 fr.
Een levensbeschrijving van de stichteres der Zusters der HH. Harten die ook in Nederland een huis hebben (Meerssen). Geboren uit een adelijke familie te Poitiers, werd zij met haar moeder gevangen gezet onder de Terreur. Dát was voor haar het keerpunt in haar leven, en met de hulp van een heilig priester komt zij tot de stichting van een kloostercongregatie. God's werk gaat door, niettegenstaande schavotten en gevangenissen.
E.M.
| |
A. Simon. L'Eglise catholique et les débuts de la Belgique indépendanta. Wetteren, Scaldis, 1949. 25,5 × -6,5 cm., 147 blz.
De verhouding tussen Kerk en Staat trekt meer en meer de aandacht van diegenen die de geschiedenis van de Nederlanden tussen 1815 en 1830 bestuderen. Kanunnik Simon bestudeert reeds sinds vele jaren dezelfde verhouding in het België van na 1830. Tot dan toe was de Kerk overal nauw met den Staat verbonden of gebonden geweest, te dikwijls zelfs moest zij zo goed als een nederige dienares van den Staat of den Vorst zijn. Zo was het voor de Belgische Kerk de laatste jaren geweest en nu ineens is zij onafhankelijk in een nieuwe onafhankelijke Staat, en meer nog: het is de jonge Staat die de Kerk nodig heeft, zelfs op politiek gebied. De grote mogendheden zijn bang van al die ‘vrijheid’ en hebben maar zeer weinig vertrouwen in de nieuwe Staat. Deze weet het en zal dan ook alles doen om de steun van de katholieken te krijgen. Leopold I met zijn grote ervarenheid volgde dezelfde politiek en onder zijn regering verleenden Kerk en Staat elkan- | |
| |
der steun en luister. De regeling van het openbaar onderwijs werd al spoedig een oorzaak van moeilijkheden, maar de handigheid van Kardinaal Sterckx wist een oplossing te bereiken die de twee partijen bevredigde, zodat de goede verhoudingen bleven bestaan hetgeen zeer zeker héél veel heeft bijgedragen om het bestaan van de jonge Staat te beveiligen. Een interessant boek, waarmee men rekening zal moeten houden wanneer het over dat stuk geschiedenis gaat.
E.M.
| |
J. Monval. Les Frères hospitaliers de Saint-Jean de Dieu. Paris, Grasset, 1950, 19 × 12cm., 252 blz., 360 fr.
J.M. heeft zijn boek in 1936 geschreven, de verschillende uitgaven hebben veel succes gehad, zó dat men voor het 4de eeuwfeest van de dood van den H. Joannes de Deo niet beter kon doen dan het zelfde werk opnieuw uit te geven. Schr. was intussen gestorven maar toch heeft men aan zijn boek de nodige aanvullingen aangebracht, b.v. wat betreft de activiteit en de nieuwe franse stichtingen van de Broeders v.d. H. Joannes de Deo. Het eerste deel geeft ons een levensbeschrijving van de H. Stichter (1495-1550) en de geschiedenis van zijn stichting. Het tweede spreekt ons over de Broeders, hun Congregatie, hun leven, hun werk. Schr. beperkt zich tot de franse provincie, hetgeen voor ons wel jammer is. Een sympathiek boek over een in ons land wel bekende congregatie.
E.M.
| |
R.E. Sherwood. Le Mémorial de Roosevelt d'après les papiers de Harry Hopkins. De la ‘drôle de guerre’ à Pearl-Harbour. Paris, Plon, 1950, 23 × 14,5 cm., 389 blz. 450 fr.
Harry Hopkins die de vertrouwensman was van President Roosevelt had een massa documenten verzameld om het politieke leven van R. te schrijven. De dood verhinderde hem dit plan ten uitvoer te brengen en het is R.E. Sherwood die zijn eigen documenten en die van Hopkins gebruikte om het boek dat wij hier bespreken tot stand te brengen; hij genoot ook de hulp van alle mogelijke officiële personen en instanties die hem inlichtingen verschaften. In dit boek wordt alles wat de politiek betreft uitgelegd, hetgeen voor ons een groot voordeel is: zo leren wij de hoofdpersonen kennen en welke de politieke stromingen in de V.S. waren. Daardoor wordt het boek hier en daar wel wat lang en zwaar; maar het heeft toch zijn nut. Wij vernemen er veel wat de meesten onder ons nog niet wisten over de onderhandelingen van Frankrijk en Engeland met Roosevelt in 1940, die geleidelijk hebben gevoerd tot de Amerikaanse hulp en de Amerikaanse leiding in den oorlog. Het is onmogelijk in een korte bespreking al de interessante feiten op te sommen; ons doel hier is alleen het boek onder de aandacht van de lezers te brengen en hun in enkele woorden te zeggen wat het boek bevat; de titel zegt het héél juist: en wat zijn waarde betreft daarvoor kunnen wij niets dan lof hebben: het boek verdient warme aanbeveling.
E.M.
| |
Les Carnets de René Mouchotte. Paris, Flammarion, 1950, 21,5 × 15,5 cm., 259 blz. e geill., 350 fr.
Een oorlogsboek; maar een van de beste soort. Het is het dagboek van een franse vliegenier die uit Afrika ontsnapte om zijn land te blijven dienen. Het is zó boeiend omdat het en zó menselijk en zó groot is. In zijn testament vraagt hij dat men aan zijn moeder zeggen zou dat hij steeds gelukkig en dankbaar geweest is de gelegenheid te hebben gekregen God, zijn Land en zijn dierbaren te dienen. Mogen velen uit dit voorbeeld leren dat plichtsbesef een mens groot kan maken.
E.M.
| |
P. et R. Gosset. La deuxième guerre. Les secrets de la paix manquée. Paris, Ed. de Flore. 1950. 20,5 × 14,5 cm., 480 blz., 600 fr.
De schrijvers van dit boek zijn beiden reporters; zij hebben niets van den geschiedkundige. Zij beginnen zelfs hun voorwoord met een kritiek van de geschiedenis en de geschiedkundigen! Op de band staat te lezen: ‘L'histoire définitive de la 2e guerre mondiale’. Neen, dat is het -zeker niet. Het is van dat soort verhalen die men in de Parijse sensatiepers kan vinden. Er is een verschil tussen ‘l'histoire’ en ‘les histoires’.
E.M.
| |
| |
| |
J.P. Allaux. Alain Gerbault, marin légendaire. Paris, Sté. d'Editions géographiques, maritimes et coloniales, 1950. 19 × 14 cm., 255 blz. 450 fr. geill.
Alain Gerbault is beroemd geworden vanaf het eerste begin van zijn reis rond de wereld. Geheel alleen op zijn zeilbootje vertrekt hij in 1923 uit Cannes naar New-York om dan langs Panama, Australië, Zuid-Afrika, de wereld rond te reizen. Hij heeft zijn reis zelf beschreven in een drietal boeken die getuigen van een ware moed en grote liefde voor de zee. Hetgeen wij hier hebben is een boek over Gerbault waarin geheel zijn avontuur verteld wordt. Het is niet zó boeiend als de boeken van Gerbault zelf, maar het geeft ons toch een goede kijk op hem. Jammer dat niettegenstaande een innig contact met de natuur, zo een man nooit aan God schijnt te denken; alleen wanneer de dood nadert...!
B.M.
| |
D. Schilling O.F.M. Religione e Politica in Giappone. Rome, Antonianum 1950, 23 × 15,5 cm., XX-224 blz., geill.
Om Japan, zijn politiek en zijn ontwikkeling te begrijpen moet men zijn godsdienst kennen en begrijpen. Schr. geeft ons hier een studie die de vrucht is van zijn lang verblijf in Japan en van de cursus in ‘Nipponologie’ die hij gegeven heeft aan de Propaganda Fide en aan het Internationaal Instituut voor Journalistiek.
E.M.
| |
G. Cantini O.F.M. I Francescani d'Italia di fronte alle dottrine luterane e calviniste durante il cinquecento. Rome, Antonianum. 1948, 23 × 15,5 cm., 174 blz.
Een studie in vier delen: a) de Kerk, en b) De Oversten van de Franciscanen en het strijden tegen de lutherse en calvijnse ketterij, c) Italiaanse Franciscanen die in dat strijden uitblonken, d) Italiaanse Franciscanen die door de ketterij aangetast werden.
E.M.
| |
V. Gidziunas O.F.M. De Fratribus minoris in Lituania usque ad definitivam introductionem observantiae (1245-1517) Pars. 1. Rome, Antonianum, 1950, 25 × 18 cm., XX-98 blz.
Een geschiedenis van de aanvang van het Franciscanisme in Lithuanie.
E.M.
| |
Missellanea Contardo Ferrini. Rome, Antonianum, 1947, 23 × 15,5 cm., X-176 blz.
Naar aanleiding van de Zaligverklaring van den beroemden Jurist Contardo Ferrini, hebben verschillende eminente Italiaanse persoonlijkheden ieder een speciaal aspect van den nieuwen gelukzalige naar voren gebracht. Wij zien zó in hem den genialen geleerde die natuur en bovennatuur op volmaakte wijze heeft verenigd.
G.S.
| |
Christus, la Vie du Christ en Cent Chefs-d'oeuvres, Paris, Soc. Intern. d'Edition 1950, 35 × 25 cm., 93 blz., 1800 fr.
Deze collectie fraaie reproducties van schilderstukken waarop de Christusfiguur een rol vervult in de compositie van het schilderij en niet altijd de hoofdrol, wordt door de bekende schrijver Daniel-Rops ingeleid met een artikel: Le Christ thème éternel, waarin het accent van ‘La Vie du Christ’ verlegd wordt naar ‘le visage du Christ.’ De vraag naar het aanschijn des Heren vormt in vele der geboden reproducties inderdaad de eigenlijke opgave. Sinds in de vierde eeuw te Rome de Palestijnse traditie om Christus met baard voor te stellen de overhand behield op de Griekse, heeft er in de middeleeuwen een stage groei, ook een samengroeien plaats van een type van overlevering en een persoonlijke inleving van het Christusbegrip in de ziel van de gelovigen; deze opgaande lijn culmineert in het oeuvre van Giotto in de kapel Scrovegni te Padua; node missen we dan ook in dit werk een aantal reproducties van de Christusfiguur van Giotto, waar meerdere afbeelding van Murillo en de ietwat burleske Duisters best achterwege hadden kunnen blijven. Ook zelfs een groot kunstenaar als Gauguin is hier niet ad rem, waar de visie op de Christus toch uitdrukkelijk verstaan wordt door de schrijver als uiting van geloof bij den kunstenaar. Wellicht heeft het zin nog even te wijzen op een uitspraak van een wetenschappelijke commissie, die zich over de Sindone van Turijn eerst kort geleden zo positief kon uitspreken dat een aanvraag naar het Vaticaan zou gaan ter instelling van een liturgisch feest ter ere dezer uitzonderlijke reliek door de Voorzienig- | |
| |
heid ons twintigste-eeuwers voorbehouden; met deze uitspraak werd dan tevens een antwoord gegeven op een zin en vraag in het artikel van Daniel-Rops: ‘La Face de Turin dans sa beauté redoutable serait peut-être la réponse définitive’ (op de vraag naar de werkelijke verschijning van Christus) ‘si elle-même ne posait tant de
questions...’.
J.v.d.M.
| |
E. Driotin & E. Sved. Art Egyptien. Paris, Arts et Métiers graphiques. 1950. 27 × 22 cm., 161 blz., 152 fotograv., 1450 fr.
Wie veel Egyptische kunst zag, hetzij in de Europese musea, hetzij in geillustreerde boekwerken over Egypte, zal nog steeds met intens genoegen dit werk (Art ëgyptien) openslaan en blijven openslaan: want het biedt een keur van fotos van zwart-wit-werking zeer fraai genomen, tevens met een apart inzicht voor de typische schoonheid dezer kunst. Met verbazing constateert men echter deze hiëratische, ik zou bijna zeggen, maskers het stralende leven van een menselijkheid van hoog gehalte, een blik in de ogen wijd, weids, soms wijs gepaard aan een milde glimlach in de mondhoeken. De tekst van Etienne Drioton dient zich aan als begeleiding der foto's; vol gevoel voor de nuances, wijst de schrijver u onder het formalisme dezer kunst over een periode van dertig eeuwen de heffing en daling van realisme naar academisme van overheersende statiek, waarin het dynamische element zich steeds weer gelden laat.
J.v.d.M.
| |
Ch. Desroches-Noblecourt. Le style égyptien. Paris, Larousse, 17 × 11 cm., 220 blz.
Een compleet, zakelijk en kundig boekje. Mejuffrouw Desroches ontkomt niet aan het ietwat hautaine dogmatisme van den moderne geest, die alles oordeelt en alles verklaart. Met zovelen van haar soort gelooft zij vastelijk in het dogma dat de christelijke kunst in de elfde eeuw ontstaat (blz. 15): on ne voit guère apparaître l'art qu'à l'époque romane. Niettemin zal een oordeelkundige lezer dit boekje op prijs stellen. De Sch. beheerst haar interessante stof. De uitgave is populair en met veel foto's verlucht.
N.B.
| |
Chartres. Photographies de J. Roubier: préface de P. Deschamps. Paris, Challamel. 1950, 29 × 23 cm., 450 fr.
Een zestigtal opnamen van de Kathedraal van Chartres waarvan een klein aantal meer het architecturaal en de grote meerderheid het sculpturaal aspect behandelt, wordt hier in perfecte fototechniek geboden. Want, al is Chartres het meest bekend door zijn onvolprezen ramen, neemt toch daarnevens het gebouw der Kathedraal onder alle Franse kathedralen een uitzonderlijke plaats in door zijn architectuur en in zijn architectuur opgenomen sculptuur; voornamelijk die der ‘portails’. Voor Nederlanders, die eerst Amiens, Parijs of Rheims zagen, valt Chartres terstond op door een zekere massiviteit in tegenstelling met de meer nerveuze structuur der bovengenoemden. Als men in Chartres om het gebouw heen gaat schijnt het uit één immens blok gesneden te zijn; steunberen volgen elkaar zo dicht op, dat de er tussen liggende travee er als het ware tussen uitgenomen is, en niettemin bewaart het geheel zijn ranke fierheid. Het beeldhouwwerk aan de drie portalen is niet van dezelfde tijd, geen halve eeuw uit elkaar liggend, maar van welk heel andere geest doordrongen; het hoofdportaal: ‘portail royal’ is volop romaans, die aan de transepten gothisch; hier is de oudste kunst geheel en al onderdeel gebleven van de architectuur; de zich uit de architectuur losmakende gothische beelden verzwakken het geheel; nog is de gothische beeldhouwer er niet aan toe, zijn beeld een geheel eigen leven in te blazen; de op een rij geschaarde heiligen gelijken elkander op een ietwat hinderlijke manier; daarentegen stond de romaanse kunstenaar van 1200 in volle kracht van kunnen; zijn in rimpelplooien geplisseerde zuilbeelden hebben elk voor zich een geheel eigen wezen, en blijven toch hun familie in het architectuur beeld getrouw. Dit platenboek spaart u een reis naar Chartres uit om dit probleem nader te bestuderen.
J.v.d.M.
| |
Heer F. Aufgang Europas; eine Studie zu den Zusammenhängen zwischen politischer Religiosität, Frömmigkeitsstil und dem Werden Europa im 12 Jahrhundert.
| |
| |
Wenen, Europa Verlag, 1949, 21,5 × 15 cm., 660 blz.
Al meer en meer wordt de twaalfde eeuw door de beoefenaars der geschiedenis beschouwd als de eeuw waarin Europa zijn eigen karakter krijgt. Geen wonder dat het een periode is van gisting, waar allerlei mogelijkheden naar boven komen en min of meer kans krijgen op verwezenlijking. Nu de beschaving van Europa op het spel staat, en daarmee het eigen karakter der Europeanen, keren de blikken zich als van zelf tot die twaalfde eeuw. Zo ook Friedrich Heer, die als Oostenrijker in de branding staat en het aan den lijve ondervond. Hij behoort tot de Weense historische school en is verbonden met de gedachtesfeer van Grabmann, Eichmann, Herwegen en Maria-Laach, Gilson, de Lubac enz. Terwijl Azië, Afrika, Amerika vóór Columbus onder het bedwang liggen van een of anderen god-keizer, die alleen spreekt, en de anderen hebben te luisteren; spreken in Europa de verschillende waarden op allerlei terrein door eigen mensen vertegenwoordigd, als even zoveel partners. Alles wat eens door Europa is geassimileerd blijft hier of daar voortbestaan, om in dagen van nood weer naar boven te komen. En de drijfveer die kracht en moed en helderheid van geest schenkt om het verlossende woord te spreken en de gewaagde daad te stellen is de geestesgesteldheid, en deze ‘stellt immer wieder diese unter das Gericht das Absoluten weil sie die Zeit ge-richtet weisz durch den Anruf des lebendigen Gottes’ (p. 16). Dit beginsel, - zelf conclusie van historische waarneming, - wordt in zijn actieve werking in de 12de eeuw nagegaan. Vier personen spelen hierin een hoofdrol: de H. Anselmus van Kantelberg, de H. Bernardus van Clairvaux, Abaelardus en Joannes van Salisbury. Fr. Heer heeft een boek geschreven dat men graag leest, dat doet nadenken zodat men vanzelf de gelezen bladzijden weer opnieuw gaat opzoeken. Daarom is het jammer dat het geen woordenlijst heeft en geen citaten der aangehaalde schrijvers. Dat zou voor velen een groot hulpmiddel geweest zijn om zich in
de studie van de twaalfde eeuw te verdiepen.
A.G.
| |
L. Bouyer. La vie de S. Antoine. Coll. Figures monastiques. Abbaye St.-Wandrille, (Seine Inf.) 1950, 23 × 14 cm., 239 blz. 700 fr.
Aan de titel van dit boek zou een eenvoudige levensbeschrijving in de trant van St. Athanasius' ‘Vita Antonii’ beter beantwoord hebben dan deze ingewikkelde psychologische en critische studie, die de indruk geeft van een apologetisch geschrift waarin zoveel mogelijk wordt gezorgd om alles wat den ‘modernen’ lezer in het wonderlijke leven van Antonius zou kunnen stoten, te verzachten en uit te leggen aan de hand van auteurs, die niet allen even sympathiek zijn en die zonder voldoende onderscheid des persoons worden aangehaald. Wat had het leven van dezen eersten monnik niet heerlijk kunnen beschreven worden als de ‘figure monastique’ bij uitstek! Dit neemt echter niet weg dat de Schr. dikwijls interessante aspecten van de spiritualiteit der eerste monniken belicht; en in een aanhangsel wordt aan de hand van teksten van het Nieuw Testament en van enkele Vaders een goede verklaring gegeven van de rol van de duivel in de wereld. Een boek, dat met bedachtzaamheid moet gelezen worden.
H.v.C.
| |
N. Oldegeering O.F.M. Georgius Santayana et problema epistemologicum. Rome, Antonianum, 1950, 25 × 17 cm., 99 blz.
Een studie die de in de engelse wereld beroemde dichter en wijsgeer Santayana ook bij ons bekend kan maken, al wordt zijn mystiek materialisme terecht van de hand gewezen.
N.B.
|
|