Boekbespreking
Werken van de H. Joannes van het Kruis. Ie deel. Paul Brand, Bussum, 1950
De Voorrede, die terecht Wegwijzer heet in dt boek zegt o.a. ‘ontelbaar zijn de zielen die uit deze werken van de heilige Joannes licht en kracht geput hebben. Geen zieleherder mag er onkundig van blijven, want anders zou hij de zielen schade doen, omdat hij het werk van God en de ziel minder goed zou begrijpen’. Vermoedelijk moeten wij in de laatste zinsnede lezen ‘het werk van God in de ziel’. Overigens wordt met deze aanduiding wel niet de gehele waarde van deze mystieke werken maar toch wel een voorname hoedanigheid belicht: S. Jan van het Kruis wijst velen de weg naar de hoogste ervaringen van het inwendig leven en daarnaast is zijn werk uitermate belangrijk voor de zieleleiders. Wij mogen zeer dankbaar zijn voor deze nieuwe Nederlandse vertaling.
De Vlaamse vertaling door P. Fr. Henricus a S. Familia, in 1917 te Gent bij W. Siffer verschenen, is voor Noord-Nederland moeilijk verstaanbaar. Hier was inderdaad een geheel nieuwe Nederlandse weergave voor ons volk uitermate gewenst.
Is dit grote werk onder alle opzichten geslaagd? De eisen die men aan deze zo delicate onderneming moest stellen waren bijzonder groot. Het werk van S. Jan van het Kruis is een mystieke theologie, die, hoewel niet volstrekt systematisch ontworpen of voltooid, vrijwel alle phasen van het geestelijk leven bespreekt, vaak met een fijnheid van onderscheiding en een juistheid van uitdrukking die onmiskenbaar de persoonlijke ervaringen zowel als de theologische vaardigheid van de heilige auteur verraden.
Zulk een werk in een andere taal over te zetten vraagt veel aandacht, grote beheersing van de techniek der taal, van haar woordenschat en de haar eigen structuur.
Wij mogen de vertalers gelukwensen: het geheel is stellig goed geslaagd. Er zijn kleinigheden waarop een criticus zijn oog vestigt. ‘Dat zij die vrouwen hebben, moeten zijn als zij die geen hebben’ (Blz. 40), ‘op het goeie pad’ (Blz. 38) en andere plaatsen zijn voor verbetering vatbaar. Het is jammer dat de voortreffelijke vertaling van de verzen door Bernard Verhoeven, bij de gedetailleerde verklaring van de versregels niet kan worden gevolgd.
Bernard Verhoeven vertaalt met zwier en met poëtische kracht. Maar S. Jan gaf zijn verklaring op de letterlijke tekst van zijn eigen verzen; in feite is die verklaring het mystieke tractaat geworden. Het is duidelijk dat men in de Nederlandse vertaling ook die letterlijke tekst nodig heeft, d.w.z. de letterlijke vertaling van de grondtekst.
Het is misschien een wat gemakkelijke oplossing te zeggen: er zijn lichte onvolmaaktheden van taal in het werk te bespeuren, die men door herlezing van het geschrevene had kunnen voorkomen. Is men somtijds misschien tot te grote haast gedwongen geweest?
Bij de zeer klare tekening van de opgang naar de berg Carmel, op blz. 50, een voorstelling die een reconstructie is, was een afdruk van de oorspronkelijke tekening van de hand van S. Jan zelf, wel gewenst; of zo die niet bestaat, had men gaarne daarover iets naders vernomen.
Men ontmoet in allerlei uitgaven meerdere tekeningen van de berg Carmel en vraagt zich af welke de ware is of welke de oorspronkelijke het meest nabij komt.
Het valt op dat de tekst aan de voet van de berg (bij de tekening op blz. 50) niet gelijkluidend is met de tekst op blz. 127, ofschoon het blijkbaar de bedoeling was dezelfde volledige tekst te geven.
Men mag veronderstellen dat hier wel bekwame deskundigen de leiding hebben gehad. (Pater Romaeus gaf ook mede de werken uit van Edith Stein). Onze geestelijke litteratuur is met dit eerste deel dat ‘de opgang naar de berg Carmel’ en ‘de donkere Nacht’ bevat, een schat rijker geworden.
Velen zullen naar deze Nederlandse vertaling grijpen... tot hun groot geestelijk voordeel.
Wij zien verlangend uit naar het tweede deel.
Dr B.N.