Roeping. Jaargang 26(1949)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 627] [p. 627] Helma Muyen Gebed aan zee Zee van heilig lijden, die ons hart omspoelt, witte branding van goddelijke wellust, gij breekt op de hardheid van onze borstwering en valt terug in uw onuitputtelijkheid. Doch eindeloos, o Verhevene, vernieuwt zich uw aandrift eindeloos als het rythme, waar uw golfslag op bruist. Gij jaagt uw torens uit de diepten naar omhoog, gij stormt op ons aan en laat niet af van onze versteendheid, uw overschuimende liefde zoekt onze ziel om haar te vangen in een heilige omhelzing. O wonder van goddelijk verkwisten, zilte liefdestroom, die ons tuimelend beroert, wij proeven onverschillig uwe tranen, zij glijden terug langs het bazalt van onze hoogmoed. O Heer, wanneer zal het wonder geschieden, dat de rots week wordt, de steen murw - wanneer zal in uw geweldig ruisen ons hart vergaan als uiteengevallen zand - wanneer zult Gij ons verdrinken, o God, en smaken wij de onderstroom uwer volheid in onze algehele vergruizing - Dan eerst, Geweldige, zult Gij ons verheffen, dragen zal ons uw almachtige adem, en langs de golfstroom van uw eeuwig erbarmen, op altijd nieuwe toppen van versterven storten wij ons uit over de stenen, om al wat nog staat, te verbrijzelen tot een heilige bevrijding, opdat Gij in allen verheerlijkt worde. Zo voltrekke zich uw wil aan ons, uw lijden zij ons lijden, uw kracht onze kracht en uw leven ons leven. Amen. Vorige Volgende