| |
| |
| |
Leo Herberghs
Laatste zomerdag
Nog is de dag van melk en bloed
en klinkt muziek op alle winden,
nog stijgt het leven als een vloed
en schrijden zalig de beminden,
nog is het leven groot en goed.
Dra keren nachten, de ontzinde
uit de holen in een duistre spoed
en stijgen kreten in den blinde,
angst en verwarring in 't gemoed.
Dra zal geen lief zijn lief nog vinden
en walmt de lucht van dood en bloed.
| |
| |
| |
Leo Herberghs
De uitgebluste
Nog deze nacht dan zult gij sterven.
De wind waait aan uit 't ledig rijk
en gaat de aarde overzwerven
en vindt ter wereld nergens wijk.
En strompelend gaan al de sterren
hun allerlaatste, oude gang;
zij heffen zich nog eens van verre,
verschroeid en leeg, en vallen dan.
Nog eenmaal heffen zich uw dromen,
een stralend uitgevlogen heir,
dat uit uw ogen weg gaat stromen -
en leeggebrand valt ge ter neer.
| |
| |
| |
Leo Herberghs
Een liefde
Zoals een regen over dorstig land
Ging hare liefde in zijn diepten binnen.
Hij dacht: dit is het eindelijk beminnen
en liet zich vullen tot de verste rand.
Hij dacht: nu ben ik eindlijk overmand
En 't leven was tot nog toe enkel logen;
sinds ik van deze liefde ben bevlogen
houden geen grenzen en geen dood meer stand.
Toen kwam de dood en nam haar bij de hand
en voerde haar over alle regenbogen.
Hij bleef alleen achter een blinde wand -
toen vielen hem de schellen van de ogen.
| |
| |
| |
Leo Herberghs
Herfst
I
en het schoonste is reeds gewond
Liefste, ben jij nog daar? -
Als de laatste morgen begint
met de laatste bloem op de baar
en de laatste geur in de wind
alle geluid, dat nog klinkt -
Liefste, ben jij dan nog daar?
| |
| |
Herfst
II
De paniek van omgevallen stengelen,
rozen, verrot op de natte grond;
grauwe en grijze, die even bengelen
en dan neervallen in het rond -
Bladeren tuimelen, een ris.
Hees ritselt de wind, ontdaan
struikelend in het ongewis,
wijl hyacinthen te bloeien staan
en de merel vaag tureluurt,
voor zich fluisterend, afgewend,
en de zon langs de bladeren gluurt
en de eenzame bloemen herkent.
| |
| |
| |
Leo Herberghs
Sterven
Zij waren jong, zij joegen door het vuur,
Zij kenden van de pijn alleen 't genezen -
Voor zij het wisten kwam het late uur,
Met donkre schaduwen der nacht gerezen.
Zij werden moe, zij werden bleek en oud,
Maar dachten toch: 't zal al weer op gaan wellen,
De sneeuw wordt nieuw en alles wordt weer goud -
Temidden van hun slaap kwam hij hen vellen.
| |
| |
| |
Leo Herberghs
De ondergang
De laatste nachten voor het feesten -
nog eenmaal groot zijn, wild en sterk
en zich verliezen als de beesten,
opschieten op een wervelende vlerk.
En zich nog onbedwingbaar slaken
uit al de boeien, met de borst
vol gloeiende dromen, die verzaken
de liefde heet voor de éne dorst.
En dan op tomeloze paarden
ravijnen over, zwierend haar
geslagen om de vloed der manen,
voor elk verlangen fel en klaar.
O, nog de luchten in te drinken,
gulzig en diep, met hard gebaar
de waterspiegel breken, naar
de raadselige diepten zinken,
Voordat de nacht komt, dat zal breken
dit lichaam, dat de wind eens schiep,
en dat de stormwind op zal steken
waaruit zijn stem haar wezen riep.
|
|