Peter F. Anson: ‘A roving Recluse’, with illustrations by the Author, Cork, Mercier Press, 230 blz. 10/6.
Peter Anson kent men ook in ons land wel als een van de stichters van het ‘Apostolaat der Zee’ en als schrijver en illustrator van boeken over visschers en andere zeevarenden.
Een wellicht minder bekend facet aan den veelzijdigen man is zijn groote bekendheid met de verschillende vormen van kloosterleven, een bekendheid die hij zich in de eerste helft van zijn leven verworven heeft door welhaast ontelbare pogingen dit leven in de praktijk te beoefenen.
Anson zou in de eerste helft van zijn leven graag monnik geworden zijn en hij heeft het op tal van plaatsen geprobeerd, maar zijn zwakke gezondheid, en misschien ook wel een beetje zijn veranderlijke natuur, hebben telkens opnieuw een spaak tusschen zijn wielen gestoken. Het begint in de anglikaansche abdij van Caldey, met welker communiteit hij in 1913 katholiek is geworden, en dan gaat het verder, ruim 15 jaar lang, in-en-uit de pij, bij de kartuizers van Parkminster, bij de benedictijnen van Farnborough, weer terug op Caldey Island, dan Fort Augustus en, als hij reeds meer dan 35 jaar oud is, nog een noviciaat bij de franciscanen van La Spineta. Dan pas zal hij geloven wat men hem reeds in Farnborough gezegd had: dat hem de innerlijke gestadigheid ontbrak om zich in eenig klooster thuis te kunnen gevoelen.
Het verhaal dier geestelijke en ruimtelijke omzwervingen is verre van saai, integendeel, het is een charmant reisverhaal, vele personen waar hij mede in aanraking komt zijn om de een of andere reden van meer dan gewoon belang, vele plaatsen die hij bezoekt de moeite van een beschrijving waard. En zijn beschrijvingen zijn kleurig en vol leven.
Aan deze klooster-odyssee gaan vooraf een hoofdstuk over des schrijvers kinderjaren in het Engeland van koningin Victoria en een tweede over de aspecten van het anglicanisme in zijn jongelingsjaren, dat weliswaar uit den aard der zaak eenigszins afsteekt tegen het luchtiger karakter van de rest zijner mémoires, maar dat uitnemend geschikt is om ons in deze voor ons vaak wat gecompliceerde materie te oriënteeren.
In de tweede helft van zijn boek geeft de schrijvende schilder reisherinneringen uit Italië en Canada, verder een groep uitstekende schetsen van vrienden - o.a. van Jörgensen, Cecily Hallack, Eric Gill en van de phenomenaal begaafde visschersjongen uit het uiterste noorden van Schotland, Campbell Cowie.
In de spelling van eigennamen en plaatsnamen vallen een paar onnauwkeurigheden te betreuren.
fr. R. ALLARD m.b.