Roeping. Jaargang 25(1948)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] H. van Merlet Sphinx Hoe grootsch en aan de branding van den tijd ontheven verrijst gij uit het zand in bijna niet meer leven - of is het hoogste leven rust, een steile kust, gesloten voor de wilde vaart van leed en lust, waar ook het laatst verlangen moe het zeil moet reven? Uw oogen, irisloos en leeg als gladde steenen, verstaan de troost der zwakken niet, die zich beweenen, noch 't lichten van den lach, waarmee men zich bevrijdt uit de benauwenis van hartsbevangenheid. Zij staren wetend uit in een woestijn van eeuwen en vreezen niet, hoe wild ook de hyena's schreeuwen, - hyena's wagen zich alleen aan weerloos aas - angst is het kenmerk van den lafaard of den dwaas. Wat deert het lot u der van zon en dorst ontzinden, die aan hun einders enkel luchtoases vinden en aan hun voet de knekels van een karavaan, gij zaagt culturen en hun babels ondergaan. Geluk of ongeluk, der menschen blikken breken zoo broos als splint'rend glas en smelten tot een traan en wellust dooft in hen het sterre-klare teeken gelijk de dood, vóór zij zich eeuwig sluiten gaan. UW wimperlooze blik blijft open, strak gericht en reikt tot aan de grenzen van het vergezicht, waarin geslachten vochten en verbloedden voor een waan en gansche volkeren in nederlaag bezweken en werden uitgedorscht in slavernij als oogst-rijp graan. De zegen van het Kruis, het slagzwaard van de Halve Maan, de wijsheid van de klerken en geleerde leeken en van de dichters het exstatisch, zingend spreken, gelijk de wind lijkt 't al aan u voorbijgegaan. [pagina 43] [p. 43] O, imposant idool, de macht der Pharaonen, zij stolde in uw vorm tot magisch zinnebeeld, dat bleef, toen het verval oprankte tot hun troonen, hun heerschappij als spinrag scheurend werd verdeeld. Ontmenschte majesteit, als zand verstuift de tijd, maar ongeschokt staat gij in onontroerbaarheid. Vorige Volgende