Roeping. Jaargang 24(1947)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 640] [p. 640] Domna Oda Swagemakers O.S.B. Dum medium silentium Toen alles in de diepste stilte lag... hemel en aarde, witbevrozen bomen, bergen en dalen, wind en waterstromen hielden den adem in van puur ontzag; de nacht was halverweg zijn baan gekomen, zon, maan en sterren schenen stil te staan. De negen koren, die sinds negen maanden reeds zwegen, zwegen, stonden diepgebogen over een kleine, donkere planeet, wachtende op de nieuwe Scheppingskreet, waarmee Het Eeuwig, Alvermogend Woord zou treden buiten de Gesloten Poort en Zelf het Groot Silentium zou breken. Wie, die het hoort: het eerste Levensteken? Toen alles in de diepste Stilte sliep, konden de negen grote hemelkoren het Goddelijk Zwijgen horen stijgen, stijgen tot hoogste intensiteit: de Volheid van den Tijd. * De adem van een ezel en een os, Een zacht geruis van linnen dat op mos en stro wordt uitgespreid. En dan, nauw hoorbaar: een klein, heel fijn geluid, zo hoog en klaar, zo breekbaar en zo broos als puur kristal. En aan den hemel van het groot heelal begon een machtige bronzen Stem te bonzen, en sloeg meteen het grote Gloria los! Een zindering voer door de witte bomen. Zon, maan en sterren, wind en waterstromen [pagina 641] [p. 641] stortten hun jubel als een waterval uit in het kleine dal van Bethlehem. Jubilo's stroomden door de aetherkringen, en hier benede' ontvingen alle dingen een nieuwe stem, om met de hemelingen voor God en mens het Nieuwe Lied te zingen. Daaroverhenen ging (wie, die het hoorde, in 't groot geruis rond dit geboortefeest?) een wisseling van Goddelijke Woorden tussen Den Vader en Den Heiligen Geest en Een Klein Kindeke, Dat - pasgeboren - huiverend en hulploos in een kribbe lei, en - in taal, tè hoog voor mensenoren - tot Hem, Die troont op de Cherubijnen, zei: ‘Gij zijt Mijn Vader, Gij!’ ‘Gij zijt Mijn Zoon’ was 't wederwoord. ‘Ik heb U voortgebracht. O Mensenzoon: zit aan Mijn Rechterzij. U hoort de Macht, de hoogste Heerschappij. Gij zijt De Koning met de eeuwige Kroon. En - zij een kribbe of een kruis uw Troon - de Schepping, van den hemel tot de hel, ligt onder uw Bevel: uw Voetschabel.’ Toen Zweeg de Vader, en Hij neeg zich diep over Het Woord, Dat eens de wereld schiep. De Geest fluisterde iets. Zang en muziek vermisten in een suizende rythmiek: uitdeinend wiegelied. Het Kindje sliep. Kersttijd '44 Vorige Volgende