| |
| |
| |
Jan Hensen
Maria in hare verschijningen
De aktualiteit, om zo te spreken, van Maria, komt zeker nergens duidelijker en rechtstreekser tot uiting als in hare verschijningen. Wat Maria voor ons betekent, wat zij aan ons moderne mensen te zeggen heeft in elke van die bizondere openbaringen, kan alleen ten volle verstaan worden wanneer wij die Verschijningen in het kader plaatsen van de nieuwe geschiedenis van Kerk en wereld.
Dan immers komen Maria's uitspraken in het juiste verband te staan; welk verband gevormd wordt door den tijd, waarop de woorden werden gesproken, door de personen waartoe zij rechtstreeks werden gericht, door de plaats waar deze zieners, temidden hunner bizondere omstandigheden, werden geroepen en toegesproken.
Steeds leefde Maria in de harten der gelovigen. Was er niet, toen in 431 op de Kerkvergadering van Ephese het goddelijk moederschap van Maria werd afgekondigd, een storm van geestdrift uitgebroken onder het volk, dat de Vaders in triomf met fakkellicht naar hun woningen begeleidde? De titel ‘Moeder Gods’ (Theotokos), waaronder zij reeds lang voordien vereerd werd, was nu voor altoos bekrachtigd en zou in juwelen op de ikonen stralen.
In de vurige Middeleeuwen bloeide deze godsvrucht op heerlijke wijze uit, getuige de ereplaats aan Maria gegeven in de brandvensters en de portieken der kathedralen, getuige ook de talrijke Marialegenden. Doch met de geleidelijke verzwakking van het geloof verzwakte ook deze schone liefde bij velen; en als ten slotte bij de zogenaamde hervorming het grote verzet rijst tegen den Paus als hoofd van Christus' Kerk, dan wordt dit tevens een zijdelingse aanval op Maria en op de hoge plaats die zij in den eredienst inneemt. Immers, zo S. Augustinus Maria reeds als 't ware de ‘forma Dei, vorm Gods’ noemde, dan was zij ook in dit opzicht de ‘vorm der Kerk’, welke Kerk hier in haar hoofd werd aangetast.
| |
| |
In de 17e eeuw sijpelt met het Jansenisme het kwaad in de Kerk zelf door en wel in Frankrijk, ‘Maria's eigen land’ geheten. Doch dan zien wij hoe hier de handschoen wordt opgenomen om haar eer te verdedigen. Het is vooral de onversaagde H. Jean Eudes (1601-'80), die in deze om zich heen grijpende verkilling de harten weer deed kloppen door zijn prediking, in woord en geschrift, van de liefde tot de heilige Harten van Jezus en Maria. Als schutse tegen het invallen van een helderen vriesnacht - de eeuw der Verlichting die volgen ging - ontstak Jezus zelf een brandend vuur in het hart van de H. Margaretha Alacoque (1647-1716) te Paray-le-Monial. Zij werd geroepen om de vlammende toorts te zijn die de godsvrucht tot het H. Hart van Jezus in de wereld rondom moest verbreiden. Maar de kilte was reeds ingevallen, toen de H. Grignion de Montfort (1637-1716), de grote Maria-apostel, zijn machtige stem verhief en met zijn heldenadem het onder de as van onwetendheid en onverschilligheid nog smeulende vuur trachtte brandend te houden. Als een Profeet richtte hij zich, over dezen tijd heen, tot de apostelen der laatste tijden. Ook hij werkte ten slotte voor een verdere toekomst; en zijn leer, vervat in het handschrift ‘De ware godsvrucht tot Maria’ zou meer dan een eeuw verborgen blijven (tot 1842), zoals hij dit voorspeld had.
In de eeuw die nu volgde, de 18e, ging het kwaad van het steeds verder vretend rationalisme pas echt uitwoeden. Deze eeuw liep uit op de grote Franse Revolutie en voerde zo tot de diepe vernedering van de Kerk in haar pausen Pius VI (1775-1799) en Pius VII (1800-1823), toen het pausdom geknakt scheen. Had echter in den tijd van dit martelaarschap ook hier Maria niet aan den voet van het kruis gestaan, om de woorden te horen: ‘Vrouw, ziedaar uw zoon’?
Door Satan als uitgedaagd, wanneer hij in die Revolutie juist in de Notre Dame, de Mariakerk van Parijs, bijna in eigen persoon zijn ogenschijnlijk volledige triomfen viert, gaat nu ook Maria persoonlijk meer op den voorgrond treden, om na den ondergang van het ‘Ancien Régime’ een nieuw in te voeren, haar geheel eigen. Juist was het herstel
| |
| |
van dat Oud Bewind in Frankrijk mislukt door de Juli-revolutie van 1830, een mislukking, die zich herhalen zal in het Rome van Gregorius XVI (1831 - '46), toen zij haar nieuw bewind kwam aankondigen. ‘Dum medium silentium tenerent omnia...’ middernacht, in de diepe stilte van een kleine kloosterkapel, geheel verlicht ‘alsof het Kerstmis was’, gelijk de zienster zou zeggen.
Hier vangt de nieuwe geschiedenis aan, met de wondere feiten die wij de Verschijningen van Maria heten. In kort verhaal laten wij de gewichtigste hier volgen; het zijn de grote feiten in de geschiedenis van het Komende Rijk, het Rijk van Maria, dat als een dageraad aan het Rijk van Christus-Koning zal voorafgaan.
| |
I. Parijs 1830.
De ‘Proclamatie van Maria’.
De wonderdadige medalje van de Onbevlekte Ontvangenis.
Het was in den tijd kort na de Juli-revolutie van 1830 te Parijs; Louis-Philippe, de ‘Burger-Koning’, had de plaats ingenomen van Karel X, den laatsten Bourbon op den troon van Frankrijk. Op den stoel van Petrus te Rome zetelde sedert enkele maanden Paus Pius VIII (31 Mei 1829 - 30 Nov. 1830), die spoedig weer zou worden opgevolgd door Gregorius XIV (1831 - 1 Juni 1846).
Het begon in een klooster, op een slaapzaal, bij de Zusters van Liefde in de rue du Bac te Parijs, 's nachts, terwijl alle zusters sliepen.
Catharina Labouré was de jongste novice in huis. Den 27 November 1830, dus enkele dagen voordat Pius VIII vol kommer de wereld verliet, ontving zij de boodschap die haar tevoren 's nachts was aangekondigd. Het was op een Zaterdagavond tegen half zes en Soeur Catherine was alleen in de kapel. Ineens... een geruis van zijde, dat van den rechterkant van het altaar komt. Zij kijkt op en valt op de knieën. Nu ziet zij Maria boven het altaar staan, in een helwitte
| |
| |
wolk, terwijl zij haar handen uitstrekt, aan de vingers kostbare ringen en edelstenen. Van de handen uit vallen lichtbundels over de aarde, terwijl Catharina de woorden hoort: ‘Dit alles geeft de genaden aan, die ik uitstort over hen die ze mij vragen’. Dan is het of om de witte wolk een gouden rand begint te stralen, welke Maria nu omringt als een ovaal van gouden letters, die te lezen geven: ‘O Maria, zonder zonde ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot U nemen’. Daarop spreekt Maria tot Catharina: ‘Laat een medalje slaan naar dit model; zij die ze eerbiedig dragen zullen grote genaden ontvangen, vooral als zij de medalje om den hals dragen. Voor hen die vertrouwen, zullen de genaden overvloedig zijn’.
Nu keert zich de levende medalje, wat Maria hier is, en op de keerzijde is een grote letter M te zien, met daarboven een kruis, staande op een dwarsbalk in de M. En onder de letter staan, als bloedrode rozen, de heilige Harten van Jezus en Maria, het eerste met doornen omkranst en het andere met een zwaard door stoken. Op deze medalje staat de leer uitgebeeld, die Maria ons wil voorhouden. En die hele leer zal nu gegrift worden op een metalen lovertje, zo groot als de nagel van een duim.
Hier werd dan in 1830, te Parijs, in het donker en in algehele verborgenheid, de kiem gelegd van het komende Rijk van Maria. De zuster was en bleef onbekend; zij leefde nog vele jaren, stil bezig met haar dagelijkse plicht in een huis voor ouden van dagen in Enghien bij Parijs. De boodschap die zij ontving bleef het geheim van haar biechtvader, die zo het enige kanaal vormde waardoor zij dan uitmondde in de Kerk.
Zo vaardigde Maria haar eerste ‘proclamatie’ uit: een regen van zilveren lovertjes, de Wonderdadige Medalje, daalde over heel de aarde, de zegeningen, aankondigend van haar aanstaande rijk. De Kerk plaatste dit feit op haar kalender en viert den 27 November het feest van de Wonderdadige Medalje van de Onbevlekte Ontvangenis.
27 Juli 1947 is Catharina Labouré heiligverklaard.
| |
| |
| |
II. Lasalette 1846.
De Nood der Vrouwe:
Zij die schreit... op het Verloren Paradijs.
Op het uur - het was in den tijd van de stilte voor den storm der Revolutie van 1848, die vanuit Frankrijk zich weer zou verspreiden over geheel Europa - dat Louis-Philippe met zijn gevolg in het park van zijn paleis wandelde bij Parijs, heel rustig en majesteitelijk, op datzelfde uur schreide Maria te Lasalette in de eenzaamheid der bergen in de streek van Grenoble. De Koningin van Hemel en Aarde was als Moeder der mensen haar nood komen klagen bij twee arme herdertjes, een jongen en een meisje, die daar de zorg hadden over enkele koebeesten en geiten.
In Rome was de nieuwe Herder der christenheid Pius IX (16 Juni 1846 - 1878) eerst sedert enkele maanden met deze hoogste waardigheid bekleed en het ‘Evviva Pio Nono’ was er nog niet van de lucht.
Het was op een Zaterdag, 19 September 1846, daags voor het feest van O.L. Vrouw van Zeven Smarten, dat toen werd gevierd op de derde Zondag van September. Twee kinderen staan te kijken naar hun ‘paradijs’, dat zij samen hebben opgebouwd: een hoopje opgestapelde stenen, waartussen hier en daar wat bloemen steken. Het zijn Melanie Calvat, vijftien jaar en Maximin Giraud, elf jaar.
Het is volle middag en als zij wat gegeten hebben vlijen zij zich weer in het gras en slapen in. Als Melanie wakker schrikt en Maximin wekt, is het al twee uur! Zij zoeken hun kleine kudde en zien dan hoe een vuurbol staat te gloeien op de plaats van hun ‘paradijs’... ‘alsof de zon in het dal was gevallen’. Het licht gaat geleidelijk open en nu zien de kinderen iemand zitten: een vrouw, haar hoofd tussen de handen, de ellebogen gesteund op de knieën. Een vrouw die schreit... ‘als een arme moeder, die door haar kinderen was geslagen en nu gevlucht was in de bergen’. Dan zien zij haar langzaam opstaan; zij laat de lange mouwen van haar
| |
| |
kleed over haar handen vallen, terwijl zij de armen licht kruist. Dan wendt zij zich tot de kinderen: ‘Komt dichter bij, m'n beste kinderen, weest maar niet bang, ik ben gekomen om jullie groot nieuws te vertellen’.
De Heilige Maagd, zoals zij hier aan de kinderen verscheen, was, zoals deze later vertellen, helemaal mooi, ‘helemaal van liefde gevormd’. Melanie ziet haar aangezicht in tranen, tranen die langzaam vloeien, loslaten en zwevend zich beneden oplossen als sterretjes van licht. En aldus wenend onderhoudt de Schone dame zich nu met de kinderen: ‘Als mijn volk sich niet wil onderwerpen, dan kan ik de arm van mijn Zoon niet meer tegenhouden. Hij weegt zo zwaar dat hij door mij niet meer te dragen is. Reeds zó lang lijd ik voor u. En als ik wil verkrijgen dat mijn Zoon u niet verlaat, dan ben ik genoodzaakt zonder ophouden voor u te bidden. En gij, gij maakt er u niets uit’.
En de mensen zien maar niet aankomen alles wat Maria ziet aan verschrikkelijke rampen, die zij over zich aftrekken... ‘als zij zich niet bekeren...’ Hoe de Grote Afval van God de mensheid moet voeren naar een zekeren ondergang. De kinderen horen hoe de Schone Dame, terwijl Zij zich omwendt en verdergaat, nog eens herhaalt: ‘M'n beste kinderen, dat moeten jullie gaan zeggen aan heel mijn volk’.
En als zij haar tenslotte langzaam zien opstijgen van een hoogte, blijven de kinderen daar staan, de blik strak gericht op een punt aan de wijde hemel. Het is als Maria Hemelvaart!
Hier begon de wonderlijke geschiedenis van ‘het Geheim van Lasalette’, want de kinderen hadden ook een bizondere Boodschap voor de Paus.
18 Juli 1851 werden twee gezegelde brieven door speciale koeriers uit Frankrijk persoonlijk aan Paus Pius IX overhandigd: de geheimen van de kinderen van Lasalette.
De Paus was nog niet zo lang geleden te Rome teruggekeerd van Gaëta, waarheen hij was gevlucht voor de opkomende ‘democratie’ in de Kerkelijke Staat. In feite was hij in groten nood om ‘aanwijzingen van boven’. Moest hier een nieuwe koers worden opgemaakt? De boodschap van Lasalette kwam te juister tijd.
| |
| |
De kinderen van Lasalette, belast met de zending, leefden nog lang daarna. Hun leven stond geheel in het teken van het Groot Verdriet van Maria. Als twee ballingen, ieder afzonderlijk door Maria uit hun ‘paradijs’ in de vreemde wereld gezonden, bleven zij daar getuigen als exsules filii Evae, hier zo bizonder uitverkoren tot kinderen van Maria.
| |
III. Lourdes 1858.
De grondwet van Maria.
De Onbevlekte... als het Herwonnen Paradijs.
Sedert 1852 had Frankrijk dan weer een Keizer, die zich noemde Napoleon III. In de boodschap van Lasalette was hij vroeger reeds genoemd: de dubbelhartige. Nu begreep de regerende Paus Pius IX de betreffende passage, die hem zo duister was bij het ontvangen der brieven, Hij was dus gewaarschuwd.
Sedert 1849 was Rome immers bezet door de Franse troepen; en zo stond het Hoofd der Kerk onder de hoede, genoemd het edelmoedig protectoraat, van den Keizer der Fransen. Op 8 December 1845 had de Paus - vroeger zo weifelend en nu opvallend zelfstandig in zijn nieuwe koers - het Dogma afgekondigd van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Het was als de proclamatie van de ‘Grondwet’ van haar Rijk.
Het Angelus had geklept en het was nu even na twaalf, op een Donderdag, 11 Februari 1858. Van het plaatsje hier in een vergeten uithoek van zijn Rijk, Lourdes aan den voet der Pyreneën, had zeker ook de Keizer nog nooit gehoord!
Een klein meisje zit bevend van kou op een der stenen aan den oever van het riviertje de Gave. Zij aarzelt om door het water te waden en zo haar vier vriendinnetjes te volgen, die al aan den anderen kant zijn om hout te sprokkelen. Thuis hebben ze het koud. Het is Bernadette Soubirous, een meisje van ongeveer veertien jaar. Eindelijk begint ze treuzelend
| |
| |
haar eerste kous uit te trekken. Een zware slag klinkt in haar oren. Met een ruk wendt ze het hoofd om in de richting van de grot, die in de bergwand achter haar als een uitgestoken hol oog staart over den stenigen verlaten oever. Als de wilde rozelaar die zo even nog heftig heen en weer sloeg aan de voet van een nis in den rotswand tot rust is gekomen, staat daar een jonge schone vrouw, een meisje nog. Als ‘la Dame de la Grotte’ zal zij gedurende de volgende weken geregeld audiëntie verlenen aan dat arme molenaarskind Bernadette - waarbij deze de verschijning van Maria argeloos weergeeft in haar glimlach en haar tranen.
En als de Dame eens haar blik laat gaan over het hoofd van Bernadette heen en uitziet over de wereld met die millioenen en millioenen bezige mensen, die niet weten en veelal niet willen weten van God en zijne Moeder... dan weent zij. En Bernadette hoort hoe zij zucht en met aandrang smeekt: ‘Bid voor de zondaars’. Dat is de grootste zorg der Dame; Bernadette heeft het begrepen. In diepe vernedering en schaamte kruipt zij nu langs den grond. Even heft zij het hoofd op en luistert als naar een bevel. Zij springt recht: een beeld van het innigste verdriet! Elet gezicht in tranen en met tranen in de stem staat zij nu gericht tot de menigte: ‘Pénitence, pénitence, pénitence. Boete, Boete, Boete.’
Tot eindelijk op 25 Maart, het feest van Maria Boodschap - de dag van het eerste Ave Maria! - de Dame haar naam zegt, die haar bizondere boodschap hier in Lourdes omvat:
‘Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis’. Als een hemelse ondertekening van het Dogma van 1854, het hartsgeheim van Maria.
En de bron, in blind vertrouwen door de kleine zienster ontdekt op aanwijzing van Maria, zelf een bron van genaden, bleef vloeien als een bron van zegeningen.
In de stilte van een klooster sleet Bernadette haar verder leven, maar het wonder dat zij in zich had opgenomen sleet niet uit. Het ‘Lied van Bernadette’ bleef zuiver doorklinken tot in onzen tijd en iedereen hoorde sindsdien van het plaatsje Lourdes, verheven tot ‘Hoofdstad van het Gebed’.
Leo XIII vereerde 25 jaar later de verschijning van Maria
| |
| |
in de grot van Massabielle met een eigen feest in het kerkelijk jaar gesteld op 11 Februari. En Pius XI deed in 1933 Bernadette plaatsen op de lijst der heiligen.
| |
IV. Pellevoisin 1876.
De livrei van Maria.
Het Wonderbare skapulier van de Moeder van Barmhartigheid.
Zo had zich dan het oordeel voltrokken. De Arend, waarover te Lasalette door Maria reeds was gesproken nog vóór hij was opgestegen, was ‘neergestort op het zwaard’. Napoleon III was 2 Sept. 1870 bij Sédan verpletterend verslagen en zelf in handen gevallen der Pruisen. Maar de nog steeds roemrijk regerende Paus Pius IX had 18 Juli 1870, daags voor het uitbreken van de Frans - Duitse oorlog, op het nog vergaderende Vaticaanse Concilie het leerstuk van de Onfeilbaarheid van den Paus als geloofsleer kunnen afkondigen. Het steigerwerk van den Kerkdijken Staat om het beeld van den Paus van Rome kon gevoeglijk worden afgebroken.
Temidden der grootste benauwenissen, terwijl de machten der duisternis schijnbaar onbeperkt heersten, had Maria te Pontmain aan de grens van Normandië op 19 Januari met gouden letteren aan den hemel geschreven, hoe er uitkomst zou komen. Als in een intermezzo - een voorstelling voor kinderen, gegeven tegen den helderen sterrenhemel - had zij beloofd dat God het gebed der kinderen ‘binnen korten tijd’ zou verhoren. Enkele dagen later - 28 Jan. 1871 - werd de wapenstilstand getekend en was de Frans-Duitse oorlog beeindigd.
Op 29 Juni 1873 had een officiële afvaardiging van de Nationale Vergadering te Paray-le-Monial Frankrijk aan het H. Hart van Jezus toegewijd en in Juli van dat jaar werd bij besluit de oprichting gelast van de Nationale Basiliek van het H. Hart op Montmartre te Parijs. Het was de uiteindelijke vervulling van een wens door Margaretha Maria Alacoque
| |
| |
beluisterd aan Jezus' Hart, reeds in Augustus van het jaar 1689! Nu stond Frankrijk hier, geslagen door zware beproevingen: ‘Gallia poenitens et devota’, gelijk het opschrift luidt.
In een klein kamertje van een huis, behorend aan den kasteelheer de la Rochefoucauld, bij Pellevoisin, in het midden van Frankrijk, ligt het kamermeisje van de gravin zwaar ziek te bed. Sedert het einde van het vorig jaar 1875 - Estelle Faguette had toen nog een laatsten brief geschreven aan O.L. Vrouw van Lourdes, dien zij liet bezorgen in de grot van het park bij het kasteel - was de toestand steeds verergerd. 8 Februari 1876 gaf de dokter haar nog slechts enkele uren te leven. En zij was nog maar 32 jaar.
Zondag 13 Februari leeft zij nog. Op haar verlangen werd Maandag daarop in Parijs een kaars opgestoken in Notre Dame des Victoires en een andere op een altaar van Notre Dame de Lourdes. En nu, Dinsdagmorgen, zegt zij tegen mijnheer pastoor dat zij die nacht O.L. Vrouw heeft gezien: Zaterdag zal zij dood zijn of genezen! De volgende nachten herhaalt zich dat wonderbare ziekenbezoek. En Zaterdag staat Estelle op, wast zich en kleedt zich geheel alleen aan.
Het gezwel dat zij sedert elf jaar had in de linkerzij is verdwenen. De eerstvolgende dagen schrijft zij het verhaal der bezoeken: de eerste nachten was de duivel Maria vóór geweest, maar werd dan steeds meer door Haar ‘verwijderd’. In den loop van hetzelfde jaar verscheen Maria nog herhaaldelijk aan Estelle (die weer gewoon haar dienst waarnam), eerst 's nachts en later meestal in de middaguren in het bijzijn van meerdere getuigen. De laatste verschijning had plaats op Vrijdag 8 December 1876, op het Feest van de Onbevlekte Ontvangenis, ongeveer half een 's middags. Toen sprak Maria: ‘Ik heb je uitverkoren om mijn glorie te openbaren en deze godsvrucht te verbreiden’. Daarbij hield Maria haar skapulier in beide handen. Reeds vroeger had zij dit skapulier laten zien en haar voortdurend aangemoedigd dit zo te vervaardigen. Het was de livrei waarin zij haar kinderen gekleed wilde zien: waarop het ereteken van het met doornen gekroonde Hart van Jezus.
| |
| |
Zo kwam, nadat in 1873 gehoor was gegeven aan wat Jezus zelf twee honderd jaar geleden te Paray-le-Monial door Margaretha Maria had gevraagd, Maria hier te Pellevoisin het zichtbaar teken geven van haar welbehagen. En de Heilige Congregatie der Riten, die 4 April 1900 het Skapulier van het H. Hart goedkeurde, gaf aan, dat op een der delen de afbeelding van het H. Hart moest voorkomen zoals Maria het hier liet zien; en op het andere deel het beeld van de H. Maagd met den titel: ‘Moeder van Barmhartigheid’.
De verschijning en de boodschap van Pellevoisin ging over geheel de wereld om de Moeder en de Zoon meer en meer te doen kennen en beminnen.
Estelle Faguette, het kamermeisje van de gravin, bleef in dienst en zij werd beloond met een lang leven als oude gedienstige, tot zij, die steeds zichzelf gelijk was gebleven, stierf, meer dan tachtig jaren oud.
| |
V. Fatima 1917.
De Plannen van Barmhartigheid.
De Macht en Majesteit van Maria als Koningin van den Rozenkrans.
Vele jaren waren verlopen - twee pausen waren elkaar nog opgevolgd nadat Pius IX in 1878 eindelijk zijn moede hoofd had mogen neerleggen - en de Kerk hield haar hoofd opgericht als nooit te voren. Leo XIII (1878-1903) had in 1899 de hele mensheid toegewijd aan het H. Hart van Jezus. Pius X (1903-1914), ‘Ignis Ardens’, de ‘Paus der kleinen’, ontstak het vuur der Eucharistie in de kinderharten. Het uitbreken van den eersten wereldoorlog (1 Aug. 1914) had zijn hart gebroken en op 6 Sept. 1914 had Paus Benedictus XV (1914-1922) het roer van het scheepje van Petrus overgenomen om het door de branding van dezen tijd te sturen.
Voorjaar 1917. In het Westen wordt het dode evenwicht der machten weer met bloed bezegeld; de voorjaarsoffensieven der gealliëerden storten in. In het Oosten komt een ge- | |
| |
heimzinnige macht naar boven: 11 Maart 1917 revolutie in Rusland. In Rome is de Paus in grote zorgen. Zijn vredesboodschap werd niet gehoord. Wien zal hij verder zenden? 13 Mei 1917 wordt Pacelli door Benedictus XV tot Bisschop gewijd: hij zal zijn nuntius worden in Duitsland voor een laatste poging tot bemiddeling.
Tegen den middag van dienzelfden dag (misschien wel op hetzelfde uur) drijven drie herdertjes hun kleine kudde langzaam voor zich uit in een heuvelkom, Cova da Iria geheten, een soort natuurlijk amphitheater gelegen in de buurt van Fatima, een gehucht midden in Portugal. Het zijn Lucia Dos Santos, nu ruim tien jaar, haar neefje Francisco Marto, een jaar jonger dan zij, en diens jonge zusje Jacinta Marto, die juist zeven jaar is geworden.
Als de kudde ter plaatse is nemen zij hun korfje en gaan eerst wat eten. Na het eten bidden zij een heel rozenhoedje. Hun schapen en lammeren grazen door en zij kunnen gaan spelen. Francisco heeft grote plannen: ‘Vandaag beginnen wij met het bouwen van een huis!’ Met een paar stenen geeft hij al de grondslag aan van de muren. En de meisjes moeten maar stenen aandragen en ook hout, straks voor het dak. Hij zal de bouwmeester zijn, zij moeten het materiaal leveren.
Midden in hun drukdoende kinderlijke bedrijvigheid worden zij opgeschrikt. Een scherpe lichtflits! Boven een kleine steeneik staren zij in een fel licht; en in dat licht, als een zon in de zon, zien zij de gestalte van een Dame, onnoemelijk schoon. Lucia ziet hoe die Dame haar vragend aankijkt en geheel onbevangen vraagt zij: ‘Vanwaar bent U?’ Als had zij een harp aangeslagen, klinkt het nu van de lippen der Dame: ‘Ik ben van den hemel’. En als Lucia verder vraagt: ‘Wat komt U hier doen?’, horen de meisjes (Francisco ziet alleen haar lippen bewegen): ‘Ik kom u vragen zes maanden achter elkaar den dertiende van de maand naar hier te komen op hetzelfde uur. In October zal ik u zeggen wie ik ben en wat ik verlang’.
Wanneer volgens dit wonderbare zesmaandenplan ‘de Plannen van de Barmhartigheid der Harten van Jezus en Maria’ aan de harten van deze kinderen zijn geopenbaard:
| |
| |
dat ‘deze oorlog gaat eindigen, maar als de mensen niet ophouden God te beledigen, zal onder de volgende Paus een andere, erger dan deze, beginnen. God zal de wereld straffen voor haar misdaden. Om dat te verhinderen, zal ik de toewijding van de wereld aan mijn Onbevlekt Hart komen vragen. Als zij naar mijn verlangen zullen luisteren, zal Rusland zich bekeren en zal vrede komen. Zo niet dan zal het zijn dwalingen over de wereld verspreiden’.
Tenslotte komt den der tienden October 1917, als de laatste dag aangekondigd, het antwoord op de vragen van Lucia:
‘Ik ben de Koningin van den Heiligen Rozenkrans’.
‘Ik kom om de gelovigen aan te sporen van leven te veranderen; O.L. Heer, die zo beledigd wordt, niet meer door de zonde te bedroeven; de Heilige Rozenkrans te bidden; zich te beteren, en boete te doen voor hun zonden’.
En als om de ongelovige bijziende mensen eens goed bij te lichten, laat Maria nu de zon draaien als een toverlantaarn in allerlei kleuren, om haar dan in een verschrikkelijke zigzagbeweging te doen naderen onder de ogen van de ademloze menigte. Het ‘zonnewonder’, als teken van de macht van Maria! Een waardige ‘ondertekening’ van haar verklaringen.
Intussen was de zending van Pacelli, hem opgedragen door den Paus, gestrand op den onwil der ‘Grote Machten’.
Maar het lied ingezet door de kinderen van Fatima is niet verstomd. Wel mochten Francisco en zijn zusje Jacinta reeds binnen enkele jaren den weg gaan, waarop zij zich reeds hadden gezien ‘in den lichtbundel die naar den hemel ging’. Lucia echter staat nog ‘in den lichtbundel die zich verspreidt over de aarde’; zij alleen bleef over om verder te getuigen van de ‘Plannen van Barmhartigheid’ en van den beloofden Vrede.
| |
VI. Banneux 1933.
De dienstreis van Maria.
Maria komt aan huis als Maagd der Armen.
De eerste wereldoorlog was voorbij, de mensen rie- | |
| |
pen: Vrede! vrede!. Maar er wàs geen vrede. Op de Stoel van Petrus zetelde nu weer een Pius. ‘Onder een Pius (IX) ben ik geboren, onder een Pius (X) ben ik in Rome gekomen, en Pius is een naam van vrede, daarom wil ik Pius heten’. Het was dus Pius XI (1922-1939). Wel zag deze Paus het Volkenbondsgebouw te Genève verrijzen en stond in den Haag het Vredespaleis; hij was er echter niet bij betrokken, evenmin als Maria.
‘Zij luisteren niet naar hare verlangens’.
‘Dan zal Rusland zijn dwaling over de wereld verspreiden, oorzaken van oorlogen en kerkvervolgingen’.
Zo moest deze Paus, die Pius wilde heten, aanhoudend protesteren: Rusland, Mexico, Spanje. Zijn stem wordt niet gehoord. In Duitsland steeg ondertussen, aangezogen door het wielende hakenkruis, de bruine vloed steeds hoger, als het opkomen van een nieuwen zondvloed.
Maria is op weg. Is zij Frankrijk voorbij? We zijn hier al in België, op de grote baan van Vigné in de richting van Rochefort: Beauraing, waar zij bedelt met haar gouden Hart.
Het ‘Heilige Jaar’ is ingezet: 1933.
Temidden van de grote beroering der geesten, ontstaan om het gebeuren van Beauraing, bidt een priester om een teken. ‘Laten wij de Heilige Maagd bidden om hemelse bevestiging van de gebeurtenissen van Beauraing; en haar tevens de bekering vragen van mijn eigen parochie.’ Zo begon 8 Januari 1933 Abbé Jamin in intiemen kring zijn novene.
En Maria is verder gegaan op haar weg. Zij daalt nu af in de plaats der uiterste armzaligheid, der diepste vernedering. Deze plaats is als ‘lieu banal’ of banlieu vroeger geschonken, aan de minst bedeelden: Banneux, de plaats der armen, de parochie van Abbé Jamin. Ja, zij gaat iets verder nog, naar een terzij gelegen buurt, La Fange geheten, De Modder; in den modder dus! Onder den rook van Luik.
Zondagavond, den 15 Januari 1933, ongeveer 7 uur. Op dien donkeren avond wordt van een zwak verlicht raam in een alleenstaand huis even het gordijn opzij gehouden. In de
| |
| |
flauwgele schijn van een petroleumlamp tekent zich vaag een meisjeskopje af voor het venster. Het meisje tuurt over den weg en ziet ‘iemand’ in het voortuintje, vlakbij. Het is een Dame die daar staat of juist aankomt. Een Dame die zelf licht geeft!
Zo begon het hier: Maria op huisbezoek even tikkend aan het raam bij arme mensen. Het kind dat hier naar buiten wordt geroepen, is de oudste van een groot arbeidersgezin: Mariette Beco, bijna twaalf jaar. Zij moet in huis al bijspringen en zo is van school en catechismus niet veel gekomen. Vader is werkloos en vol wrok. Een poos geleden heeft hij het behang over het kruis aan den wand heengeplakt. Pastoors en kapitalisten, 't is immers alles hetzelfde! Dat is zo de harde wereld waarin Mariette zich ziet geplaatst. En nu? Is dat die ‘andere wereld’, waarover zij wel eens Leeft gehoord als van de grote wereld van rijke mensen, koningen en prinsessen? Zij kan het grote nieuws niet voor zich houden: dat die wereld nu zo vlakbij is gekomen! Zo hoort het Monsieur l'Abbé, die luistert, volgt en bidt om een teken.
En het gaat door. Een volgende avond gaat Mariette naar buiten en de Dame leidt haar over den weg - als op een kruisweg valt zij driemaal op de knieën - naar een bron: ‘Deze bron is mij voorbehouden’, fluistert Mariette, als een echo van de woorden die zij hoort. ‘Ik ben de Maagd der Armen’ - Oh, de Maagd der Armen, klinkt het na uit Mariette, als had zij dat wel verwacht. En de bron? ‘Voor alle volken. Voor de zieken’.
En telkens weer springt er als een sterredeurtje open, daarboven tussen die twee sparretoppen, en komt Maria als van heel verre te voet afdalend langs een trap uit den hemel tot in dit voortuintje bij die arme mensen: ‘Ik kom het lijden verzachten’. En vóór het vaarwel klinkt het nog ‘Ik ben de Moeder van den Zaligmaker, de Moeder van God. - Bid veel’. Als week nu de hemel van haar terug, zo springt Mariette op, loopt, valt weer op den grond, in den modder! Zo bleef het kind achter, als verlaten.
Verlaten als de mensheid zonder Moeder. En het wordt
| |
| |
donker in de wereld. Maart 1933. Spoedig zal het hakenkruis tot aan de poort van Sint Pieter staan, waarachter Pius XI klaagt dat ‘te Rome een kruis is geheven dat niet het kruis is van Christus’.
Temidden der uiterste duisternissen, midden in den tweeden wereldoorlog die hierop volgt, 25 jaar na Fatima, grijpt Pius XII (1939 -), de vroegere koerier van Benedictus XV die nu geen stap kan doen, terug op de vredesactie in 1917 door Maria ontplooid in de harten der kinderen van Fatima:
31 October 1942 wordt de wereld toegewijd aan het Onbevlekte Hart van Maria.
Door het ‘Zonne-wonder’ nu in Italië te Bonate (eerste verschijning van Maria op 13 Mei 1944) werd dit wereldhistorisch feit door Maria op een enige wijze bekrachtigd.
En zij vervolgt haar weg.
|
|