Sinds wanneer treedt Gij mij zoo uit den mensch tegemoet?
Elke mensch is voor mij een nieuwe ontmoeting met U.
Het is alsof Gij een licht in mij hebt gezet, en dat lokt U uit
dit geheim-schoon wezen naar mij.
Of lokt Gij mij telkens naar U? Of lokken wij elkaar?
Maar dit weet ik: Gij houdt U schuil in mij... En als ik
bij de menschen kom, springt Gij op en trekt, van waar Gij
staat, Uzelf uit de anderen tot Uzelf uit mij... En de band
is gesmeed, en de eenheid die gij gewild hebt, bestaat.
En ook de Liefde, Die de Geest is, is dit eeuwig wedervin-