Meditaties van den minderen man
De volksmond noemt hen, - zonder onderscheid en uitzondering, - vrijmetselaars. De socialisten noemen hen kapitalisten. De kranten noemen hen ‘vooraanstaand’ en zijzelven noemen zich ‘ons’.
In den ban der betere kringen drinken geheelonthouders wijn en doen modeste meisjes aan mondaine modes mee. ‘Het hoort nu eenmaal zoo’. ‘Men kan het moeilijk laten’.
Wie den ban der betere kringen breekt, is een ‘boer’ of ‘bijkans bankroet’ en, als hij nog niet hopeloos voor 't parade-paradijs verloren is, minstens ‘legèrement emu’.
In den ban der betere kringen geeft men elkaar postjes, wat de ‘buitenwacht’, het ‘publiek’, het ‘plebs’ alleen op z'n belastingbiljet of aan de hoogte van contributies en verplichte bijdragen gewaar wordt.
‘Meneer de voorzitter, ik vind, dat op de begrooting het bedrag der salarissen van 't hoofdbestuur.....’ - Een nijdige hamertik. - Het woord is aan den geestelijken adviseur, die over offers en een nieuw liefdewerk spreekt.
Buiten den ban der betere kringen heeft men een stem, maar een meening hebben alleen de betere kringen. Wie er buiten een meening, althans een eigen meening heeft, is ‘rood’ en spoedig z'n betrekking kwijt.
Liefde noch haat doorbreken dien ban. Dit vermag alleen het vermogen en soms een titel.
De mindere man brengt het niet verder dan de mat.
Verder brengen het nu en dan de broeders van den minderen man, de minderbroeders, maar die hebben dan ook wel eens een titel en soms zelfs verstand van waar 't naar toe moet met onzen zilveren gulden en ons gouden goudentientje. En er zijn er bij, die met stalen, koperen en gouden stemmen wonderlik goed preeken kunnen over de standen, die door God gewild zijn en over den invloed van 't Roode Rusland, dien men heel erg dichtbij in zijn omgeving gewaar wordt. - Sint Franciscus is al eeuwen dood. En wat Felix Timmermans op Franciscus' harp tiereliert, wordt in de salons en boudoirs met welgevallen aangehoord. De armoe in een linnen stempelband, op goed papier, in vettig Vlaamsch, vindt tusschen Ivans en Courts Mahler allerwege een eereplaats. -
Maar de mindere man op de mat en de bedelaar vóór 't hek met een rashond erachter, de bedelaar, ‘die zich voor elke cent, die j'm geeft, een stuk in z'n kraag drinkt’, - om dit te begrijpen, moet men de economie der betere kringen hartgrondig bestudeeren, - de bedelaar en de mindere man, de werklooze, die ‘klap loopt’ en 's nachts van een mes en bommen droomt en daar overdag bloedig berouw over heeft; de minderbroeders zonder stem, zonder titel, zonder eigen meening over