Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 846]
| |
Rhapsodie der verbijsterden.Ga naar voetnoot*)Er woei mij een weifelend zingen na:
‘tusschen suizende wielen
gaan duizenden zielen
droomen opnieuw van Arcadia.’
Roode dood, groene dood, blauwe dood,
sluipend in stikkende dampen,
doovende leven en lampen.....
wie wierp rozen hem in den schoot?
Walsstraten, roestig, heet en ver,
pletgedrochten en cirkelzagen.....
wel, hoe durft zoo'n ding het wagen:
daar danst op de staven een jonge ster!
Een herder liep dwars door een bar;
hij hoorde het spotten
van dronken cocotten
en groette met rustig gebaar.
Op een arbeiderskraal,
suf, rozig en kaal,
waar verveling smeult als een hel,
laaien acht hooge
regenboogen
in kleuren mild en diep en fel.
| |
[pagina 847]
| |
En op de daken der zinkfabriek
zijn nachtegalen
neer komen dalen,
zingend in dolle choralen.
De nieuwe motoren der nieuwe muziek!
Een demagoog keek verbijsterd rond,
moest plots naar zijn vloeken
en dreigingen zoeken,
zoo bloeide er een smaak van wijn in zijn mond.
Geldkoning Smith wierp zijn grootboek dicht
en tuurde naar boven,
kon niet gelooven
dat ook vroeger zoo gloorde het zonnelicht.
Purperen bloesemregen stoof
op meeting van twisten -
de communisten,
die vrede vonden in nieuw geloof.
Wie grollend zwoegden in gore fabriek
of stinkende mijnen,
voelden het kwijnen
van wrok en haat; in panegyriek.
Op blanke vreugden zoemde aldra:
‘langs hongrende vrouwen
en smokende schouwen
loopt òòk wel een weg naar Arcadia’
Tegen kolen-silo van ijzer-beton
zijn bonte en gekke
prisma-vlekken
gaan dansen uit een gevangen zon.
Azuren rivier om karmijnen kerk,
paarse meteoren
| |
[pagina 848]
| |
op smaragden koren,
gouden vogels in lila zwerk.
Nu dwarrelen bloemen, oranje en blauw,
naar kazernen en sloppen.
Van heuveltoppen
en klamme vennen, door damp en dauw.
uit paleizen en krotten en spoorweghal,
van emplacementen
en kermistenten
roest, sidderend blij, in verlangenden schal:
Wij allen, wij zochten, voor en na
wat onze verdroefde
vadren behoefden:
den purperen weg naar Arcadia.
Wie geluk en vergeten zoekt, volge, wij gaan
in zalige horden,
uit zinloos geworden
ontmenschlijkend werken,
langs palmen en berken
een lang vergeten, verloren baan.
Wij allen vertrekken, later of dra,
van zorgen ontbonden
langs eindlijk hervonden
weg naar een reddend Arcadia!
MATH. KEMP. |
|