Roeping. Jaargang 10
(1931-1932)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Roeping 1931][Nummer 1]Vormkracht
| |
[pagina 6]
| |
na het onderkennen ervan, als ordenende krachten weten aan te wenden, allereerst door hun betekenis voor ons volk helder te belichten, om vervolgens de volken aan te vuren nog ééns een heilige kruistocht te ondernemen ter verwerkeliking dezer krachten in de synthetiese opbouw der nieuwe wereld. | |
II.Na de eerste positieve wet welke de samenleving der mensheid beheerst (althans te beheersen dient): die van de samenleving van man en vrouw in het huwelik, die van het huisgezin, volgt die van het nationaal verband der mensen: de volksgemeenschap. De mens behoeft deze gemeenschap om door haar te kunnen worden verrijkt met de talrijke geestelike en stoffelike goederen welke hij individueel noch in huweliksgemeenschap verwerven kan. Een bloeiende volksgemeenschap gaat op den duur een bloeiend volk - naar zijn leden beschouwd - betekenen. Door een juist en takties aanwenden der nationale krachten heeft Mussolini van een twederangse, aan corruptie overgeleverde volksgemeenschap een natie gemaakt welke in haar staatsformatie haar taak in de wereld eerder zal overschatten dan vergeten. Al te menselike overdrijvingen mogen echter de juistheid van het beginsel niet in verdenking brengen. Het nederlandse volk van Dollard tot Duinkerken heeft zich steeds bewuster te vormen tot één volk rond zijn edelste en hoogste menselike eigenschappen, zoals die zich in zijn historie hebben getoond. Een groots verleden, toen vlaamse vrouwen een majesteit als koninginnen voorkwamen, toen Brabant de toon der naties bepaalde en nederlands geestelik leven der volken van West Europa tot hun mystieke hoogvlucht bezielde, toen Holland de wereld beheerste - dit groots verleden inspirere ons volk tot versterking der ongetwijfeld in zich rustende krachten, welke deze grootheid hebben mogelik gemaakt. Moed, tucht en vroomheid, aangevuurd door zuidelike | |
[pagina 7]
| |
spontaneïteit, bezieling en geestdrift moeten in ons volk weer tot perfectie komen, gevariëerd naar de aard der bewoners in Noord, Midden of Zuid, even zovele verscheidenheden van de ène nederlandse levenskracht in het nederlandse volk. Zijn kunst en letterkunde, wetenschap en zeden, zijn handel en nijverheid dienen wederom als in vroeger tijden, gedragen te worden op de adem van nederlandse grootmoedige levenskracht. Maar om dit verheven doel - waardoor op hun beurt de bovennatuurlike krachten eerder tot edelste ontplooiïng kunnen geraken - te bereiken, dient onder ons volk allereerst de gerechtigheid in ere hersteld, de rechtvaardigheid in de verdeling der vruchten van kapitaal en arbeid onder hun voortbrengers. Zonder deze deugd van rechtvaardigheid zal ieder volk, dus ook het nederlandse, te gronde gaan. Ook onder ons volk dient de arbeider, die nuttige waarden voortbrengt, naar zijn waarde geschat; ook ons volk heeft weer één grote kristelike arbeidsgemeenschap te worden binnen de grote gemeenschap aller volken. Als deze voorwaarde vervuld is en de gemeenschap haar volkshuishouden geregeld heeft, kan haar kuituur openbloeien, kunnen kunst, litteratuur, wetenschap tot volkomenheid geraken, en zal de godsdienst weer hechter zijn wortelen slaan in het hart van het volk. Onze hoogste kultuuruitingen in letterkunde en kunst kunnen eerst dan tot hoogste bloei geraken, wanneer ons volk weer sterk en krachtig leeft, wanneer het weer als volk naar grootsheid en volkse adeldom streeft, wanneer het wederom een bezield en verrukt volk zal zijn geworden. Als dan de rechtvaardigheid zal heersen en de nationale idee opnieuw als een vlag zal staan over ons volk onder de bezielende leiding ener regering die haar taak beter zal verstaan dan onze huidige, - als de delta der grote europese rivieren weer bewoond zal worden door een sterk volk dat zich één weet in kracht en nationale grootheid, - als in | |
[pagina 8]
| |
Duinkerken en Brussel de magistraten weer in het Nederlands de rede zullen voeren, en van uiterst Zuid tot hoogste Noorden 't symbool van 't oude Geuzenlied het volk zal samenbinden in trouw aan de Koning der Verenigde Nederlanden, zal dit land weer waarlik gróót zijn - groot genoeg om te kunnen dienen als bazis voor een durende hoge en evenwichtige uitbloei aller krachten. Nederland verloor zijn kracht toen het gehalveerd werd, het herwinne zijn kracht door een breuk te herstellen die in het nadeel der gescheiden delen zo lang beider volkskracht verlamde en verloomde. | |
III.Wie in het voorgaande imperialisme meent te lezen, bestudere de grondbeginselen van de ethnologiese eenheid dezer landen! Wij willen niet groter worden dan we zijn, wij willen juist zo groot zijn àls we zijn, maar dit ook onverkort. Waar Nederlands gesproken wordt, is Nederland. Ook de nederlandse stáát? Een volk streeft naar een eigen staat. Maar ook in dit - staatkundig - opzicht toont het nederlandse volk zijn tekort aan vormkracht. Achter zijn dijken en grote rivieren voelde Holland zich veilig; een eng staatsbesef atrofieerde het nationaal besef, tot onberekenbare schade voor de nederlandse stam. Brabant en Limburg hebben zich vrij moeten vechten, Vlaanderen heeft een eeuw verdrukking moeten ondergaan vooraleer het nederlands besef het hollandse verwon. Geen vruchtbaarder stimulans intussen voor de volksdrang naar een eigen nationale staat dan miskenning of verdrukking van een volk! Zo hebben, ondanks zichzelf, Holland en België de bodem geploegd en bereid gemaakt om het zaad Grootnederland mild te ontvangen. Zal dit het vermogen bezitten op te groeien als het mosterdzaadje uit het Evangelie tot volle | |
[pagina 9]
| |
wasdom, tot de perfecta communitas der grootnederlandse staat? Wij hopen en begeren het. Het is geenszins een onmogelikheid: dat een deel van een volk (de Vlamingen) met een deel van een ander volk (de Walen) binnen één staatsverband (België) zou leven, maar zowel de oorsprong van de belgiese staat als de onuitwisbare schande van meer dan honderd jaar belgiese geschiedenis, hebben afdoende bewezen, dat het voor de Vlaamse Nederlanders prakties onmogelik is binnen het belgies kader tot hun normale ontplooiïng te geraken. Het Noorden van zijn kant zal eerst werkelik nederlands kunnen ademen, indien het niet meer op één long hoeft verder te leven. Internationaal zal Groot-Nederland bovendien de vrede brengen in West-Europa. Maas- noch Schelde-kwesties, Rotterdamse noch Antwerpse rivaliteiten behoeven dan langer een rol te spelen tot wederzijdse staatkundige verbittering. Op rechtvaardigheid gebouwd, in nationale eenheid krachtig, één volk één staat, - ontplooie gans Nederland zich tot de ene dietse staat aan de kusten van de Noordzee!
Hiertoe naar beste krachten de weg helpen voorbereiden is niet slechts taak, maar dure plicht. Langzaam ontwaakt in ons volk het besef van eigen dietse aard, van eigen volkse kracht en nederlandse eenheid. Het heilig vuur aanwakkeren, zo vaak het moet een volk, zuchtend onder de ongerechte diktatuur van een regering die een onmachtige volksvertegenwoordiging om haar vingeren windt, tot nationaal zelfrespect aan te sporen. | |
IV.Handhaving van de opperste Rijksvrede - heeft men genoemd eerste en hoogste taak van het Staatsgezag in het Koninkrijk Nederland. Het Koninkrijk! - op weg te worden een ‘machtig wereldrijk’ naar het woord van Struycken, | |
[pagina 10]
| |
nu de bewoners der overzese gewesten (eertijds ‘koloniën’) uitgroeien tot bewuste volken van samen rond zestig miljioen zielen, die bij te dragen hebben tot handhaving van het staatkundig evenwicht, zoowel in Europa als Azië. Nederlands koloniale taak kunnen wij - dit in tegenstelling met sommige jongste Katholieken en alle communisten - op nog geen stukken na als beëindigd zien. Vooraleer de Indonesiese volken in de toekomst in staat zullen zijn zelf hun bestuur in alle instanties ter hand te nemen, zal het Rijk dit deel van zijn geheel op die taak hebben voor te bereiden. Volle erkenning der talrijke koloniale volken en hun positieve nationale deugden, dienen de grondslag te zijn resp. te worden, waarop de Staatkunde des Rijks heeft voort te bouwen. Dan zullen de Indonesiese volken zonder twijfel eens in staat zijn het hun toekomend deel in 's rijks aangelegenheden volkomen te behartigen, zullen zij de hun geëigende staatkundige vormen kunnen verwerven zonder revolutie en verwoesting van wat reeds werd opgebouwd. Wij hier - in het oorspronkelike moederland - hebben wel degelik tot taak: de handhaving van de Rijkseenheid. Wederom niet geïnspireerd op enigerlei Hollandse suprematie, zelfs op niet meer nederlandse suprematie dan Nederland als oorspronkelik kolonisator en in de staatkunde min of meer ervarene toekomt, maar voor alles strevend naar het algemeen welzijn der onderscheiden volken van het Rijk. Naar onze mening kan dit welzijn vooralsnog het best behartigd worden binnen het Rijksverband, welks handhaving om die reden dient te worden behartigd. Opvoeding van het nederlandse volk, dat de grootste internationale problemen onbewogen buiten zich om laat ontwikkelen, tot een waarlik nederlands Rijksbesef, is eerste taak, wil men niet vandaag of morgen zijn onmacht ter handhaving van 's Rijks eenheid hebben te bekennen. | |
[pagina 11]
| |
V.Zoo zien wij een breed veld van werkzaamheid voor ons, bezielbaar door het beginsel der nationale vormkracht. Versterking van nederlands vormkracht, vormkracht ten opzichte van de nationale deugden van ons nederlands volk, vormkracht ten opzichte van het staatkundig denken en voelen der Nederlanders, niet alleen in klein-Nederlands, maar vooral in groot-Nederlands besef, vormkracht ten opzichte van onze internationale taak zoals die voortspruit uit het feit. dat ons Koninkrijk tot een ‘machtig wereldrijk’ uitgroeit. Deze Nederlandse vormkracht zij katholiek van bezieling, opdat zij voor volk en vaderland de rijkste vruchten drage, zowel op natuurlik als op bovennatuurlik gebied. | |
VI.Deze beginselen zijn het, welke ten grondslag lagen aan de verlopen negende jaargang, welke wederom - meer nadrukkelijk voor enkele onderde len - ten grondslag zullen liggen aan de tiende jaargang. De hier en daar geuite vrees dat ‘Roeping’ zijn oorspronkelik karakter zou gaan verliezen, kan de vorige jaargang logenstraffen. Wij menen wel integendeel zowel het peil als de aard der bijdragen op artistiek gebied te hebben verhoogd en verruimd. Een jammerlike verspreidheid van artistieke krachten (onder ons katholiek volksdeel) suggereert een bloeiender literatuur dan reëel aanwezig is. De immer voortwoekerende zucht een eigen tijdschrift te bezitten - zucht, welke ongetwijfeld wordt aangewakkerd door teleurstellingen op publicisties gebied - mag deze suggestie steun verlenen, zij komt kunstenaars noch lezers veel ten goede. Bemoeilikt deze versplintering het artistiek leven in ons land nodeloos, uit de talrijke groepen verschijnen desalniettemin geregeld representanten in ons tijdschrift. Betekent dit, dat Roeping een kleurloos orgaan is? | |
[pagina 12]
| |
Wij menen, dat de meningsverschillen, tussen de talrijke groepen literatoren bv., slechts gradueel genoemd mogen worden, - dat met name op kunstgebied imperatieven, voorzover zij niet op de schoonheid doelen, misplaatst zijn en het opdringen van eigen smaak en inzicht aan anderen slechts tot misverstand en onaangenaamheden leiden moet. Dit voor wat het creatief gedeelte betreft. - Voor wat de kritiek aangaat, lijkt het ons het meest juist de kritiek bij enkele gelijk overtuigde auteurs te doen berusten, zoals dit tijdschrift dat sinds langer praktizeert. Wij streven er naar deze status in de toekomst te handhaven. Bestaat er alzo weinig gevaar dat ons tijdschrift zijn oorspronkelike roeping zal vergeten, wij achten het daarnaast niet geoorloofd vandaag de tenslotte beslissende, fundamentele beginselen waarop ons volks- en staats-bestaan rust, in dit tijdschrift te verwaarlozen. De toepassing dezer beginselen - die der nationale, katholieke staatkunde en haar inhoud dus, - hopen wij in deze jaargang onze lezers verder te kunnen voorleggen. Wij vangen dit nummer aan met een reeks beschouwingen over het kapitalisme, daarin getrouw aan onze traditie in de afgelopen jaargang.Ga naar voetnoot1) De grote omvang van deze bijdragen bepaalde het karakter dezer aflevering ietwat eenzijdig sociaal-ekonomies. De volgende afleveringen zullen wederom de noodzakelike en gewenste alzijdigheid vertoonen. GERARD KNUVELDER. |
|