Roeping. Jaargang 4
(1925-1926)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
't Geestelik boek.‘ZIELE-LEVEN’, geautoriseerde vertaling van ‘Roger Durey - une âme d'artiste’, door Fr. Rongen, O. Cist. S.O.Ga naar voetnoot1) Dit boek beschrijft, hoe 'n jong frans schilder Roger Durey, van ongelovige, 'n trappist wordt. Natuurlik is zo'n overgang onze hoogste belangstelling overwaard: ook al geschiedt deze geestelike wedergeboorte zonder pikant uiterlik avontuur, zonder opvallende ingrijping Gods. Maar in zo'n geval zijn we toch altijd dankbaar, dat deze belangstelling opgewekt wordt, niet enkel door 'n beroep op ons geloofleven, maar tevens door de boeikracht, die van 't verhaal als verhaal uitgaat. De ongelezen levens van heiligen in onze boeke-kasten en biblioteken zijn duidelijke bewijzen, hoe gevaarlik 't is: al schrijvend te spekuleren op die belangstellende geloofsgeest. Nu heeft, mijns inziens, de oorspronkelike schrijver van dit ‘Zieleleven’ daar wel al te zeer op vertrouwd. In misplaatste bescheidenheid kompileert hij brief bij brief, en laat 't vrijwel de lezer zelf over, om uit deze onverwerkte korrespondentie 'n inzicht te krijgen in Roger Durey's geestelike ontwikkeling. Nogmaals: is de waarde van 't onderwerp zelf zeer groot - immers: de groei van 'n ziel uit ongeloof tot algehele overgaaf in boete en beschouwing - de waarde van de bewerking - en die moest er onmisbaar bij! - is bedroevend klein: er is haast geen spraak van bewerking. Daarbij: de metode, om 't aan de lezer zelf over te laten, inzicht te krijgen in de ziels-groei van 'n bepaalde persoon, en dàt: uit 'n reeks brieven met antwoorden, is niet onmiddelik doeltreffend. Niet alsof de brief, op zich beschouwd, geen waardevolle gelegenheid zou zijn tot 't verzamelen van zielkundige gegevens, (immers, wat is de brief anders als 'n vorm van retro-spectie) maar vanzelf bevat zo'n zelfopenbaring, op bepaalde datum aan 'n bepaalde persoon geschreven, 'n massa bijkomstigheden van zeer weinig belang, van momenteel belang, die de aandacht al licht aftrekken van 't eigelike, waarom 't allereerst gaat. Ja zelfs: de metode is misschien in 't geheel níét doeltreffend: want 't is op de duur zo taai en voor de gewone lezer niet vol te houden: zovéél te moeten lezen (niet te vergeten: de telkens terugkerende, konventionele brief-aanheffen en uiteinden!) terwille van soms één regeltje ziel-kenschetsend proza. Dat is niet vol te houden. | |
[pagina 97]
| |
Ik heb deze bezwaren van 't brief-verhaal vooral gevoeld bij de beschrijving van de tijd, nadat Roger besloten is trappist te worden, tot aan z'n intrede in de abdij. Wat had hier 'n ingaande verwerking van zo ruim voorradige gegevens, iets schoons en aangrijpends tot stand kunnen brengen. Nu wordt 't 'n eindeloos getrek en getalm: ik moet me interesseren aan dingen, waarmee ik tijd verlies. De beste bladzijden van dit boek zijn dan ook aanwezig in 't 6de hoofdstuk, waar Roger's verkeer met de studenten van Toulouse beschreven is. Na vijf voorafgaande hoofdstukken vol brieven, bemerk ik nu eigelik pas goed - in 't korte verhaal, wat de schrijver zelf eenvoudig geeft - dat deze Roger 'n persoonlikheid geweest is. ‘De hoofdreden van zijn invloed was zijn heerschers-temperament. Zijn sterke persoonlikheid, zijn beslistheid in princiep en opvatting drongen hem leiding te geven, te bevelen. Zonder hoogmoed, na zijn bekeering, en bijna ongemerkt trachtte hij zijn idees te verspreiden, zielen om te vormen naar de zijne. Hij was een echte ‘inpalmer’ van zielen en menschen. ◽ ◽ ◽
Roger Durey 'n persoonlikheid: ik wil zeggen: 'n mens van volstrekt geen buitengewone geestelike postuur, ook niet als kunstenaar, maar die eenmaal door aanleg en genade terug tot 't katolicisme, dit volop beleefde, eerlik 't wilde aanvaarden in z'n konsekwenties, en juist door dit doorgevoerde geloofsbeginsel eenheid bracht in z'n uit- en inwendig leven: dé karakteristiek der persoonlikheid. Het is geen geringe verdienste van dit boek: dat 't niet buitengewoon wilde maken, wat niet buitengewoon was. Immers: genegenheid en godsdienstige verering verklaarden zo dikwels al iemand tot held, die 't niet is: zonder te merken hoezeer deze goed-bedoelde overdrijvingen - vooral in deze kritiese en zakelike tijd - 't beschreven leven van 'n waarachtig heilige verdacht maken. | |
[pagina 98]
| |
Het is om deze eerlike trek, dat ik dit boek graag aanvaard, ook al heb ik bezwaar tegen de metode van karakter-schetsing door brieven-en-nogmaals-brieven. Het is nog om andere goede kwaliteiten, dat ik dit boek graag aanvaard: omdat 't bijvb. - wel is waar niet onmiddelik, daar is de briefvorm de schuld van, maar later toch bij de ernstige teruggedachte aan 't gelezene in z'n geheel - ons allen duidelik herinneren doet: 't mooie zachte en toch sterke werk van Gods ziele-leiding: 't zachte werk, want 't profiteert van aanleg, neiging, omgeving, vrienden, en 't maakt onmerkbaar vorderingen: de persoon, verrast, ervaart opeens, zo ver gekomen te zijn, en zo zeer veranderd; 't sterke werk, want 'n áánhouder is God: ook durft Hij uiterlike en innerlike kwelling aan, als middelen tot bevrijding, en tot aanvoer van geluk voor die Hij uitverkoos. En Gods vreselike bescheidenheid! die de mens tot de bevrijding en 't geluk brengt door 'n ander mens, en daardoor de verantwoordelikheid van ons aller gedrag, van de leiders 't meest, vergroot: we zijn geen afzonderlikheden, we werken allen aan elkaars verderf of opstanding: ‘Savignac, zegt Roger Durey, verlichtte de eerste phase van mijn bekeering, gelijk abbé Chatelard de tweede, maar ik was toen nog te zeer kwajongen om dit te begrijpen.’ En dan: bedenk, Roger Durey werd in 1894 geboren: hij stond midden in 't leven der franse jongeren en nam er hevig aan deel, zodat zijn voorbeeld met nog zoveel andere, die telkens opnieuw te voorschijn komen, in tijdschriften, boeken, vooral in persoonlike omgang, de overtuiging in ons bevestigt, dat langzaam maar zeker 'n nieuw geslacht oprijzende is, waarvoor 't katolicisme niet meer 'n stuk fatsoen of 'n eenmaal verkregen en daarom maar te behouden erfdeel is, geen stelsel van uiterlikheden, geen tooi van onze levens-syntese is: maar 'n vurig beginsel; de vinnige desem in 't zuurdeeg van 't leven; waarmee we voortdurend in aanraking komen; in welks licht we oordelen altijd, voelen altijd en willen altijd; wat we zijn, niet wat we hebben. En dat dit nieuwe, katolieke geslacht dan ook vanzelf vol waardering staat tegenover 't konsekwente katolicisme, wat 't kloosterleven is, en er onwillekeurig met z'n diepste neigingen naar toe wil, zelfs naar een van de strengste kloosterlike bestaans-vormen, die der Trappisten: dat óók kan dit boek getuigen.
◽ ◽ ◽
Beschouwd als vertaling, kan ik dit werk bij gebrek aan 't origineel niet beoordelen. Drukfouten echter zitten er bij massa's in, en hier | |
[pagina 99]
| |
en daar zelfs zin-verduisterende drukfouten: dat maakt de uitgave toch wel slordig. En waarom op de achterkant die advertentie's van 'n levens-verzekering- en 'n ongevallen-verzekering-maatschappij: die misstaan toch. Tussen beide in - wel op 'n ongewone plaats - de naam van de uitgever: met 't gevolg, dat o.a. de Maasbode niet wist, waar dit boek was uitgegeven.
M. MOLENAAR, M.S.C. |
|