Roeping. Jaargang 3
(1924-1925)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 532]
| |
Angiolino en de lenteGa naar voetnoot1)Angiolino is de verzinneliking van 'n levens-aanvoeling, niet zoals deze aangroeit en zich verstevigt ondanks of liever juist door heel veel hindernis: maar in haar volkomenheid gegeven, als 'n voldongen feit. Wanneer dan ook deze Italiaanse bedelaar z'n heel biezonder levensinzicht verhaalt - dit boekje van nauweliks 49 kleine bladzijden is niets anders als dat - verneemt ge niets van z'n afkomst, of waar hij geleefd heeft, of welke strijd hij met zich zelf en anderen te voeren had alvorens te geraken tot zijne zeer zeker edele levens-houding. Op blz. 9 komt de afwezigheid van enige zielkundige uitgroei, en de aanwezigheid - als vast-staand feit - van Angiolino's karakteristiek inzicht al zeer sterk uit: in zover verleden en heden eenvoudig na elkander vermeld worden zonder aangifte hoegenaamd van hoe uit deze vloekende en onstuimige jonge bedelaar zich ontwikkeld heeft de Angiolino van dit boekje, die bij 'n uiterst karig deel aan wat men pleegt te noemen: stoffelike goederen, inwendig 'n fijne vrede bezit: die bidt: ‘San Giuseppe, bid voor ons dat ieder hart, zo stil en zuiver (als de kaars die hij ontstoken had) tot de heiligheid kan gaan’: die mijmert: ‘de drukte en de vroolikheid van de straat zijn goed om aan te zien, omdat de zorgeloosheid van de menschen een lieve gave is, maar het liefst wat een ieder van ons wil is toch de stilte en de zuiverheid voor de allerhoogst Gezegende. In de stilte kunnen wij hem hooren, in de zuiverheid beginnen wij iets te begrijpen.’ (blz. 31) - en die de meest geschikte plaats op de bedelbrug niet bepaalt naar 't aantal penningen, die hij er krijgen kan, maar naar ‘de zoelte en zon, de verre bergen en de geur’ (blz. 19) die hij er genieten kan: o onpraktiese naieveling! Welnu, deze, in onze baatzuchtige, mamonistiese en achterdochtige samenleving verdwaalde mens Angiolino, die om z'n waarlik fransiskaanse kwaliteiten mij biezonder sympatiek is bij z'n eerste verschijning, typeert aldus z'n jeugdjaren: ‘Hoe tierde en vloekte ik toen ik jong was, tegen het lot dat mij onthield wat anderen overvloedig hadden. Ik was welig en rijk aan begeerten, ik geloofde met een brandend vuur dat al de goede dingen van de wereld gemaakt waren voor een ieder die geboren wordt en ik hief mijn vuisten tegen het onrecht dat mij verstiet uit de aanwezigheid der rijken, met hun blozen en lachen, hun rechte borsten en vrije oogen. Bij honderden en honderden zag ik ze voorbij gaan, maar niet zooveel, of de vervloekingen in mijn | |
[pagina 533]
| |
mond waren meer. En als dan de pijn in mijn voeten mij dwong terug te keeren tot de duisternis waar mijn ouders en de anderen den nacht moesten doorbrengen, als ik dan de slagen verduurd had en op den grond was neergeworpen, dan begonnen de tranen daarbinnen te vallen omdat alles rondom zoo zwart van onrecht was.’ Waarlik: 'n niet geringe psychiese ommekeer moet dan wel plaats gevonden hebben.
◽ ◽ ◽
Maar toch wens ik volstrekt niet - in dit boekje altans - 'n psychologiese aanvulling. En 'k aanvaard zelfs de tegenspraak tussen de jeugd-beschrijving (men lette op: ‘omdat alles rondom zoo zwart van onrecht was.’) en bijna vlak daarop de meedeling: ‘Ik heb nooit werkelijk geloofd dat in de armoede onrecht is, van de hemel niet en van de menschen niet’ blz. 10. Want de bedoeling van Arthur van Schendel is 'n geheel andere als de beschrijving van 'n karakter-wording of van 'n ontwikkelingsproces, die plaats vonden in 'n bepaald persoon, 't zij deze werkelik of enkel fiktief bestaan heeft. De bedoeling van Arthur van Schendel is: U en mij voor te stellen, 't eenvoudige, met 't geringe verheugde, 't van alles onthechte, 't niets kwaads vermoedende en reine leven. Te veel kunstenaar om hierover pijnlik te redeneren en 'n didakties betoog te leveren, stelt hij dit leven voor als aanwezig in 'n mens, die Angiolino heet, maar zorgt tevens, door verwaarlozing van al 't niets ter zake doende, dat deze mens louter teken blijft: gestalte van 't door de schrijver gewenste, nieuwe leven. Zodat dit boekje 'n aktuele betekenis krijgt: 1e. als 'n bewijs hoe ook in deze diep-denkende en fijn-voelende man Arthur van Scheudel de begeerte bestaat naar 'n zedelik maatschappelik en persoonlik herstel: begeerte, die hij met de besten onder ons gemeen heeft, veroordeeld als ze allen zijn om te leven in dekadente tijden, en die als verschijnsel zich voordoende bij velen, 'n belofte betekent, dat op deze martelende kennis langzamerhand - want zwaar is dat werk! - ook de daad der verlossing uit deze ontredderde samenleving komende is; 2e. als 'n poging om aan te tonen, hoe de geest zal moeten zijn van de toekomstige mens, door welke geest 't aanschijn der aarde zal worden vernieuwd.
◽ ◽ ◽
Zó begrijp ik dit laatste werk van Arthur van Schendel. En 't is voor mij dan ook onaannemelik en 'n teken, dat de diepe zin van dit verhaal ontgaan is, wanneer ge ditzelfde zoudt willen noemen 'n uiting | |
[pagina 534]
| |
van neo-romantiek, terwijl ge u verbaast over de blije ontvangst van Angiolino door de jongeren, van wie ge immers weet hoezeer ze afkerig zijn van eene romantiese of neo-romantiese denk- en voelrichting. Neen, dit verhaal is wel degelik doortrokken met 't sterk en in zoveler harten gelukkig ontkiemd verlangen naar levens-vernieuwing. Aldus aanvaard ik 't van ganser hart: terwijl de lezing in mij nog dit gevolg had - wat Arthur van Schendel niet heeft kunnen vermoeden -: voor de zoveelste maal overtuigd te worden, hoe 't heldere, tevredene, zuivere, onbaatzuchtige en vergevingsgezinde leven, dat bij zo weinig stoffelik bezit toch zo rijk is, en waarvan Angiolino de type is, eigenlik alleen verwerkelikt kan worden in vlees en bloed - en daar komt 't op aan - wanneer de mens weer de moed gaat bezitten, de nodige rust ook en de teruggetogenheid: om dwars tegen de tijdsmeningen en de praktijk in, (in veler ogen als 'n onbeholpene en onevenwichtige), in 'n sterk geloof, konstante hoop en mannelike liefde zich over te geven aan de leer en 't voorbeeld van de nooitverouderde want altijd levende Jezus Christus.
M. MOLENAAR, M.S.C. |
|