Gebed
Ik kom tot U die belast ben en beladen.
Mijn wilde nood aan daden
- Uw leven (dertig jaar woestijn-afzondering en een verlaten kruishout-dood) leerde
dat wij op onze kràchten niet vertrouwen zouden,
maar àlles verwachten van Hem
Die de Heer is der Heerscharen en de Bronaar van alle leven.
Niet een stortende katarakt van kracht, niet een eksplozie van stormende impulzen,
maar mìjn leven
- van ogenblik tot ogenblik -
als de gelaten moeder-aarde: zij draagt alles zwijgzaam,
als de Vader Die in de hemelen is: Hij doet zijn zonne schijnen over goeden en kwaden, en over hen allen ook zijn regen dalen,
mijn leven, ons leven - als Uw gekruisigd Lichaam uitgebeurd tussen aarde en hemel: zoenoffer en roep om erbarmen, en niets dan dat, over de holle nacht, de zwarte nacht der aarde.
Ik kom tot U die belast ben en beladen:
dat Gij mijn stilte zijt, mijn pantser in de kerende tumulten der dagen;
mijn glimlach over alle pijn, mijn liefde in iedere vreugd, mijn veste en mijn gelatenheid.
Gij de gelijkmatige rust mijner stem, de milde ernst mijner woorden
- dat zij zwaar zijn van U, van U alleen,
dat geen menselik geluk, geen menselike pijn ze dragen,
dat al het menselike, zo Gij wilt, hen vreemd zij.
Maar Gij die kent de rode brand, het zware heimwee van mijn bloed, wees mij nabij,
Gij, God, die onze jeugd verblijdt.
Gij weet hoe mijn leven, waarin niets menseliks mij vreemd bleef, streed, streed om uitersten,
en hoe ik nu de dag ontvangen wil, uit Uwe Hand, gelaten; gelaten nader door dit land van ballingschap: een dagelikse beê - van uur tot uur - zijn kleine dagelikse vreugden en zijn zware, dagelikse wee.
Ik kom tot U die belast ben en beladen,
één uit de velen - o! niet vergeefs, nìet vergeefs! - die hun leven voegen tot een offerand,
dat Uw naam worde gezegend, en uw Rijk weer ontbloeie in dit donkere land.
HENRI BRUNING