[Jozef Hollandt]
De profundis
Heer God, de wilde tango der Vliegmachiens
't Zilveren blinken van hun strenge dekken
Metalen rythme van hun staal gezang
die zoevend spiesen door de lucht;
't Eeuwig mes-slaan van 't mysterisch licht
Over Uw eindeloos-diepe zee,
't fantastisch snelle slaan
tegen nu plots-verlichte muren,
altijd 'tzelfde vlak, altijd 'tzelfde vlak
't Starre kijken van 't nat gezicht
Heer, Heer, hoe zult Gij nog gedenken
't flakkerend lichtje van m'n ziel,
En luisteren nog naar 'n eentoonig lied,
dat ik tokkel op m'n oud klavier?
JOZEF HOLLANDT
| |
Vaders tranen
Is er 'n smart, die zoo een pijn mij deed,
Is er 'n herinnering, die zoo wreed
kan schokken door m'n ziel,
als wen 'k weer zie de eerste traan
Jouw oogen, zoo sterk en zoo trouw,
Die eerlijke oogen, die oogen van jou
m'n Vader, die te zien weenen,
Was wel 't droefst gezicht, dat ooit mij had beschenen.
Jij, die m'n sterkte bent en m'n kracht,
Die levenswijs kijkt, soms mannelijk lacht,
maar weenen niet kent, 't vrouwelijk vindt,
jou heb 'k zien weenen, weenen om je kind.
Toen was ook jij, vader, jij sterke, als 'n kind,
Dat zoekt naar z'n moeder, maar ze nergens vindt,
Toen stond je voor God met open handen,
Als 'n man op de plek waar z'n huis afbrandde.
Ik heb je zien weenen, je handen voor je oogen,
En 'k voelde 't zoo, je was zoo alleen,
Om jouw tranen te droogen;
je mannelijk hoofd was zoo droevig gebogen.
Nog ziet Herinnering 't snikken van jouw oude oogen,
De bleeke schemer, op je lief gelaat;
Als 't roode lampje smeek ik God om mededoogen,
Nu jij tot Hem ter droeve beevaart gaat. -
JOZEF HOLLANDT
| |
Toen ik 's avends alleen was met m'n oranje lamp
Hoe 'k sta in dit vreemde leven
die ik zag huiveren in de mistige Kempen,
Alléén moet ie alles dragen:
De duivelsche storme die graait in z'n gekamde kuif,
de treiterende regen, die 'm glad-wascht als 'n ijzeren lantarenpaal,
En om hem heen: de verpletterende stilte van de eindelooze hei
O God, ik ben soms zoo bang van 't daemonisch gegil
Van de blik-koude auto's,
die als monsters op je aan komen rennen met hun gloeiende oogballen:
en voor de dolle vliegmachiens
die boven je kop tuimelen in satanische razernij;
als voor de vliegwielen in 'n fabriek,
die je willen dood-drukken met hun stalen armen.
Ik voel me zoo klein en alleen in Uw wereld
Als 'n vlieg in 'n groot huis.
als 'n scheurkalender op Oudejaarsavend.
M'n stille kamer met m'n oranje avendlamp, die ik ken - -
JOZEF HOLLANDT
|
|