Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
Sint GeertruidXX. Hoe zij in haar lichaam werd gelouterd.De kronista heeft de lichamelike oorzaak van Geertruids ziekte niet verhaald, en de verschijnselen der ziekte in 't vage slechts beschreven. Want in 't leven van 'n groot mens zijn deze biezonderheden van zeer betrekkelike waarde: de houding der mense-ziel echter bij de smartelike aanvallen, bij de gevolgde verzwakkingen en tijdelike oplevingen, dat was van belang. Zo zijn dan ook de bijkomstigheden van Geertruids ziekte meegedeeld, inzover zij de eigen aard der ziels-reaktie nader konden bepalen of konden doen vermoeden. Zo mochten we weten, dat onze Geertruid 't grootste deel van haar leven in 'n ziek lichaam heeft doorgebracht, 'n Moe gevoel vertraagde haar bewegingen: 't lichaam teerde langzaam weg, zodat ze weldra te zwak werd de uiterlike klooster-observantie in haar volledigheid na te komen, en uiterst behoedzaam te werk moest gaan bij 't koorgebed, de Mis en de Kommunie, vooral echter bij de mystieke bezoeken, die zij van Jezus ontving. Deze dagelikse ongesteldheid, door kramp-aanvallen af en toe onderbroken zó hevig, dat ze scheen dood te gaan, bracht haar in 'n toestand van hulpbehoevendheid, pijnliker voor haar dan de akute pijn-steek, omdat zij, die van karakter voorkomend en gedienstig was, gediend moest worden: omdat zij, de sterke werker, gedwongen werd tot 'n dagelikse overzadigdheid van haar arbeidslust; en zelfs haar zin tot grote daden moest zich op 't louter natuurlik moment wel erg teleurgesteld gevoeld hebben bij dit in z'n uiterlik meestal zo alledaags en doodgewone lijden. Vooral echer kwelde haar de uitzonderingstoestand in 't gemeenschappelik leven: smartelik voor haar geestelike nauwkeurigheid, en ontstellend voor haar godsdienstigheid, die alleen in volledige en helderbewuste deelname aan de kloosterlike praktijken, enigermate bevrediging vond, en nu gedwongen werd tot 'n gemakkelike gematigdheid. Maar boven de ellende in 't vlees bloeide haar geest in 'n zeldzaamvolledige beschikking over z'n sterke vermogens: haar scherp bewustzijn stelde in al 't waardvolle hevig belang: er was geen ogenblik verdoffing: vergezichten over heel de wereld, onstuimige wilsdrang, markante konsepten, fel inzicht in de goddelike onzichtbaarheden, spanning van aandacht in 't beluisteren van Jezus' revelatie. O 't is zo 'n blijdschap 't geweld van de ziel te mogen waarnemen in zo'n gering en weinig beduidend omhulsel van vlees: te weten, dat er 'n groot leven geschieden kan op 'n klein ruimte-vlak bij uiterst zwakke bewegingen en bij zo'n geringe deelname van de stof. | |
[pagina 370]
| |
Dit intense beleven van zoveel inwendige grote gebeurtenissen gaf aan de vermagerde trekken van Geertruid 'n scherp-lijnige inwaarts-gekeerde beslistheid, 'n vastberaden geprestheid der lippen, en de diepgloed van ogen, die mensen en dingen bezien met de wilskrachtiggetemperde weemoed om heimwee naar schoner en standvastiger waarde, naar 't gewest van volkomen Gods-bezit, naar uiteindelike bevrijding uit veel teleurstelling en pijn. 't Moet schoon geweest zijn, 't bleke gelaat van deze kloostervrouw te mogen zien onder de donkere hul.
◽ ◽ ◽
Soms kwam in dat verzwakte lichaam opeens de drang naar de rappe beweeglikheid van vroeger, naar de volle deelname aan 't leven: met daarbij de illusie van zich sterk te weten voor groot-arbeid, 't zekere besef, dat de kracht er is tot iets moeiliks en groots, opbloei van jeugd, die wagen wil. Zoo was er 'ns 'n hoog-adellik gezantschap in de abdij aangekomen: er werden zusters gevraagd om 'n nieuw klooster te stichten. Geertruid, die dit gehoord had, bood zich onmiddelik aan, en in haar lust tot ondernemen, vergat ze, hoe zwak ze was: ze zon op duizend dingen om deze nieuwe stichting te maken tot 'n model van kloosterlikheid. Maar plotseling: 't bewust worden der werkelikheid in 't begeesterd plannenmaken: 't zelf-verwijt, haar tijd te verliezen met onnutte gedachten. Deed ze niet beter met aan haar dood te denken, die zo dicht nabij scheen. Als ze toch de vreemde in moest, dan had ze nog tijd genoeg om alles te regelen. In dit gewaarworden van eigen dwaasheid, verscheen Jezus ‘als in 't midden van haar ziel.’ Hij was geheel verheerlikt, omgeven met rozen en lelies: ‘zie 'ns, hoe schoon Ik werd door de gesteltenis van jouw wil!’ Zij, verlegen met haar ijdele plannenmakerij: ‘Welaan, God van m'n hart, waarom m'n verstand verstrikt met allerlei begeertes, die toch geen gevolg hebben? Nauwliks enkele dagen geleden hebt Ge me doen verlangen om toch maar gauw 't heilig Oliesel te krijgen en Ge hebt me met grote vreugde verblijd, wanneer ik er voortdurend aan dacht. Nu echter geeft Ge me weer de wil: om'n klooster in de vreemde op te richten, ofschoon ik nog zó zwak van krachten ben, dat ik nauweliks kan gaan, waarheen ik moet gaan.’ 't Zelf-verwijt wordt 'n Jezus-verwijt: maar Hij zal 't haar vergeven omdat haar teleurstelling zo groot is, nu ze de spontane werklust weer onmogelik gemaakt ziet door 't zieke lichaam. 't Antwoord is Jezus waard: zo zacht en zo echt bij 'n ziekbed: ‘Vrienden spreken graag met elkaar over veel plannen, die nooit werkelikheid zullen | |
[pagina 371]
| |
worden: en de een stelt dikwels de andere iets moeiliks voor, om zo z'n trouw te beproeven en z'n goede wil groteliks te waarderen. Zo stel ook Ik aan m'n uitverkorenen veel voor, dat nooit zal gebeuren, om hun trouw en liefde te beproeven. En Ik beloon ze dan voor 'n oneindig aantal verdiensten, die ze nooit inderdaad zullen verkrijgen, want hun goede wil beschouw Ik dan als voltooid.’Ga naar voetnoot1)
◽ ◽ ◽
Uit haar zelf bekommerde zich Geertruid al heel weinig om de gezondheid van haar lichaam: ze spaarde de krachtsresten volstrek niet tenzij op hoger bevel. Trouwens, elk hygienies overleg was haar vrijwel onmogelik in 't beleven der hevig-boeiende werkelikheid van Jezus Christus, Die ook zelf heel weinig scheen rekening te houden met Geertruids fyzieke verzwakking en zelfs 's nachts met haar sprak. Eens echter beriep ze zich in wel wat menselike bezorgdheid op deze menselike voorzichtigheid tegenover de schijnbare goddelike onvoorzichtigheid van haar Beminde. 't Was diep in 'n nacht vol hevige Godsliefde: en de opperste krachten van geest en hart midden in de gebeurtenis van Jezus' geweldig lijden. De spanning van haar inwendigheid werkte terug op haar ziek lichaam; ze bemerkte, vertelt de kronista, hoe de lever ontstoken werd door de inwendige gloed van haar verlangens. Moest ze zich niet matigen? Wat was 't haar niet dikwels aangeraden! ‘M'n allerliefste Beminnaar, zei ze, indien de mensen 'ns wisten, wat ik nu voel, ze zouden dan zeggen, dat ik me moest onthouden van dit onstuimig liefdesgevoel, om zo weer gezond te worden. Maar Gij, kenner van al m'n geheimen, Gij weet maar al te goed, dat ik met de hoogste inspanning van kracht en zin mij onmogelik onttrekken kan aan de ontroeringen, die uw indringende zoetheid veroorzaakt.’ En Jezus antwoordde: ‘Maar wie, tenzij 'n verstands-verbijsterde, weet niet, dat de onschatbaar-krachtig werkende zoetheid van m'n Godheid onvatbaar ver alle menselik en vleeselik genot overtreft. Is alle lichamelike zoetheid bij goddelike zoetheid, niet 'n druppeltje dauw bij heel de onmetelike diepte van 'n zee? Als mensen dikwels zich laten meetrekken door zingenot zó zeer, dat zij naar ziel en lichaam in gevaar komen, des te minder zal dan de ziel van mijne zoete goddelikheid doordrongen, zich afhouden van mijne liefde, waaruit, gelijk ze weet, 't eeuwig heil haar toekomt.’Ga naar voetnoot2) Maar hoe dikwels duurden de nachten in de grauwe smalle cel eindeloos lang: de ziel dor en alleen met zo weinig moed, verveeld en slap in 't donker: en de duivel met z'n fluisterende spitsvondigheden: en groot en onwijkbaar in de duisternis de angst om 't leven, | |
[pagina 372]
| |
om de kwelling in 't vlees of die weer even vlijmend zal worden als gister: om dan weer later die bangheid zich zelf scherp te verwijten als 'n lafheid.
◽ ◽ ◽
Wat bleef de held Geertruid aandoenlik menselik; 't stil benijden van haar mede-zusters, die naar de preek konden gaanGa naar voetnoot1), 't klagen, dat ze zo slecht kon biddenGa naar voetnoot2), de onrust, of ze niet al te veel haar gemak zocht.Ga naar voetnoot3) En dan de verlatenheid in dat groot klooster, die zij als zieke, uiteraard nadenkend en lichtelik achterdochtig, vanzelf nog eenzamer maakte, omdat ze 't gemakkelik opvatte als zorgeloosheid, wanneer haar verpleegster soms 'ns wat langer uitbleef. Jezus vond deze morele zwakheden zeer begrijpelik: en Geertruid bleef Hem even lief. Hij profiteerde van deze menselikheden, om haar ziekte-verduren immer meer volgens Zijn geest en voorbeeld te doen geschieden. Zo overviel haar 'ns 'n hevig verlangen om haar vroegere gezondheid terug te krijgen: wat zou ze stipt de regel gaan volgen in z'n volledige strengheid! Jezus zei zachtjes: ‘Waarom wil m'n bruid me nu last aandoen, en tegen m'n bedoelingen ingaan?’ En Geertruid: ‘Gaat dit verlangen in tegen U? En ik meen juist, dat ik zuiver uw eer hierbij zoek?’ - ‘Wat je daarover nu zegt, antwoordde Jezus, dat beschouw Ik maar als klein-meisjes-praat: weet echter, dat, wanneer je langer zoudt blijven aandringen, Ik dit niet zou goedkeuren.’ En de kronista voegt hierbij: Uit deze woorden des Heren begreep ze, dat wie de gezondheid verlangt, om God te dienen, goed doet: maar verreweg veel volmaakter is 't, wanneer de mens zich geheel overgeeft aan de goddelike wil, en vertrouwt, dat al wat God over hem beschikt, ook 't heilzamste is: voorspoed of tegenspoed.Ga naar voetnoot(4 De lijdende Geertruid heeft Jezus' volle belangstelling: want op dit ziekbed voltrekt er zich iets van biezondere waarde: daarom moet 't lijdens-program tot in 't kleinste worden afgewerkt. Hij spaart haar dan ook niet, en geeft aan 't van nature smart-afkerige mens-kind niets toe. Maar wat 'n takt bezit deze mense-louteraar. wan tHij kan opeens de momentele vrouwelike kleinmoedigheid opvoeren tot 'n zeldzame kordaatheid: haar lijden is zo maar niet iets voorbijgaands, iets louter van haar zelf: 'n obskuur voorval binnen vier cel-wanden: maar 't heeft hemelse en mondiale waarde: ‘je lijden is 'n eeuwige lof voor de Heer, is 'n heil voor heel de wereld’, fluistert Hij in, en de twee krachtigste motieven gaan stralend op in 't bewustzijn: God en de medemens: de sterke wil herleeft in de gemartelde vrouw.Ga naar voetnoot5) De klacht om de lange slapeloze en zo vermoeiende nacht verandert | |
[pagina 373]
| |
Hij in 'n teder zielsgebed: ‘Zó moet je dan bidden: “bij de rustige zoetheid, waarin Gij van eeuwigheid lag neergevlijd in de schoot van God de Vader, bij 't aangenaam verblijf in de schoot der maagd, waar Gij gerust hebt negen maanden: en bij al 't verblijdend genot, wat Gij ooit genoten hebt in 'n beminnende ziel, bid ik U, allerbarmhartigste God, sta toe, dat ik niet tot m'n eigen gemak, maar tot uw eeuwige roem, 'n weinig rust krijge, opdat de vermoeide ledematen van m'n lichaam 't gebruik van hun krachten herwinnen.”Ga naar voetnoot1) Zelfs wil Hij 't gevoel van verlaten te zijn in Geertruid voorkomen: en toen ze, omstreeks Pinkster, met 'n vreselike pijn in de zij niet de verzorging had, die ze wenste, verscheen Hij en verlichtte de pijn. Zo gauw echter de verpleegster kwam, trok Hij zich terug, en werd 't lijden heviger. Ze begreep de bedoeling, die 'n troostende les was: “hoe meer je door mensen verlaten wordt, hoe meer Mijn goddelike barmhartigheid zich met jou bemoeit.”Ga naar voetnoot2) 't Was toen 'n wonderbare lijdens-dag, want tegen de avond, uitgestrekt in de ellende der hevigste kwellingen, beproefde ze om van Jezus 'n kleine verlichting in haar geweldige pijn te krijgen. Hij hief toen Z'n beide armen omhoog, en toonde haar, hoe Hij als 'n kostbaar siersel, op Z'n borst de smarten droeg, die zij die dag had doorstaan. Tot haar grote blijdschap bemerkte ze, hoe aan dat siersel niets ontbrak, hoe 't volkomen was, en ze hoopte in haar pijn, dat nu toch wel 't hoogtepunt der kwelling bereikt was. Maar Jezus zei: “Wat je nog meer zal lijden, dat zal glans geven aan dit siersel”. Want 't zat wel vol edelstenen, maar ze fonkelden niet: 't leek verduisterd goud. Daarop overviel haar 'n pestziekte, niet hevig van aard, maar ze leed veel meer om 't gemis aan troost dan om de bitterheid der pijn.
◽ ◽ ◽
De gefolterde maagdelike mens Geertruid: zeer zeker we staan er met diepe eerbied bij: hier wordt zoveel geboet, en er is toch zo weinig schuld. Maar toch, in alle oprechtheid, we zijn wel wat huiverig voor 'n Bruidegom, die in zo'n vlekkeloos geval, bewust en geheel vrijwillig zoveel leed kan aandoen. En dan onze gemoedelike geestelike ervaringen, wat berekenen ze traag en zonder heldere uitkomsten 't voordeel dezer lichamelike kwellingen. 't Kruis bleef voor ons nog 'n mysterie, ook nadat de Gekruisigde er voor ons aan dood is gegaan. O de geheimen der smart: onder dezelfde broeders en zusters wat 'n geweldige tegenstrijdigheid: nerveuse vlucht voor de smart, en begeesterde zucht naar de smart. Gister 't verhaal over 'n mondain uitleef-meisje, op reis met 'n apart valies medikamenten voor mogelike | |
[pagina 374]
| |
ongesteldheden: en vandaag fluistert 'n ander me ontroerd over z'n zusje, dat in 't hospitaal niet wil worden weggemaakt, om beter de kerf te voelen. Beiden dwaas, antwoordt de gemoedelike mens van 't prakties evenwicht. Maar dit is voor mij toch wel heel zeker bij die gematigdheid en haar twee uitersten: er zit in 't lijden 'n waarde, die niet allen ontdekken, die boven alle prijs is, omdat ze de mens er toe brengen kan, meester te worden over de aangeboren, meest spontane en hevigste drift: de vluchtdrift voor al wat pijn doet. Ik geloof, dat Foerster deze waarde, ten minste gedeeltelik heeft aangevoeld: “juist in de allerzwaarste ervaringen kan in de mens de zekerheid ontstaan, dat al 't tegen-goddelike daartoe moet dienen, de vrije wil en de overwinnende zielskracht door 't tegenstrijdige tot de hoogste sterkte op te voeren.”Ga naar voetnoot1) Wat Geertruid, door Jezus onderwezen, scherper en plastieser uitdrukt: “de ziel, die nog verblijft in 't lichaam der menselike broosheid, is in 'n toestand van donkerte: ze is als iemand, die staat in 't midden van 'n smal vertrek, waaruit nevels opstijgen als 'n dampende, kokende schotel: en van alle kanten, boven, onder en rondom omgeeft hem die nevel. En wanneer 't lichaam nu enige smart ervaart, ontvangt de ziel vanuit 't lijdende lichaamsdeel, lucht doorvloeid van zonlicht, en wonderbaar wordt ze beglansd: en hoe algemener en heviger de pijn is, hoe zuiverder glans over de ziel komt.”Ga naar voetnoot2) De mens van groot geestelik postuur, 'n sterke voeler van eigen ziel en 'n verstorven verzaker aan buitenwaarts zinneleven, durft, in 't besef van deze lijdens-waarde, de kwellingen aanvaarden, en vindt zich op 't moment van deze aanvaarding, terstond beloond voor deze heldhaftige liefde jegens z'n onzichtbare ziel. Want zie: hij vaart op boven de lijfs-ellende in de rust van 'n levens-beschouwing, die op de meerwaarde van de geest boven de zin, is gevestigd, en daarom de heftigste lijfkramp als iets verafs, als iets niet meer behoorend tot 't eigen ik, sereen leert te beschouwen. Want duideliker als op dagen van lichamelike welvaart heeft hij z'n ziel ontdekt: wat is zij reëel met haar klaar verstand en krachtige streving! Ze houdt zich hevig verzameld diep in hem: en haar inwaartse kracht wordt telkens heviger bij elke smartelike ervaring der zenuwen en spieren. Dat is de waarde van 't lijden.
◽ ◽ ◽
Maar toch voor 't kleinste deel is die waarde tot nog toe verhaald: de waarlik-ingewijden weten van heerliker kostbaarheden. Want is | |
[pagina 375]
| |
eenmaal de aanvaarding der smart geschied, zodat de ziel in rust zichzelf voelt groeien in klaarheid en sterkte, dan kan er iets vreemds zich gaan voltrekken: de geboorte der vreugde in 't gekwelde lichaam: de verschijning van de ideëele Lijder en 't heerlik besef, dat ge op Hem kunt gelijken, ook lichamelik. Dat is 'n zeer diep geestelik voorval: en voor 't schone gelaat van de uitnemende Lijder geschiedt nu 't grootste psychiese wonder: aanvaarding van smart wordt liefde tot smart: de vreugde is geboren, de lijdenskamer wordt 'n hemel. O deze vreugde, die groter is, naarmate voor de ziel de wezelikheid en de schoonheid van de Gekruisigde groter is. Zodat met deze wet de lijdende Geertruid 'n diepe genieter geweest is van dit allerkristelikst lijdens-geluk; want op zeldzame wijze wist zij, wie Jezus was: immers Hij leefde met haar in zichtbare en hoorbare vormen. Lijken is zielkundig liefhebben. Er is niemand daarom zo innig gehecht aan Jezus dan de lijdende mens, die in Hem als toonbeeld geloven mag: maar er wordt niemand ook heviger bemind door Jezus. En omdat 't kristen zijn niets anders is dan van Kristus zijn, kon de diepzinnige Pascal naar waarheid schrijven: “De ware toestand van de kristen is de ziekte”: ontstellend voor onze tamme Jezus-verering, ergerlik voor de vrolike misbruikers van 't mens sana in corpore sano, maar vol ernstige juistheid voor wie de werkzaamheid van Jezus in eigen leven en in z'n broeders en zusters bespeurt. De volle Jezus wordt in de kwelling 't beste beleefd: de innigste zielstederheden ontbloeien op 't ziekbed. Ik wil dit nu goed bedenken: wat worden Jezus en Geertruid begrijpelik: wat zijn 't schone verhalen van schijnbare levens-verzaking, maar van in werkelikheid hevige begeerte naar leven, maar dan naar 't waarachtige leven, 't van Kristus zijn, in eenheid van wil, en inzicht en zinnen. 'n Paar fragmenten uit Geertruids ziekte-epos om dit te bewijzen: 't gebeurde, dat na 'n hevig zweten de koorts soms toenam, soms afnam. En toen in 'n nacht 't zweet haar opnieuw hevig uitbrak, vroeg zij zich angstig af, of zij nu beter of slechter zou worden. En haar verscheen Jezus, schoon als 'n bloem: Hij droeg de gezondheid in Z'n rechterhand, de ziekte in Z'n linker: en Hij reikte haar beide handen toe, opdat ze zou kiezen, wat ze 't meest begeerde. Maar ze nam noch de ene, noch de andere hand: ze liep tussen beide door, gloeiend van liefde, recht naar Zijn allerzoetste Hart, waar zij verborgen wist de schat van Z'n goedheid, en zocht daar naar Z'n nooit volprezen wil. O zie, de Heer ontving haar, en omhelsde haar teder, en deed haar rusten op z'n Hart. Zij echter, wendde haar gezicht geheel van Hem af, maar liet haar hoofd rusten op Z'n borst en zei: | |
[pagina 376]
| |
“Zie, Heer, ik wend m'n gezicht van U af, en ik verlang uit heel m'n hart, dat Gij niet zoudt zien, naar 'tgeen ik begeer, maar dat Gij in alles omtrent mij uw eigen nooit volprezen welbehagen zoudt voltrekken.”Ga naar voetnoot1) In 'n andere nacht vol tederheden, verlangde ze van Jezus te weten, hoe of 't toch kwam in die lange ziekte, dat zij zo weinig nieuwsgierig was naar de afloop: dood of leven, 't was haar volkomen 't zelfde. “Wanneer de bruidegom z'n bruid leidt naar 't rozeperk, antwoordde Jezus, om rozen te plukken voor 'n krans, dan gaat de bruid zó op in de zoete gesprekken van de bruidegom, dat zij niet eens hem vraagt, welke roos hij begeert te plukken. Maar wanneer ze bij 't perk gekomen zijn, dan neemt de bruid zonder enig overleg, in blije rapheid elke roos, die de bruidegom plukt, en haar reikt om ze te voegen bij de krans. Zo ook de trouwe ziel, wier hoogste vreugde mijn wil is, en in deze wil haar welbehagen vindt als in 'n rozeperk: ze aanvaardt 't gelijkelik, of 't mij behaagt, haar weer gezond te maken, of haar leven te eindigen; want in vol vertrouwen heeft zij zich aan m'n vaderschap overgegeven.”Ga naar voetnoot2)
◽ ◽ ◽
In 'n lange reeks komen de avonden en de morgens in de cel van de zieke Geertruid: er is hier veel verdriet om de ontsteltenissen van ziel en lichaam: er is ook veel lafheid en ontrouw: hier lijdt 'n mens immers, 'n vrouw, die zo krachtig was, en eertijds genoot van 't rijke leven in z'n edelste uitbloesemingen: en buiten fluit in de koele morgen de onbezorgde vogel: en 't getuig van 't span rinkt onder de ruk van de werk-hand: 'n zuster vertelt blij van haar kloosterlike bezigheid. Maar wat niemand ziet: in 't diepste van Geertruid 'n sterke vreugde aldoor: en de zuivere mond van de gekruisigde Bruidegom aan haar oor: Luister, o allerliefste, Ik ga je nog 'ns zingen van m'n liefde.’Ga naar voetnoot3)
M. MOLENAAR, M.S.C. |
|