Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
Rhythmische muziek2Een der eigenaardigste en fraaiste werkingen van den rhythmus ligt in zijn verhouding tot het word-accent. Hoewel het woordaccent, strikt genomen, niet tot het wezen van den rhythmus behoort, bezit het hoedanigheden, die ook aan het rhythme eigen zijn, ondergaat het den invloed van het rhythmisch beloop en geeft het aan het rhythme van woord en muziek kleur en gloed. Wat is het accent? Het accent is een impulsieve, opwaarts strevende klankvergrooting van een of meerdere lettergrepen. Het accent zet aan het woord een zoodanig relief bij, dat het woord er door verstaanbaar wordt, en door de betoning als een levend beeld in ons bewustzijn treedt en wordt herkend. Het impulsief karakter, het naar voren doen komen, het als het ware tot onzen geest opheffen der accent-lettergreep, de vergrooting van den klank, wijst op de werking van het accent als kracht. En zoo leeren wij, na de rhythmische sterkte en na de dynamische sterkte, in het accent een derde sterkte, de betoningssterkte, kennen.Ga naar voetnoot*) Gelijk wij reeds aanstipten, is de kracht in zich zelf bewegelijk ook dan, wanneer zij in een rustobject besloten is. Zoo is het ook met de betoning. Zij werkt zoowel in het objectieve bewegingsmoment, als in de objectieve rustneiging; met andere woorden: het accent kan tot object hebben een licht of een zwaar woorddeel. In het woord ‘willen’ is derhalve het accent licht, omdat het op het lichte deel van het woord staat; in het woord ‘gewild’ is het daarentegen zwaar, omdat het op het zware woorddeel staat. Het meest typisch komt gevolgelijk de kracht van het accent (als elke kracht) tot uiting dáár, waar ook het moment, dat de accentuatie ondergaat, een bewegingsmoment is. Ingevolge de verwantschap in bewegings-sterkte tusschen den lichten tijd van het rhythme en het accent, wordt dus de natuur van het accent in ‘willen’ duidelijker gedemonstreerd dan in ‘gewild’. Het licht of zwaar zijn van een lettergreep wordt dus niet bepaald door de ligging van het accent, maar door het woordrhythme, onafhankelijk van het accent. Elk woord doet dan ook, onafhankelijk van de accentueering, het licht en zwaar der lettergrepen in de uitspraak hooren. Bijzonder het karakter van het zware woorddeel is door de rustneiging, de ‘zinking’, gemakkelijk waarneembaar. De stem rust als 't ware op de zware woorddeelen, ‘zinkt’ met hen mede, om zich daarna weer ‘op te heffen’ in en met het lichte woorddeel. Men hoort, om het | |
[pagina 252]
| |
zoo uit te drukken, den val van het rhythme. De eindlettergreep van het woord (het zwaartepunt) ondergaat (in de spreektaal zoowel als in de muziek) eenige verbreeding, welke, al is zij op zich zelf schier onwaarneembaar, niettemin de oorzaak is, dat men de lettergreep, die er op volgt, als het begin van een nieuw woord gewaar wordt. (Men bestudeere en overwege aandachtig de uitspraak van eenige woorden, onverschillig welke, b.v. koffie, warmte, leven, bezoeken, en men zal het zwaar-zijn der laatste lettergreep duidelijk aanvoelen en hooren. En toch dragen geen van de genoemde woorden op de laatste lettergreep het accent). Ook als de zware syllabe geaccentueerd is, komen deze rhythmische kenmerken tot uiting, maar het natuurlijkst komt de ‘zinking’ van het word-rhythme uit, wanneer de betreffende syllabe onbeïnvloed is door het accent. Men gevoelt op de zware lettergrepen (in de gegeven voorbeelden dus de eindlettergreep) de ontspanning der beweging, tegenover de spanning der beweging op de accent-lettergreep. Het rhythme wordt dus niet bepaald door de accenten en loopt niet op de accenten, maar de accenten loopen op het rhythme. Ingevolge de verwantschap in bewegings-sterkte tusschen den lichs ten tijd van het rhythme en het accent, waardoor, zooals wij straks zagen, het woordaccent het natuurlijkst staat op het lichte moment van het woord, staat in de muziek het woordaccent het natuurlijkst op de lichte noot. Houden wij het zooëven uiteengezette goed vast en gaan we een stap verder. Wij zeiden daareven, dat het accent het natuurlijkst staat, wanneer het op de lichte noot ‘valt’. We zeggen dáárom ‘valt’, omdat de woordaccenten in het rhythmisch beloop niet steeds hun oorspronkelijk karakter van licht of zwaar behouden. Het rhythmisch beloop van het geschreven of gesproken woord (wij klimmen geleidelijk op en behandelen nu eerst het woordaccent in het rhythmisch beloop van het geschreven of gesproken woord, om daarna dit punt in de muziek te ontwikkelen) wordt bepaald door het aantal syllaben en door de rhythmmische synthese van woord tot zinsnede, zinsneden tot zinsdeel, zinsdeelen tot zin, zinnen tot periode. En dit alles gesubordonneerd aan het in den aanvang van dit opstel geschetste, alles-beheerschend rhythmmisch beginsel, volgens hetwelk de laatste tijd van het rhythme zwaar is. Wat nu voor de natuur van het elementaire rhythme geldt, geldt ook in het saamgesteld rhythme. Zoo eindigt derhalve de laatste syllabe van het saamgesteld rhythme (en in de hoogere rhythmische analyse is de laatste syllabe van een saamgesteld rhythme minstens de laatste lettergreep van een zin, en in de poëzie althans de laatste syllabe van den versregel) natuur-noodzakelijk op een zwaar moment. Dit is een onveranderlijke hoofdregel, waaruit gevolgen zijn vast te stellen voor die | |
[pagina 253]
| |
momenten, welke aan het laatste moment van het samengesteld rhythme voorafgaan. Bijgevolg heeft de laatste syllabe van den zin a priori een rhythmischen voorrangsinvloed op wat aan haar voorafgaat. Daar het nu een onmogelijkheid is, dat ‘zwaar’ op ‘zwaar’ zou volgen (het rhythme immers is licht-zwaar, waarop natuurlijkerwijze wederom volgt licht-zwaar etc.), komt het voor, dat de in het beloop van een zin besloten liggende elementair-rhythmische mogelijkheden niet steeds paralel loopen met de afzonderlijke rhythmen der woorden op zich. Dit hangt af van de syllabische grootheid der woorden. Als echter een zwaar moment onmogelijk door een zwaar moment kan worden gevolgd, dan kan ook een zwaar accent nooit naast een zwaar moment (al of niet geaccentueerd) optreden. Indien het dan ook door het niet paralel loopen der mogelijke rhythmische passen (licht-zwaar en/of licht-licht-zwaar; wij verwijzen hier naar wat wij in het begin zeiden over de rhythmische natuur-noodzakelijke indeeling in geluidsgroepen van twee of drie tijden), indien het dus door het niet paralel loopen der mogelijke rhythmische passen van het rhythme van den zin met de rhythmen der zinswoorden-op-zich schijnt, als zou zwaar op zwaar willen volgen, dan wordt een der beide op zich zware momenten door de rhythmische beweging van den zin licht. Ten opzichte nu van het woordaccent brengt deze rhythmische wet mede, dat een oorspronkelijk licht accent dóór en in het rhythmisch beloop zwaar kan worden, doordien het op een zwaren tijd terecht komt, en, omgekeerd, een oorspronkelijk zwaar accent licht, doordien het op een lichten tijd terecht komt. (De wet van het lichte en zware accent, vergeleken met de rhythmische wet van het lichte en zware moment, ontwikkelt zich derhalve in evenredige verhouding als de wet van klein tot samengesteld rhythme. Gelijk immers in het saamgseteld rhythme de oorspronkelijk lichtrhythmische tijd zwaar en de oorspronkelijk zwaar-rhythmische tijd licht kan worden, zoo kan in het saamgesteld rhythme het oorspronkelijk lichte woordaccent zwaar en het oorspronkelijk zware woordaccent licht worden). Samengevat en in andere woorden: de in een samengesteld rhythme liggende taalwoorden stellen hun eigen rhythme ter beschikking van de rhythmische beweging, welke die hoogere rhythmische orde vordert. Voor zooverre hun eigen rhythmen in het beloop van het hoogere, het saamgestelde rhythme, passen, blijven de word-rhythmen in tact. Voor zooverre er echter conflict zoude komen (dit woord hier louter uit een oogpunt van duidelijkheid gebezigd, want in werkelijkheid komt er geen conflict) tuschen de rhythmen van de woorden op zich en de kleine rhythmen van het samengestelde rhythme, zoo vormt de hoogere rhythmische orde uit de taalkundige woorden louter rhythmische | |
[pagina 254]
| |
woorden. En zoo kan dus de op zich lichte word-syllabe (geaccentueerd of onbetoond) in de hoogere rhythmische golving zwaar worden en, omgekeerd, kan dus de zware word-syllabe (geaccentueerd of accentloos) in de hoogere rhythmische golving licht worden. In het samengesteld rhythme heeft derhalve het woord een dubbele taak. Het is drager der gedachte en tevens verklanker van een of meerdere rhythmische momenten (naar gelang het woord n.l. een of meerdere lettergrepen bezit), welke rhythmische momenten de elementaire rhythmen (dat zijn rhythmische ‘woorden’) vormen, waaruit het samengestelde rhythme, als eenheid van hooger orde, bestaat en welke elementaire rhythm en stuk voor stuk al dan niet paralel kunnen loop en met de woorden. Een enkel voorbeeld: In den zin: 't Leven gaat zoo snel, zijn de word-eigen rhythmen: 't Leven - gaat zoo - snel. (Het los staande één-lettergrepige woord is rhythmisch zwaar, het lichte deel van het rhythme gaat onhoorbaar vooraf). Daar de twee zware momenten: ‘zoo’ en ‘snel’ niet naast elkaar kunnen staan, wordt de lettergreep ‘zoo’ licht. De rhythmeering, welke overigens het woordrhythme zooveel mogelijk in tact laat, is nu deze: 't Leven (licht-zwaar) gaat zoo (licht-licht) snel (zwaar) Chironomisch uitgedrukt, loopt de rhythmus hier: (De lezer gelieve met de hand deze lijnen te beschrijven, terwijl hij de woorden uitspreekt.) Dit alles geldt ook voor het rhythmisch beloop bij de muzikale zetting van een tekst. - Wij gaan wederom een stap verder. - Bij tekst op muziek werkt woord en muziek samen en ondergaat het woord den objectieven invloed der muziek (méér dan de muziek dien van het woord; het woord wordt muziek, terwijl bij den enkelen tekst het woord woord blijft). Door die overgave nu van het woord aan de muziek kan de hiervoren geschetste word-rhythmische ondergeschiktheid aan het rhythmisch beloop van het samengestelde rhythme ook dáár optreden, waar het saamgesteld rhythme van den tekst zelf het niet vereischt. Zoo bij voorbeeld als de componist een gebonden-rhythmische muziekmelodie wil scheppen. (wordt voortgezet) VICT. A. BORGHANS |
|