Roeping. Jaargang 1
(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Sint GeertruidX
| |
[pagina 157]
| |
Prakties idealist als ze was, begreep ze, dat 't apostolaat aan geen bepaalde vormen gebonden was, en dat 't volstrekt niet bestond in reizen, dopen, preken en in 't paulinies trotseren van gevaren te land en te zee. Maar 't was voor haar 'n toewijding van geheel haar zelf - zoals zij was en naar de omstandigheden, waarin ze was - aan Gods zaak: 'n geven van haar liefste talenten in de bekendmaking van Gods luisterrijke geheimen: 'n zucht naar winsten voor haar berooide Bruidegom: 'n volledige dienstbaarheid aan de evangeliese waarheid, met benutting van elk geschikt ogenblik en met volkomen zorgeloosheid voor eigen gemak: zielen, zo sprak ze ontwijfelbaar, laten zich overal vinden: ze wachtte niet naar gunstige omstandigheden - waarmee zo velen hun tijd verliezen - ze schiep ze. Velen bewonderen dit, weinigen volgen 't na: die 't doen, zijn onze grote broeders en zusters. Want er is niets zo moeilik dan zich volledig te wijden aan één grote bedoeling. Hier spelen ons 'n valse zelfbehoudzucht en 'n angst voor inspanning kwade parten, wat we goed praten met 't mooi woord gematigdheid. Weg-schenking is niet heldhaftig, maar wel de volkomen weg-schenking, 't uitbuiten van zichzelf in dienst van Jezus, zonder wikkende en redenerende terughoudendheid, gul en blij, en ootmoedig genoeg om 't dood-gewoon te vinden.
◽ ◽ ◽
De apostoliese ijver van Geertruid is in biezonderheden geschetst door 'n ooggetuige, die opgetogen verhaalt: ‘Zij werkte zonder oponthoud om alles te verzamelen en neer te schrijven, wat ze nuttig meende voor 'n ander. En ze deed dit zo zuiver tot lof van God, dat ze nooit naar iemands dank verlangde, maar enkel 't heil der zielen zocht. Daarom gaf ze, wat ze schreef, bij voorkeur aan die er 't meeste vrucht uit zouden trekken, en vernam ze, dat er ergens geen H. Schrift was, dan trachtte ze dit zoveel mogelik te verhelpen: om allen voor Christus te winnen. Slaap en rust onderbreken, eten uitstellen, verwaarlozen wat voor haar lichaam aangenaam was, beschouwde ze eerder als 'n vreugde dan als 'n last. Ja zelfs, dikwels onderbrak ze 't zoet genot der beschouwing, wanneer ze iemand bevrijden moest van 'n bekoring, 'n bedroefde troosten of iemand uit liefde behulpzaam zijn. Want gelijk ijzer in vuur, zelf geheel vuur wordt, zo was zij, doorgloeid van Godsliefde, geheel liefde geworden, en wilde niets meer dan 't geluk van anderen.’Ga naar voetnoot1)
◽ ◽ ◽
Dat de middeleeuwse abdij 'n haard van beschaving en geestelik | |
[pagina 158]
| |
leven was, begrijpt men weer beter, als men Sint Geertruid kent. Reeds vóór haar optreden, had zich de roem van 't klooster te Helfta door heel ontwikkeld Duitschland verbreid, zodat de heren der kastelen hun dochters graag toevertrouwden aan de adellike abdis van Hackeborn, die van voornaam geslacht, met sterk wetenschappelike aanleg en daarbij uitnemend thuis in 't geestelik leven, 'n voortreffelike opvoeding waarborgde. Maar Geertruid heeft in die dagen deze roem merkwaardig versterkt, en zo bemerken we, hoe 't druk van bezoekers kon zijn achter de muren van Helfta. Dat waren edelen en lijfeigenen, dat waren priesters en leken: want 'n heilige te zien en te horen, blijft voor ons allen 'n kostbare weldaad: en daar hebben we lange reizen graag voor over: omdat 't zo bemoedigend is voor onze kleine moed 'n dappere, levensvolle mens te zien: omdat niets zo fascineert als de kracht van 'n daad-geworden overtuiging: omdat Jezus zo nabij wordt gevoeld: en ook omdat in 't liefde-vol en eenvoudig gesprek zoveel aan licht en troost kan gewonnen worden. ‘Wanneer de gelegenheid zich voordeed om iemand 'n raad te geven, zo vergat ze alle bescheiden schroomvalligheid - 'n deugd, die nochtans 't meeste uitblonk onder al haar deugden - ze legde alle menselike en ongeregelde vrees van haar af, en vol vertrouwen op Hem, die haar met Zijn geloof gewapend had, en aan Wie ze heel de wereld wilde dienstbaar maken, doopte ze de stift van haar tong in 't bloed van haar hart, en ze sprak dan woorden van godvruchtige tederheid en wijsheid, zodat haast zonder uitzondering 'n ieder, die nog 'n vonkje godsvrucht bezat - hij mocht dan nog zo hard en slecht van geest zijn - vertederd werd door haar gesprek, en minstens zich begeerde te beteren. Wanneer zij voelde, dat iemand geraakt was door de prikkel van haar vermaan, dan neeg ze zich naar hem over in 'n groot gevoel van medelijden: ze nam hem op in haar liefde-vol hart, en wilde zich geheel en al geven aan dat vertederd gemoed om 't maar te troosten. Maar zij schonk die troost in woorden niet zozeer, als wel in 'n godvruchtige uitstorting van gebeden en wensen voor God. Want in al haar gesprekken was ze immer beducht dat ze iemand opwekte tot vriendschap met haar: om zo geen oorzaak te zijn, hoe klein dan ook, dat de persoon zich van God verwijderde. Alle menselike vriendschap derhalve, die niet in God haar grondslag vond, voor zover zij dit kon nagaan, vermeed ze als iets dodeliks: en niet zonder grote harts-kwelling kon ze 'n genegen woord aanhoren van iemand, die al te menselik zich aanbood: ja zelfs niet 't nuttigste dienstbewijs kon zij dan aanvaarden, en veel liever verkoos ze alle menselike eer en hulp te missen dan er in toe te stemmen, dat | |
[pagina 159]
| |
iemands hart op ongeregelde wijze zich bezig hield met haar.’Ga naar voetnoot1) Zoo'n zuivere God-zoeker behoefde in de omgang voor ziel-schade niet bang te wezen: de beschouwing dwong hier tot werkzaamheid, en de werkzaamheid tot beschouwing: en het innig verband, wat deze sterke en ruime ziel gelegd had tussen 't uitwendige en 't inwendige, maakte haar verschijning tot iets onvergeteliks voor wie er getuige van was: uitbloei van vrouwelike gratie in al haar bekoorlijkheid, maar evangelies gestileerd, louter vergeestelikt en met 'n prachtige verstorven en ootmoedige reserve, die stil maakte en aan Jezus deed denken: haar zien was reeds beter worden.
◽ ◽ ◽
Herhaalde malen betuigde Jezus Z'n welbehagen over Geertruids apostolaat: Hij gaf haar zelfs 'n soort methode van ziels-behandeling, verzekerde plechtig, dat alle vergissing bij haar onmogelik was, en dat, wanneer zij sprak, Hij sprak.Ga naar voetnoot2) En toch: er waren ogenblikken, dat haar die aanloop van mensen geweldig hinderde: dan kwam opeens 'n hevig verlangen naar de eenzame Gods-ziening in haar op. Want wanneer de ziel eenmaal in de geheimen van Jezus is doorgedrongen, en de verrukkingen der hemelse schoonheid mag ondergaan, wordt de omgang met al 't menselike, dat zo uiterst miniem is, zo kleine biezonderheid is ondanks alle grootdoenerij en dat in z'n grootste grootheid nauweliks 'n zwakke afglans is van de onzichtbare, opperste Verhevenheid: - tot 'n onuitstaanbaar torment. Dan kwam ook weer de verbijsterende angst terug voor de verantwoordelikheid: speelde ze niet met eeuwigheden en oneindige waarden? En waarom werd zij gezocht: en Mechtild niet? Dit verkeer met de buitenwereld moest toch ten slotte 't verkeer met de hemel verslappen: 't was mensen winnen, maar God verliezen. En dan ineens sloop ze haar cel uit, de tuin in, en verstopte zich: ofwel, als men haar riep, verontschuldigde zij zich wegens ziekte. Op 'n Palmzondag ging ze te bed, en hield zich slapende: en de zuster, die haar wilde waarschuwen, ging stilletjes heen, toen ze dit zag. Maar Geertruid kon dit toch maar slecht overbrengen met haar fijn eerlijkheids-gevoel, waardoor ze in grote openhartigheid en boven menselik opzicht, alle geheim-doenerij en alle kleine listigheid, alle klooster-diplomatie verafschuwde. ‘Moet ik soms zeggen, hoe of 't juist was, vroeg ze aan Jezus. ‘Och, laat hun 't loon der liefde door dit werk der liefde verdienen, antwoordde Hij vriendelik, ik betaal dit loon zo graag.’ | |
[pagina 160]
| |
Ook gebeurde 't wel, dat zij ineens opstond, en bruusk weg alle gesprek afbrak: dan liep ze naar 't koor en bad: ‘Zie eens, m'n zoete Heer, hoe zeer me 't verkeer met de schepselen tegenstaat. Was ik vrij om te kiezen, dan wilde ik geen ander gezelschap, geen andere omgang dan met U; blij verliet ik alles, en zou naar U terugkeren, o Hoogste Goed, en enigste blijdschap voor m'n hart en m'n ziel.’Ga naar voetnoot1) Natuurlik zijn dit uitzonderings-momenten: ze zou geen heilige geweest zijn, dat is: beheerser van alle onstuimige levenskracht: wanneer dit niet zo was. Maar door dit onbeheerste, zo ge wilt, wordt de zuiverheid van Geertruids klooster-apostolaat heerlik betoogd: want ver boven alle behaaglust, boven alle zucht naar waardering van haar gaven, boven praatzaamheid en al te natuurlike mededeelzaamheid, gaat 't apostoliese streven van deze jonge vrouw, die nochtans om haar nobele natuur zo makkelik haar werk met louter-menselike bedoeling had kunnen verrichten, en in haar omgang vrouwelik ijdel had kunnen pronken met haar mooie menselikheid. Ondanks haar drang om aan Jezus zielen te geven, ondanks 't welslagen en de roem van haar werk, was de gang van de cel of koorbank naar 't spreek-kwartier voor haar 'n lijdensweg: ze was apostel met bovennatuurlike tegenzin, die uit bovennatuurilk motief alleen te overwinnen was. 't Apostolaat was niet bij name alleen, maar in der daad voor haar 'n zending: tegen wil en dank: alleen aanvaard uit liefde tot Jezus. Maar daarom staat ze hoog uit boven zo menig ijdelziek Jezus-propagandist; karikatuur van Paulus, dilettant in Gods-ijver, handelaar in evangeliese teksten uit egoïsties winst-bejag, godzalig retor rijk aan godvruchtige gemeenplaatsen, arm aan hete overtuiging. Als apostel was ze 't gelukkig slachtofefr van twee tegenovergestelde krachten: drang naar buiten en drang naar binnen: naar zielen en naar eigen ziel: naar geven en naar ontvangen: naar verkeer en naar eenzaamheid: naar doening en naar schouwing. Daardoor was haar apostolaat wonderbaar vruchtbaar: 't verdorde niet bij gebrek aan levenssap: vol groei, wist 't maat te houden: 't ondermijnde zich zelve niet. Want opgaand in de zorg voor anderen, vergat 't nooit de allereerste zorg voor eigen ziel. De deugdelikheid van haar raadgeving rustte op ernstig zelf-experiment: haar zielkunde kwam voort uit Gods-onderricht en zelfkennis: daarom was haar methode voorzichtig, nooit hypotheties, hoog-eisend en prakties tevens, barmhartig en toch onverzettelik: en verwachtte in de gloed van 't begeesterd gesprek alle welslagen van God: maar verkreeg dan ook meer dan ze verwachtte.
Sittard. M. MOLENAAR, M.S.C. |
|