(alleen)
O mijn kind, dat opgroeide naast mij in argeloos verblijden - om de forse jeugd-kracht, de open dag en de liefde waarmede je uur stond omgeven, - van de verre moeder-gedachten en moeder-gevoelens bleef immer je gescheiden.
Al sedert 't oogenblik dat ik niet meer je om-droeg onder mijn hart, zag ik je winnen een zelfstandig leven.
Je zag mijn géven saâmbinden jouw kind-zijn aan mijn moeder-zijn, en je meende het licht en blijde te dragen. Maar moeder-zijn is àlles geven gul en goed, en àltijd willen geven. Moeder-zijn is zoveel malen: eigen begeren vergeten,
en zoveel gierig verlangen naar wederliefde verwinnen.
Maar dit is wat ons voert over alle hindernis van innerlik weerbarstig verzet: de immer omkoesterde verwachting: eenmaal ons gulzig te mogen verzadigen aan het geluk in je trillende ogen,
en dit te weten: de zegening over ons moeder-zijn.
Moeder-zijn is telkens dwingender ònder-gaan in feller druk om telkens hoger te ontstijgen in zingender eksaltasie om het kind-geluk.
Is dit het schichtig besef van zijn wassend zelf-bewustzijn?
Nu opeens is gekomen in de stille klaarte zijner ogen een onrustige wisseling:
't tastende zwerven van einde-loos verlangen en het snelle van machteloos begeren,
de tomeloze trots van driftige overmoed en het gistend geloof in het krachtige zelve,
't verloren dromen om onbekende mogelikheden,
en 't staren om ontgoocheling - hier; de wereld wil je omspannen.
Ik ben geweest in je leven - wijzend de paden van je jeugd - een goede vrouw, van wie je heel veel hield, aan wie veel liefde je terugschonk.
Dit is de pijn die telke dag moet overwonnen omdat zij telke dag zich opdringt: de moeder baart niet voor zich, maar het gebaarde kind te geven aan het leven. Moeder-zijn is daagliks afstand doen.