zuil zet (natuurlik een of andere ‘Griekse’), en dan de dekking erboven op, overdekt balkon. En wie draagt nu dat hele zaakje? Dat hele gevalletje rust op 'n paar uitstekende houten of ijzeren balken, die in de muur zijn bevestigd. Gedragen wordt de zuil, die eens de drager was.
Hoeveel honderde altaren staan er in onze kerken met zuiltjes? die hun dienst doen als lastdragers? Maar als men ze wegbreekt, in 90 van de 100 gevallen staat het altaar nog even stevig. Versiering, en dan liefst ook boven op het altaar, overal. Er zijn altaren die wel 'n heel dozijn van die dingen hebben. T'is zo'n makkelik, en vooral zo'n dankbaar sieraad; iedereen kan met behulp van kolommetjes een mooi altaar ontwerpen, en in allerlei verbindingen, afwisseling van zelf. En als hele kunstwerken heb ik horen prijzen, altaren, waar et ene kolommetje boven op et andere staat; zuiltjes die weer zuiltjes schragen, dacht de ontwerper, en alles met gebeeldhouwde voetstukjes, kopjes, en al wat er maar bijhoort, áf.
En zo gaan we verder; et moet noodlottig volgen. Wel, als 'n zuil 'n versiering is, waarvoor zul je dan stenen of houten zuilen gebruiken, dan kun je ze even goed op de muur verven. En dan zien we bijv. in 'n gang op de penanten tussen de deuren geschilderd, van het geslacht zuil of kolom allerfraaiste exemplaren, natuurlik met voetstuk, kopstuk, met groeven erin netjes geschaduwd, alles wat bij 'n fatsoenlike kolom behoort. Schijn voor wezen; doen alsof, niet wezenlik en waarachtig zijn.
Van de bouwers naar de meubelmakers: Aan alle mogelike meubels, buffetten, kasten, kastjes weten ze de kolomversiering aan te brengen. En ze maken er wat nieuws bij ook: kapitelen in verdiepingen. Er zijn er met zes, zeven uitstekende versieringsvormen, zoals de kapitelen die hebben, boven elkaar. Natuurlik, als 'n kolom versiering is, kun je ook alles wat aan 'n kolom is, weer als versiering gebruiken van de kolom. En zo gaan we maar door. Waar is't allereenvoudigste begrip van zuil toch gebleven? En iedereen koopt die rommel, bijna niemand is bezwaard door de onzinnigheid.
Is het wonder, dat de kolommetjeswaanzin letterlik iedereen aangrijpt? Kolommen, heuse kolommen om je latwerk op te leggen, waarlangs je klimrozen zullen groeien en bloeien. De fiere zuilen die de zwaarste lasten hebben gedragen met ere, torsen nu rozenlatjes.
De zondvloed breekt los. Alle kramerijwinkels (‘galanterieën’ heten die fraaiigheden) brengen ons kolommetjes bij duizenden. Aan de spaarpotjes, aan de lepeltjesdoosjes, aan de zilveren sigarenkokers, aan de inktstelletjes, aan alles; niets is gevrijwaard van de kolomversiering.
In Gods heiligdom ook aan alles, aan kandelaars uit vier kolommetjes opgebouwd, aan wierookvaten, aan de altaarschellen die hele koe-