magen bij de mensen klagen en tasten toe voordat hun iets is aangeboden. Zo lijden de arme schapen steeds meer onder hun gierige, hebzuchtige heer.
Maar waarom zou ik slechts de heer noemen als zijn dame ook haar dienaressen voor de kar spant om zich te kunnen meten met haar soort van vrouwen? Ook zij spant haar strikken zoals ik u zal laten zien. Als het vlas geoogst moet worden, gaat zij naar het dorp en verdeelt het werk onder de jonge meisjes. De eerste moet de stengels weken, de tweede moet de vezels schoonmaken, de derde moet ze kammen. Zo moeten vele brave mensen hun eigen werk in de steek laten om mijn vrouwe te komen dienen.
Vervolgens moeten zij de schapen scheren, daarna komen spinnen en de wol kammen en schoonmaken. Het kost veel tijd en alles wordt op de arme mensen verhaald. En wie zich hieraan wil onttrekken, wordt te schande gemaakt. Op de een of andere manier weten zij het hem dan wel onder de neus te wrijven.
Mijn goede vriend, het ergste van alles is dat mijn heer en mijn vrouwe het beste van het beste verteren, terwijl ik zie dat hun arme onderdanen, die alles moeten opbrengen waar de heren in zwelgen, water drinken en de zemelen van de rogge moeten eten. Zo gauw men ziet dat iemand uit het volk over verse zuivel of over kuikens en duiven beschikt, kan hij dat direct afstaan aan de hoge heren en dames. O Paulus, wat is waar van het gebod dat u ons geleerd hebt: wie niet werkt, zal ook niet eten? Het is nu precies omgekeerd, want zij die niet werken, hebben van alles te verteren, terwijl de mensen die hun brood verdienen op een houtje moeten bijten. Als de woorden van Paulus waarachtig zijn - zoals ik van ganser harte geloof - dan kan ik hieruit niets anders opmaken dan dat op de jongste dag recht gedaan zal worden. Wie nu teert op het zweet en bloed van de armen, zal dan in het verderf gestort worden.
Deze lediggangers zijn als bloedzuigers, die het kwade bloed