Ridder metter swane
(1931)–Anoniem Ridder metter swane– Auteursrecht onbekendHoe Matabrune valschelijck dede bewijsen dat de koninghinne hadde misdaen met eenen hont.DEse Beatris sadt als ghevanghen, maer niet te min altoos loofde sy Godt. Ende Matabrune socht altoos list om haer ter doodt te brenghen: Ende zy maeckten toe by giften eenen valschen ridder gheheeten Macharis, die zeyde dat Beatris hadde bekent gheweest van eenen hont, van welck sy hadde ontfanghen seven honden, ende datse op ghestelt had haren koninck te vergheven met zijn moeder Matabrune. Twelck de goede vrouwe noyt en hadde ghedacht, want sy hadde haren heere so lief als oyt vrouwe haren man dede, waerom sy haeren man geen onghelijck en soude hebben willen doen. Als de koninck hoorde dese valscheydt van desen ridder, was hy vertorent, ende bedroeft. Ende boven dese seyde Macharis: Ic begeere eenen kamp te slane teghen alle de gheene die verantwoorden willen. Waerom de koninck meer verwonderdt ende vergramt was teghen zijn vrouwe, diet al ontschuldich was ende swoer by Godt dat hyse dooden soude soo verre als niemandt voor haer kampen en wilde. | |
[pagina 34]
| |
Doen quam daer een schilt-knecht, ende seyde dit tot Beatris hoe de koninck ghesworen had dat hyse sonde doen sterven, waert dat niemant kampen en wilde tegen Macharis. Als de goede koninghinne dese woorden ghehoort hadde was sy by na doodt ghebleven, ende begonst te roepen.
WAer ick my wende oft keere t'allen zijden,
Ic en heb eylacen niet dan druck en lijden
Die my bestrijden
Zo hardelijck, ick sie wel ick ben verraden
Ende ick en weet geenen man als nu ten tijden,
Die mijn recht beschermen zoude zonder vermijden:Ga naar voetnoot1)
Maer aen den oppersten Godt roep ick ghenade,
O Heere Jesu Christe die kont ontladen
Alle bedruckte herte, [ic] roep aen dy,
Ootmoedelijc, en wilt my niet versmaden,
Maer door u grondeloose goetheydt staet my by:
Op uwer rechtveerdicheyt betrou ick my
Want elcx onschult is u bekent int slechte,
Ende en twijfel niet Heere ghy en sult vry
My goedertierlijc helpen t'mijnen rechte.
O Godt die door uwe goetheyt den geest
Vanden jonghen Daniel verweckte aldermeest
Om Susanna bevreest
Vander doodt, mits haer onschult, te beschermen,
Die openbaerlijck gheleyt wert, vat wel den keestGa naar voetnoot2),
Int recht beschuldichGa naar voetnoot3) in swaer tempeest,
Ter doodt gheheestGa naar voetnoot4),
Van twee valsche ghetuygen zonder ontfermen,
Vander zonde des overspels, ghy hoorde haer kermen,
| |
[pagina 35]
| |
Ende sondet haer Daniel ten onderstanden.
So waerlijc als ghy weet mijn ontschult wachermenGa naar voetnoot1),
Zoo behoet my Heere voor schanden,
Soo waerlijck als ghy destrueerde de vyanden
Van Susanna, ende bracht in doodts gevechte.
So wilt ooc, want tlijtGa naar voetnoot2) al door u handen,
My goedertierlijc helpen tot mijnen rechte.
Ghy weet wel Heere mijn Godt waerachtich,
Dat ick tegen mijnen man voordachtich,
Ben beschuldich klachtich,
Ontschuldig, t'welck u alleen is bekent:
Ende my te verantwoorden en ben ick niet machtig,
Zonder u rechtveerdige hulpe krachtig,
Die ick ben verwachtig,
Soo wel als Susanna, o hemels regent:
U godlijcke oogen te my waerts went
Ende wilt my bermhertelijck aensien,
Soo dat ick mach blijven ongeschent,
Ende dat my mijns mans gracie mach geschien,
Dat bid ick u Heer ootmoedelijck:
Verlost my uyt des verraets hegteGa naar voetnoot3),
End wilt my o Heere door u gebien
Goedertierlijck helpen tot mijnen rechte.
Prince.
Princelijck prince aller princen princier
Wilt my behoeden o Heer der Heeren,
En my bevrijden van dit dangier,
Op dat ick mach blijven in mijnder eeren.
Beschermt my minnelijck voor 't svyants vlechteGa naar voetnoot4),
| |
[pagina 36]
| |
Ende wilt o Godt, om uws lofs wille te vermeeren,
My goedertierlijcken helpen tot mijnen rechte.
De schiltknecht troostense soetelijck, ende hy scheyde ootmoedelijck van haer ende Beatris bleef altoos in haer kamer gevangen, tot dat Godt haer verloste. |
|