Ridder metter swane
(1931)–Anoniem Ridder metter swane– Auteursrecht onbekend
[pagina VII]
| |
Voorbericht.Reeds geruimen tijd hadden zoowel de tekst als een groot deel der bijlagen van dezen herdruk de pers verlaten, toen Dr. G.J. Boekenoogen, de eigenlijke aanstichter dezer reeks en de kundige en nauwgezette bewerker van 7 der 10 tot dusverre verschenen nummers, op 26 Aug. 1930 aan de verschillende vakken van wetenschap, die zooveel aan hem te danken hebben, kwam te ontvallen, deze uitgave onvoltooid nalatende. De Commissie voor Taal- en Letterkunde, met de verzorging dezer nalatenschap belast, heeft, een langer uitstel onwenschelijk achtende, met behulp der grootendeels reeds gezette drukproeven van het vervolg en der door Dr. Boekenoogen nagelaten schriftelijke aanteekeningen, deze uitgave zoo goed mogelijk beëindigd, schoon welbewust, niet alle vraagstukken te kunnen oplossen, noch alle ongelijkmatigheden te kunnen vereffenenGa naar voetnoot1). Hoewel in 't algemeen zich aansluitende bij de in de vorige nummers dezer reeks gegeven voorbeelden, heeft zij zich veroorloofd op twee punten af te wijken van de bedoelingen en gewoonten van haar betreurd medelid. Vooreerst heeft zij in de plaats der volledige, nauwkeurige lijst van (zakelijk en vormelijk veelal onbelangrijke) afwijkingen der jongere Zuidnederlandsche drukken van den ouderen, in de Noordnederlandsche drukken bewaarden tekst een samenvattend overzicht gesteld van hetgeen er uit die verschillen valt op te maken zoowel omtrent de bedoelingen en het bedrijf van den boekkeurder als omtrent het toen ter tijd ontstaande en blijkende onderscheid tusschen eene Noord- en eene Zuidnederlandsche schrijf taal en tusschen ouder en jonger Zuidnederlandsch taaleigen. En ten tweede heeft de Commissie, van oordeel dat eene verdere voortzetting van het onderzoek naar de eigenlijke herkomst van het Nederlandsche volksboek, waarin Dr. Boekenoogen op enkele voors- | |
[pagina VIII]
| |
hands onoplosbare vraagstukken gestuit was, niet op haren weg lag - immers meer tijd en studie zou vereischen dan zij hieraan kon en mocht geven en dan de gewenschte eindelijke uitgave gedoogde -, dit onderzoek niet hervat. In stede hiervan heeft zij gemeend te kunnen volstaan met de uitbreiding van de lijst der luttele geschriften betrekkelijk het volksboek tot eene uitvoeriger - het gewone kader der in deze reeks gebruikelijke overzichten te te buiten gaande - bibliographie der boeken en opstellen, betrekking hebbende op de ‘sage’ van den Zwaanridder in 't algemeen; welke lijst, te zamen met de door Dr. Boekenoogen reeds begonnen, thans in de Boekerij onzer Maatschappij bewaarde afschriften van en aanteekeningen over de Fransche en de Engelsche prozabewerkingen, wellicht een bruikbare leidraad zal kunnen zijn voor dengene, die zich geroepen mocht gevoelen tot een nader onderzoek naar de onderlinge betrekking dezer verschillende jongere bewerkingen. En zij is zoo gelukkig geweest, Dr. J.F.D. Blöte te Tilburg, den door zijne talrijke geschriften op dit gebied bekenden, meest bevoegden kenner dezer stof, bereid te vinden, zoodanige meer uitgebreide lijst samen te stellen; waarmede hij zeker niet alleen de Commissie, maar alle lezers en gebruikers van dezen herdruk tot grooten dank verplicht heeft. Ook aan Mej. M.E. Kronenberg te 's-Gravenhage betuigt de Commissie gaarne haren dank voor de hulp, bij de samenstelling van het 5de hoofdstuk der Bijlagen verleendGa naar voetnoot1).
de commissie voor taal- en letterkunde bij de maatschappij der nederlandsche letterkunde te leiden.
Leiden, April 1931. |
|