Het land, dat relatief kort geleden boven water kwam, is zoveel jonger dan de rest van Europa dat je het gevoel krijgt terug in de tijd te reizen, naar een era waarin de wereld jeugdig was, bemost en onbewoond.
Onze dochter vraagt: Waar zijn die tegenliggers eigenlijk?
Mijn man remt, voor ons rijdt een tractor, op kop van een vertraagde stoet auto's. De weg is zo bochtig dat niemand kan inhalen. Als een statige hofhouding rijden we achter de boer aan, de koning die niet op- of omkijkt, gewend aan zijn gevolg.
Onze dochter kijkt naar de zee. Is blauw mooi?
Zoals ze moet leren wat lijnen op de weg betekenen, probeert ze te begrijpen wat mooi is. Zodra ik het beaam roept ze door het opengedraaide raam: Prachtig! Want dat is wat je roept in zo'n geval. En waarom is de zee nooit rood?
Langs de kant van de weg staat een jeep geparkeerd. In de berm zien we de rug van een vrouw. Onze dochter wijst: Huilt die?
Naast de jeep staat een meisje.
Moeten we stoppen? vraag ik.
Mijn man geeft geen antwoord, stopt niet. Ook de tractor en de andere auto's rijden door, stapvoets. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik het langzaam krimpende tableau: de schokschouderende vrouw in het mos, geen jas, haar handen in elkaar gevouwen, naast de jeep het gestolde meisje, wind in de ogen.
Ik zeg: Wil je mij antwoord geven?
Ik hoorde je wel.
Onze dochter, seismograafje, schopt tegen de achterkant van mijn stoel, ze vraagt: Waarom huilde die vrouw?
Soms huilen mensen; jij huilt ook wel eens.
Bij een houten cabine stoppen we, stappen we uit. De vloer van het huisje bestaat uit een gemetseld bad vol water. Het stroomt vanuit een warme bron door een buis het bad in en wordt door een andere buis weer naar buiten geleid. We hangen onze kleren over haken aan de houten wand en trekken onze zwempakken aan. Ik draag een bikini omdat mijn zwempak me niet