| |
| |
| |
Tonnus Oosterhoff Overbodig & schadelijk
(fragment)
Hij kreeg de P.C. Hooftprijs voor zijn poëzie, maar Tonnus Oosterhoff is ook een man van proza. Van een roman, van verhalen, van fragmenten, ook in de Revisor. En essays. Valt ‘Overbodig & schadelijk’ daaronder? Een traditioneel verhaal is het niet. Nee, dit is een onverstoorbaar bombardement van tegenstrijdigheden en stelligheden, vertrekkend vanuit de absurditeiten van de neurologie via de onmogelijkheden van de evolutie (‘Een snoek stikt in een eend. Hij leert hier niets van’) naar anekdotes en scenario's: het ongeluk, de misdaad, de doodstraf. Ja, zeker mens heeft een opvatting, de ene woede krijgt een lage, de andere een hoge stem, maar veeleer dan een beschouwing, een zoektocht, is ‘Overbodig & schadelijk’ een kakofonie van meningen. Allen - slakken daargelaten - zijn gelijk in de maatschappij van 2014 en zijn dus hebben gelijk en krijgen gelijk en niemand spreekt het tegen en als het misgaat, ja dan?
112 bellen?
Misdaad en straf, en alle overwegingen ad absurdum over goed en kwaad. Hier Nu. Zonder onderscheid.
Kippen zijn intelligente dieren: door zich massaal in stoffige, halfverlichte hokken te laten opsluiten zijn ze met 52 miljard de succesvolste vogelsoort aller tijden geworden.
In India rijdt een trein op een kudde olifanten in. De trein raakt zwaar beschadigd, twee mensen en zeven dieren komen om, ook zijn er vele zwaargewonden. De olifanten maken zich geschrokken uit de voeten maar keren later terug, ze mengen zich onder de menselijke omstanders tot ze door de politie worden verjaagd.
Kippen zijn zeer intelligente dieren: een onthoofde hen is erin geslaagd anderhalf jaar zonder kop in leven te blijven. Zij verdiende voor haar baas geld op de kermis. De mensen kwamen graag kijken om te zien hoe het dier door een trechtertje gevoed werd en dan fladderend rondliep. De eerste weken na haar onthoofding heeft ze zelfs nog enkele eieren gelegd.
Mensen worden steeds intelligenter, meent menig psycho- | |
| |
loog, als gevolg van de grote hoeveelheden informatie die ze te verwerken krijgen. De structuur van het geheugen verandert door het internet.
Onderzoeken wijzen in de richting dat de mens in de afgelopen eeuw steeds minder slim aan het worden is. Een psycholoog noemt als mogelijke oorzaak het ‘stofzuigereffect’. Intelligente mensen krijgen doorgaans minder kinderen dan domoren.
‘Waarom heet dat dan stofzuigereffect? Een stofzuiger zuigt zichzelf niet op.’
‘Stof tot stof.’
In de evolutie is een beweging waar te nemen van bewustzijn naar onbewustzijn. Omdat de verschijnselen het lijden van de transformatie niet kunnen verdragen zijn ze almaar dommer aan het worden. Hierin is de minerale wereld verder gevorderd dan die van het leven, maar menig vertegenwoordiger van de lagere levensvormen, plant, slak, haalt reeds de natte schouders op als hij wordt gemaaid, verpletterd door een autoband... De mens is in deze evolutie nog niet zeer ver, maar hij is al wel onbewust genoeg om niet te weten op welke verschijnselen hij voorligt.
Een snoek stikt in een eend. Hij leert hier niets van.
Een onderzoek uit 1889 naar reactietijd wordt gerepliceerd. Wij zijn vergeleken bij onze soortgenoten uit de victoriaanse tijd aanzienlijk trager geworden.
Dieren zonder hersenen slapen niet.
Zekere misantroop zegt graag tegen wie het maar horen wil: ‘O, de mensen beschouwen zichzelf zo graag als superieur. De mens superieur? Laat me toch niet lachen! Een varken met een rijbewijs is het, de mens.’ Hij zwijgt een uitgekiend aantal seconden, dan bitter lachend: ‘Nu hoop ik maar dat ik de varkens hiermee niet beledig.’
Twee geliefden willen trouwen, maar de familie van de vrouw is er tegen. De man en het meisje trotseren het verbod van hun verwanten en treden voor de wet in het huwelijk. Een
| |
| |
paar neven van de echtgenote vragen de jonggehuwden naar haar geboortedorp te komen zodat alles uitgepraat en vervolgens vergeven en vergeten kan worden. Als de twee in het dorp aankomen blijkt de uitnodiging een valstrik. Beiden worden pal voor het ouderlijk huis van de bruid onthoofd.
Een soennitische jongeman doodt na een slordig verhoor een doodsbange gevangene. Hij haalt vervolgens het pasje uit diens portemonnee waaruit blijkt dat de overledene sjiiet was. ‘God is groot!’ brult de moordenaar. ‘Ik heb een sjiiet gedood!’
Geërgerd omdat de ontvangst van de wedstrijd Nigeria - Argentinië zo slecht is in dit godverlaten dorp trekt de Boko Haramstrijder het meisje van elf op zijn schoot en verkracht het in haar nauwste opening. Hij komt te vlug klaar en ramt er met een stok die toevallig naast hem op de grond ligt nog een paar keer achteraan.
Zekere indianen dragen merkwaardige halstooi: ze rijgen een rode worm aan een koordje; als hij blijft leven (wat meestal gebeurt, ze zijn er erg handig in) dan smeren ze voedsel vóór hem op het touw, opdat hij daarheen kruipt. Zo wordt de worm sieraad en huisdier tegelijk. Mak en vet overleeft het beestje dikwijls zijn eigenaar.
Zekere bendes naaien het hoofd op een voetbal, andere juist een voetbal op de schouders. Maar allemaal snijden ze lul en ballen af en proppen die voor de onthoofding in de mond van het slachtoffer. Het gebeurt gewoonlijk des nachts in een klaslokaal met kapotte ruiten; bij het ochtendkrieken komen zwerfhonden het vloerzeil schoonlikken.
In West-Europa is iemand die een medemens neersteekt nu nog een even exotisch verschijnsel als een waterval. Het enige verschil: een waterval is steeds op dezelfde plaats.
Een Amerikaanse politicus rijdt met zijn team door een bosrijk gebied. Hij gaat in een schooltje de waarde van het menselijk leven oneindig groot noemen, ook en juist als het ongeboren is. Vanwege diezelfde waarde moet eenieder in staat zijn een eigen
| |
| |
machinegeweer te kopen. Hij zal het grapje maken: ‘If babies had guns they wouldn't be aborted’, dat is deel van zijn stump speech. Het team rijdt een hert aan. Het wordt met het semiautomatisch pistool van de perschef afgemaakt en in de achterbak gelegd. De rest van de reis verloopt in een vrolijke stemming.
De voorman van een linkse partij gaat voor de afdeling Wageningen betogen dat de berekening van de gezondheidsraad dat een jaar van een mensenleven tachtigduizend euro waard is echt niet kan. Een mensenleven, daar hang je geen prijskaartje aan. Het is een warme avond; op weg van Den Haag naar Wageningen vangt de grille van zijn wagen tienduizend insecten.
De voorman van een linkse partij heeft in een toespraak voor een afdeling op de Veluwe kritiek op de berekening van de gezondheidsraad dat een jaar van een mensenleven tachtigduizend euro waard mag zijn. Niemand van de aanwezigen bereikt een ander standpunt dan het vooringenomen, maar menigeen wordt in zijn of haar opvattingen gesterkt. Op de terugreis rijdt de staffunctionaris die de auto bestuurt een hert aan. De twee socialisten trekken het zieltogende dier naar de kant van de weg. Wat moeten ze nu? Wie kunnen ze bellen? 112? De Wegenwacht?
Na een flinke regenbui is een naaktslak de weg op gekropen. Hij heeft geen geluk, een autoband verplettert hem. De geur van zijn lijk trekt vier, vijf andere slakken aan. Ook zij worden tot pulp gereden terwijl ze zich te goed doen aan hun broeder. Nieuwe slakken zijn alweer uit het lange gras van de berm op weg naar de feestdis. Ze weten niet dat ze leven, niet wat ze overkomt.
Oudergewoonte scheldt een vrouw haar man uit. Hij laat het over zich heen komen, is intussen bezig met de administratie. Maar opeens kijkt hij verrast op: haar stem is aan het veranderen. Haar laatste scheldwoorden klinken nat, borrelig.
En aldus komt er een eind aan een relatie die meer dan twintig jaar geduurd heeft: de huid van de vrouw verandert voor zijn
| |
| |
ogen in een zee van zeepbelletjes. Ze wil hem nóg een verwijt toevoegen, maar de snauwerige trek om haar mond is verdwenen en geluid komt er niet meer. Haar ogen worden groot en starend, en dan, vreselijk om te zien, lijkt het of haar irissen beslaan, het worden dofgrijze kwartjes. De echtgenoot slaakt een kreet, slaat de handen voor zijn gezicht. Als hij weer durft te kijken zijn haar ogen verdwenen, de gelaatstrekken vervagen, binnen enkele seconden is haar gezicht één grote schuimvlok. Niet alleen haar gezicht, haar hele lichaam verandert in een sneeuwpop van schuim die slagzij maakt en in elkaar zakt.
‘Wally! Wally!’ Hij strekt zijn hand uit, alsof in die vreselijke wolk wit schuim nog een klein vrouwtje met de trekken van zijn echtgenote zou zijn, die hij naar zich toe kan trekken, redden. Maar de vlokken zakken nu snel in en alles wat er van zijn gehate geliefde rest is een natte plek in het vloerkleed.
Maar nog terwijl hij vol afschuw naar de zich uitbreidende vlek staart, begint hij zich af te vragen waarom zijn hart als een razende in zijn keel klopt, waarom hij kokhalst. Heeft hij iets verkeerds gegeten? Waar komt die nattigheid op de vloer vandaan? Misschien hebben de bovenburen, verstrooide hippies, het bad over laten lopen? Maar het plafond is netjes wit en droog.
Hij is Wally vergeten. In de slaapkamer ligt één kussen op het grote bed, haar kleerkast is leeg, er staan boeken in die hij al gelezen heeft en zelfs van aantekeningen voorzien.
Hij is haar vergeten, zijn kinderen zijn van een andere vrouw, die een paar jaar terug aan kanker overleden is en daar heeft hij nog elke dag verdriet van.
Een vrouw, die als kind mishandeld en gepest is, vergeet dit restloos en maakt er in retrospectief een heerlijke jeugd van.
Is het onjuist om iemand iets slechts te gunnen? Hoe onverschillig mag je zijn tegenover je medemensen? Elke burger die leest over een liquidatie op een industrieterrein of bij een Van der Valk denkt: goed zo! Maak mekaar maar af jongens, dan doe je het anderen niet.
| |
| |
Een man wordt in zijn auto met kogels doorzeefd, midden in een woonwijk. Verbijsterde buurtgenoten speculeren dat de verkeerde man is doodgeschoten, maar zijn ex-vrouw juicht als ze het bericht hoort. Zij meent dat het precies de goede was, ook al hadden de moordenaars iemand anders op het oog. ‘Het kan niet beter!’
Iemand rijdt op een mooie dag over een landweg, de autoramen staan open. Opeens schreeuwt hij het uit van schrik om een infernaal geraas. Met waanzinnige snelheid haalt een motorrijder in, is alweer om de hoek verdwenen. Twee minuten later ziet de automobilist de machine als een rokende puinhoop in een bocht rechtop tegen een boom staan. Het onthoofde lichaam van de snelheidsduivel ligt tientallen meters verderop in het weiland. Een paar koeien komen aanlopen om het object te bestuderen. De autobestuurder schatert luidkeels, hij slaat met zijn linkerhand op het buitenportier. 112 bellen om het ongeval te melden? Maar dan moet hij hier wachten en aan het proces-verbaal meewerken. Hij gaat zijn vrije middag niet laten bederven voor zo'n stuk stront!
Een vader rijdt op een tweebaans-honderdkilometerweg. Achterin zitten de kinderen een nieuw aftelrijmpje te verzinnen. Het wordt almaar langer, ze willen het moment van het ‘hem zijn’ zo lang mogelijk uitstellen. De weg leidt over een viaduct. Als het gezelschap bijna boven op het bruglichaam is duikt een regenwolkkleurige bmw op, bezig een rij auto's in te halen. Tien, twintig meter voor de wagens frontaal tegen elkaar aan zullen klappen duikt hij terug naar zijn eigen baan. Omdat hersens langzamer werken dan auto's rijden komt de schrik pas onder aan de brug. De bestuurder voelt een sidderen opkomen, alsof hij dadelijk moet huilen. Hij brengt de auto tot stilstand op een vluchthaven.
‘Waarom stoppen we, papa?’
‘Hé, waarom stoppen we?’
's Avonds op verjaardagsvisite is hij er nog niet overheen:
| |
| |
‘Er was geen tijd om te reageren, geen uitwijkmogelijkheid. Naast de weg was de reling van het viaduct. Nul kans zouden we hebben gehad, geen van drieën. Voor mij is dat niet erg. Zonder de kinderen wíl ik niet eens leven. Maar deze tegenligger in zijn grijze bmw...’
‘Een monster!’
‘Doodschieten! Tuig!’
‘Nou, ik heb mezelf altijd gezien als iemand die nooit een ander mens zou kunnen vermoorden... Maar ik dacht wel: als ik nu een hendel in mijn hand kreeg waarmee je een einde kan maken niet alleen aan deze mens, maar ook aan alle wetenschap omtrent deze persoon... dan zou ik die zeker en zonder aarzelen overhalen. Nooit zou ik er spijt van krijgen.’
Die nacht in bed fluistert zijn vrouw hem in het oor dat ze hem op het feestje zo ontroerend vond, omdat hij ook de herinnering aan de bmw-rijder wilde uitwissen, zodat er geen mensen nodeloos verdriet zouden hebben.
Een bmw is een goede, veilige auto: een Russische zakenman rijdt met vier kinderen door de herfstnacht, de regen valt met bakken uit de hemel. Voor hen ligt een brug die hersteld wordt. De chauffeur ziet te laat dat de weg eindigt, de bmw valt zes meter omlaag in een bouwschacht, met de neus loodrecht omlaag. De vijf inzittenden raakten slechts lichtgewond.
Mercedes en bmw, allebei topmerken, maken voortreffelijke auto's. Maar met een bmw-rijder is vaker iets mis dan met iemand die een Mercedes heeft.
Hoe zou ik over de doodstraf denken als het mogelijk was om door een hendel over te halen een einde te maken niet alleen aan een mens, maar ook aan alle wetenschap omtrent deze persoon? Zijn liefhebbende moeder wordt na de executie wakker in de volkomen zekerheid dat ze nooit meer dan één zoon heeft gehad. Dat is dan zijn jongere broer, die hem ongetwijfeld zou willen wreken als hij maar wist van deze eliminatie zonder vorm van proces. Zijn kinderen groeien op in een eenoudergezin, zijn
| |
| |
vrouw koestert geen wrok meer tegen haar man, zijn zoontje heeft geen respect meer voor hem. Waarom had het kind respect? Omdat zijn vader een paar weken geleden vóór zijn ochtendplas op de weegschaal is gaan staan en daarna opnieuw. Hij bleek een halve liter urine te hebben geloosd, en nu riep het jongetje bij elk half pak vla en elke fles tomatenketchup: ‘Dat kun jij plassen!’ De vader heeft erover verteld op zijn Facebookpagina en kreeg tientallen likes. De Facebookpagina bestaat niet meer. De verdwenene is voor mij geen vreemde meer.
‘Ik heb wel zin iets te drinken, een glas vruchtensap of zo.’ ‘Dat heb ik niet in huis. Ik kan wel een glas Nesquik voor je maken.’
‘Doe dat dan maar. Prima!’
Maakt een glas Nesquik. Als hij terugkomt in de kamer is daar niemand. Wat doet hij met dat glas in zijn hand? Hij maakt nooit Nesquik. Het moet de alzheimer zijn die komt aansluipen.
Een Bekende Nederlander kust een vrouw, van wie alleen het achterhoofd te zien is. Als hij zijn gezicht van het hare terugtrekt is hij de kijker onbekend geworden.
Een paus die nog een appeltje te schillen heeft met een overleden paus laat deze opgraven, kleedt hem weer in pauselijk gewaad en berecht hem op een speciale synode, waar het kadaver bittere verwijten te horen krijgt. Het lijk wordt ter dood veroordeeld en onthoofd, waarna zijn overblijfselen in de rivier worden gekwakt. De levende paus zet, onder meer vanwege deze handelwijze, zoveel kwaad bloed bij het kerkvolk dat ze hem lynchen.
Het leven is hard. Hard is het leven.
Hoe zou ik, als die hendel die alle herinnering uitwist bestond, over zelfmoord denken?
Hoe zou de wereld eruitzien als na een boze daad er een onuitwisbaar kenmerk zou verschijnen op of in het mensenlichaam? Zoiets als de neus van Pinokkio, die groeide na een leugen. Zoals een drinker een trosneus krijgt (maar niet altijd).
| |
| |
Dat een mens bijvoorbeeld iets zou verstijven, verhouten. Als je Holleeder, Stoeltie, Charles Manson, of een Oost-Kongolese krijgsheer of Mexicaanse drugsbaron een hand gaf zou je een steen voelen. Je eigen hand zou sponsachtig zijn in de hunne... Zou de wereld erdoor veranderen? Stoeltie en de krijgsheer weten heel goed dat ze kwaadaardig zijn; ze laten het toch al graag zien en genieten van jouw goedaardigheid, die ze macht geeft over jou.
Maar nu Lloyd Blankfein, de verdorven ceo van Goldman Sachs die wereldwijd ellende exporteert en bonussen opstrijkt. Wie hem een hand geeft zou een stuk ijs van tweehonderd graden onder nul voelen, de herinnering aan de kennismaking zou een dagenlange fysieke kwelling zijn. Nu denk je, ondanks je bezwaren tegen zijn doen en laten: wat een interessante, charmante figuur. Blankfein heeft charisma, het feit dat hij zo veel mogelijk mensen tot verliezers omtovert maakt hem niet minder aantrekkelijk.
Verhouting of verijzing bij slecht gedrag maakt het werk in verhoorkamers makkelijker: de vrouw die in alle toonaarden ontkent dat ze weet van haar mans betrokkenheid bij de kinderverkrachtingen. Ze snikt het uit in de verhoorkamer. De rechercheur legt troostend een hand op haar schouder: droog hout.
De inhaler op de honderdkilometerweg, die vriendelijke man, die grensrechtert voor zijn voetbalclub, bloemen meeneemt op Valentijnsdag voor zijn lief vrouwtje. Waarom voelt hij altijd zo hard aan als hij thuiskomt? Hij heeft vele verkeersregels overtreden, constant honderdveertig gereden, talloze tegenliggers de stuipen op het lijf gejaagd.
De man die opeens hard wordt op het lichaam van zijn vrouw.
‘Waar denk je aan?’
‘Hoezo?’
‘Heb je een ander? Denk je aan haar?’
Ontkennen heeft geen zin.
| |
| |
Een andere man, die eveneens een affaire heeft, blijft zacht als hij het met zijn vrouw doet.
Het is voor een burger moeilijk om medelijden te hebben met bezoekers van een quad race die door een uit de bocht vliegende deelnemer worden gedood, of met de zoon van Khadaffi als die een oneerlijk proces krijgt, of met een bommenmaker bij wie de bom in het gezicht explodeert.
‘Als je nou serieus wilt dat de boel helemáál naar de bliksem gaat moet je de natuur aan de boeren overlaten, het geld aan de bankiers, en de wet aan de burgers!’
‘En het leven aan de dieren en de planten. Dat dan ook zeker?’
‘Zo duidelijk is de scheidslijn tussen goed en kwaad vaak niet.’
‘Nee? Geef eens een voorbeeld van iets goeds dat toch kwaad was, of omgekeerd.’
‘Nou, bijvoorbeeld: zou jij Hitler vermoord hebben als je daartoe de gelegenheid zou hebben?’
‘Ja.’
‘Zie je! Dus je bent een potentiële moordenaar. Oooh wat erg! Sliep uit! Schaakmat!’
‘Ik wil in een wereld leven waar kwaad bestraft wordt.’
‘Ik wil in een wereld leven waar het kwaad wordt uitgeroeid. Gestraft hoeft van mij niet; straffen, dat is maar voor de galerij. Om “de orde te herstellen”. Maar juist dat ostentatieve laat zien dat er geen onderliggende orde is. Daarom: stilweg afvoeren de boosaardigen en de herinnering wissen. Want kijk, er zijn veel te veel mensen op aarde en ze zijn niet evenwaardig. Ze zijn ofwel overbodig, of schadelijk. Mijn voorstel is de overbodigen nog even het leven te laten, maar de schadelijken alvast weg te nemen.’
‘Is dat onderscheid wel zo duidelijk?’
‘Bij twijfelgevallen niets doen! In dubio abstine. Eerst de ergsten wegnemen: de wapenhandelaars, de warlords, de schemerfiguren van de zakenbanken. De honderd rijkste families.’
| |
| |
‘In hun geheel?’
‘Misschien niet in hun geheel. Maar ik beloof je: het kwaad is niet zo moeilijk te herkennen.’
Vladimir Poetin. Hel steekt zijn kleeftong uit: weg is-ie. De lijfwachten staan met getrokken pistool om zich heen en elkaar aan te kijken. Ze zijn in staat elkaar neer te schieten, gek van paniek.
Op een vroege zondagochtend wordt de allerrijkste persoon op aarde vermist zonder enig spoor na te laten. Het onderzoek is nog maar pas op gang gekomen als de volgende zondag weer een verdwijning plaatsvindt, namelijk van degene die twee weken geleden nog de op een na rijkste was. De zondag daarop gebeurt dit met nummer drie, en zo gaat het vanaf nu elke week. Na een paar maanden is het patroon de zeer rijken wel duidelijk. Degenen die aan de beurt zijn proberen hun bezit ijlings zo te structureren dat het formeel niet meer aan hen toebehoort, maar zij er nog wel zeggenschap over houden. Hun financiële adviseurs bedenken fantastische trucs, maar geen ervan helpt: de magnaten worden op zondagochtend, door de aarde, zo lijkt het, verzwolgen. Nu breekt een ware paniek onder hen uit. Men probeert op alle mogelijke manieren armer te worden, in elk geval arm genoeg om het een paar jaar aan zondagen uit te kunnen zingen. Maar ze moeten zich haasten: gaandeweg wijzigt zich het patroon van de verdwijningen, de frequentie ervan neemt toe. Inmiddels wordt het bed van de vermogendste man of vrouw van dat moment vrijwel dagelijks leeg aangetroffen. Soms verdwijnen hele families, erflaters én erfgenamen tegelijk. De christenen onder de rijkaards herinneren zich opeens het woord van hun Verlosser: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’, de moslims de tekst van de Profeet: ‘Degene die zijn maag vol eet en dan gaat slapen, terwijl zijn buurman honger lijdt, waarlijk, hij is geen goede moslim.’ Donaties stromen over de wereld, noden worden gelenigd, crises verdampen.
Toen een oude tovenares werd onthoofd wierp ze haar
| |
| |
hoofd naar de zon. Sedertdien gaat de ziel van een vermoord mens altijd over in zijn moordenaar, of hij dat nu merkt of niet.
Op de schouders van een misdadiger groeien na verloop van tijd twee handen voor zelfwurging.
Een vrouw droomt dat een trein door haar keel rijdt. Ze wordt wakker en denkt met schrik: maar dit was een wensdroom: ik hoopte het! Ze probeert zich de misdaad te herinneren die haar de wens ingaf.
|
|