| |
| |
| |
Erik Lindner
Water
In Taipei kom je nauwelijks bij het water. De stad ligt aan een rivier, maar die rivier is afgeschermd door een muur. Boven de muur is er een snelweg. Op een paar plekken in die muur is er een kleine deur of gaat er een brandtrap overheen. Aan de andere kant van de muur lijkt het alsof je niet in de stad bent. Het is braakland, er ligt wat rotzooi en er groeit onkruid. De rivier is verborgen voor de stad.
In de films van Tsai Ming-liang (1957) speelt water een grote rol. Het is er helemaal niet of veel te veel - het komt met bakken uit de hemel, spuit de kraan uit of drupt door het plafond en zet de vloer blank. Een hand raakt een glas water aan door een gat in de vloer. Iemand zeult rond met plastic flessen water. Er wordt weinig gesproken, er zijn verstilde en indringende beelden en er is humor, het dolen van zijn personages doet geregeld komisch aan. In zijn films zie je mensen zich vaak verzorgen, zich reinigen, roken, drinken, in het licht van de geopende ijskast zitten of staan, zich vervelen of op de wc zitten. Er is het ritueel van het eten, er is ook het ritueel van het offeren. Tsai Ming-liang is een van de weinige hedendaagse regisseurs die een volstrekt eigen beeldtaal hebben ontwikkeld, zoals Antonioni in zijn films uit de jaren zestig. Hij is lethargisch, minimalistisch, hij maakt telkens dezelfde films. Ze vormen bij elkaar de episodes van een doorlopend verhaal.
De eerste keer dat ik in Taiwan kwam, vertelde iemand me dat het de ghost month was. Tijdens die maand mag je niet op reis gaan, huwen of in de buurt van het water komen. Het was september 2001. Het water kwam naar ons, de halve stad overstroomde.
| |
| |
Tsai Ming-liang is geboren in Maleisië. Rond zijn twintigste verhuist hij naar Taiwan. Hij studeert er drama en cinema, schrijft scenario's en werkt voor televisie. Vanaf zijn eerste speelfilm, Rebels of the Neon God (1992), werkt hij met dezelfde acteur: Lee Kang-sheng. Het is zijn enige film met filmmuziek. Lee woont bij zijn ouders en studeert. Hij verwijdert een kakkerlak uit zijn kamer, hij werpt hem uit het raam de nacht in waar het keihard regent. Later ziet hij de kakkerlak opnieuw aan de buitenkant van het raam. Hij slaat er met zijn hand tegen. Hij breekt de ruit. Zijn ouders zijn beiden thuis. Het eten staat onder een parapluutje op tafel klaar.
Rebels of the Neon God opent met een telefooncel in de stromende regen. Een van de twee jongens die daarin de muntenkast open boort, slaat later de zijspiegel in van de taxi die door Lee zijn vader bestuurd wordt. Lee vergeldt de aanslag door zijn motor te vernielen. Hij doet het 's nachts en is te laat thuis, wordt niet meer binnengelaten door zijn vader. Als de jongens via de bewakingscamera de dader van de vernieling willen opsporen, krijgen zij op hun beurt weer mot met een groep die die opnames beheert. Ze belanden uiteindelijk in de taxi van Lee's vader, die hen niet herkent.
Er wordt wel gezegd dat de kijker bij Tsai Ming-liang het verhaal moet maken, dat de filmer alleen maar beelden aan zou reiken. Voor mij is dat niet zo en vertellen zijn films wel degelijk een verhaal. Misschien is het veeleer zo dat ik door zijn films te zien dicht bij het maken van mijn eigen werk ben, bij de concentratie die ik daarvoor nodig heb. Het is onzin dat beelden zelf geen verhaal zouden bevatten.
Vive l'Amour (1994) is een bescheiden culthit. Lee krijgt de sleutel van een leegstaand huis in handen. Maar er is ook een makelaar die er een sleutel van heeft en een jongen oppikt om met hem in het huis te gaan slapen. Erg mooi is de lange uitgesponnen versierscène in het begin van de film tussen de makelaar en de jongen in een fastfoodrestaurant en later een winkelcentrum. Veel elementen van Tsai Ming-liangs betere films zijn al aanwezig, de speler, de verstilde camera, maar er is nog niet de precisie en de nuance van zijn latere
| |
| |
werk. Dat maakt wat er gebeurt des te makkelijker te duiden.
De makelaar stapt uit haar hakken en op haar in panty gestoken voeten klimt ze via de opeenhoping van beton onder een verkeersbord en het raam van het portier op het dak van haar auto, om een bord aan de boom ernaast te bevestigen. Ze kruipt in haar chique kleren achter een afrastering om uit een bouwval een zware steen te schuiven, die ze op het dak van de auto legt om een ander bord rechtop te houden.
Lee aait een watermeloen alsof het een geliefde is, of een poes. Hij maakt er drie gaten in en zo wordt het een bowlingbal. Hij gooit de meloen stuk tegen de plint naast een hoek. Hij zeept zijn kin in met de afgekloven schil van de meloen.
Vive l'Amour blijft boeien, maar mist nog finesse. Het is zijn strakste film. De film is verwant aan Stranger Than Paradise van Jim Jarmusch. Als de makelaar slaapt, schuift Lee zijn schoenen onder het bed vandaan, daarna zijn kleren, kruipt er dan zonder geluid te maken zelf onderuit. Uiteindelijk ontstaat er een driehoeksverhouding tussen Lee, de makelaar en de jongen die zij oppikte, die op zijn beurt haar sleutel stal. De film eindigt met een lange huilscène in het Na-an Forest-park in Taipei, dat net aangelegd is. De makelaar zit op de tribune van een openluchtpodium, tussen de jonge bomen.
Leegstaande huizen zijn een dankbaar gegeven voor film. Ze vormen een helder decor. Er is de spanning van het betreden, de kans dat de binnendringer betrapt wordt. Later in de jaren negentig verscheen er in een Duitse lokale krant een krantenberichtje over een meisje dat in een sleutelwinkel werkte en voor zichzelf een duplicaat van de sleutels van haar klanten maakte. Ze volgde hen, keek wanneer ze niet thuis waren en drong dan de woning binnen. Het gegeven is verfilmd door Jan Sebening in Meisje met de sleutels, naar een scenario van Stefanieke Veenstra.
The River (1997) is Tsai Ming-liangs rauwste film. Opnieuw woont Lee thuis, zijn ouders worden gespeeld door dezelfde acteurs. Er wordt in het begin van de film een film opgenomen. De regisseuse
| |
| |
is niet tevreden met de pop die in het water van de Tamshui River ligt. Die is te weinig levensecht. Ze luncht in het park nast Lee, die een deel van zijn lunch aan twee honden voert. Ze haalt hem over om het lijk in de rivier te spelen, met een luchtkussen op zijn buik vastgegespt. Een paar seconden lang, zolang als hij zijn adem in kan houden. De rivier is vervuild en koud.
Lee wordt afgedroogd en krijgt samen met zijn vriendin een hotelkamer. Ze giechelen als ze op de lift wachten. Lee maakt zich schoon op de kamer, gaat op bed zitten en ruikt aan zijn arm iets raars. Hij wast zich opnieuw. Het is een luxe kamer. Zijn vriendin belt later aan en brengt hem te eten. Zij werkt voor de filmset. Haar rol wordt gespeeld door Chen Shiang-chyi, Lee's vaste tegenspeler in Tsai's films.
Op de motor op de snelweg hoog langs de rivier krijgt Lee nekkramp. In een steegje komt hij ten val, zijn vader helpt hem overeind. Lee wil toch doorrijden. Zijn moeder komt thuis in de regen die opnieuw naar beneden stroomt. Lee klopt bij haar aan, zijn nekkramp is ondraaglijk. Naast het harde houten bed van de vader tikt de regen in de emmer. Hij maakt een systeem met een golfplaat om het lekkende water uit het raam te laten lopen.
Lee rijdt op zijn motor met zijn vader achterop om zijn hoofd recht te houden. Er volgt een tocht langs acupuncturisten, handopleggers, bottenkrakers, ziekenhuizen, een provinciale healer en uiteindelijk een sauna. In een donkere hotelkamer zie je de glinsterpuntjes van de ogen van vader en zoon.
De moeder klimt via het balkon naar boven en draait in het washok de kraan dicht.
Ook The Hole (1998) begint in de stromende regen. Lee slaapt op de bank van een appartement. Op de tafel staan lege bierblikjes.
Er is een verwijzing naar Brazil van Terry Gilliam. Er komt iemand van de overheid een gat in de vloer maken. Dat moet een vergissing zijn. In The Hole is er sprake van een lekkage, maar door een gat wordt die niet verholpen. Terwijl de vrouw op de verdieping onder hem een eiwitmasker heeft opgedaan en met opgeheven gezicht staat, wordt
| |
| |
pal boven haar het gat geboord. Het stof valt op haar gezicht.
Lee komt dronken thuis met een brandblusapparaat dat hij op de gang heeft gevonden. Hij begint boven het gat over te geven. Zijn onderbuurvrouw hoort de wekker waar Lee doorheen slaapt. Ze steekt een mop in het gat. Ze telefoneert terwijl ze op het toilet zit en een plastic teil boven haar hoofd houdt. Ze begint springend het doorweekte behang van de muren af te trekken. Het gat heeft de lekkage niet verholpen.
Als ze thee wil zetten komt er geen water uit de kraan. Bij hem wel, maar een beetje. Als hij de kraan dichtdraait begint het beneden te lopen. Haar theewater kookt terwijl het zijne nog opstaat. Lee steekt een paraplu door het gat en klapt die open. Hij maakt het gat groter en steekt er zijn been in en komt klem te zitten. Zijn onderbuurvrouw heeft een gigantische stapel in plastic verpakte keukenrollen uit een natte zijkamer gehaald en onder het gat gelegd.
In alle films van Tsai Ming-liang is er sprake van slapstick. In The Hole nog het meest. Het is een musical. Af en toe beginnen in de gang van het kale flatgebouw lichtjes te branden en begint iemand in kostuum te zingen. Het lijkt de kaalheid van film te ontkennen. Er is een tweede locatie. Lee is verkoper op een overdekte markt waar hij een kat voert.
Zijn vijfde film, What Time Is It There? (2001), opent met een sterke scène. Zijn vader haalt wat te eten. Hij zet het bord neer op het formicatafeltje waar het gezin altijd eet en begint te roken. Hij roept Lee bij zijn voornaam, Hsiao-kang, en krijgt geen antwoord. Hij loopt naar het balkon. Door de suggestieve manier waarop het gefilmd is weet je dat die man doodgaat. Het is een van de mooiste scènes die Tsai Ming-liang gemaakt heeft.
Lee brengt zijn vader ter crematie en zegt in de taxi tegen de urn: we gaan nu de tunnel in, volg ons vader. Hij durft 's nachts niet de gang over om naar het toilet te gaan en plast in plastic zakjes die hij dichtbindt. Lee is verkoper van horloges op de overloop boven de weg tussen het station van Taipei en het stadscentrum. Zijn te- | |
| |
genspeelster duikt op, zij wil een horloge met twee tijden. Ze gaat naar Parijs en wil de Taiwanese en de Franse tijd tegelijk kunnen lezen. Het enige horloge dat die mogelijkheid heeft en dat zij mooi genoeg vindt zit om Lee's pols. Hij kan dat niet verkopen, hij is in rouw, iemand in zijn familie is gestorven. Zij is christen, geen boeddhist, voor haar maakt het niet uit. Ze krijgt korting en komt terug en schenkt hem een cakeje in een doosje. De manier waarop hij haar nakijkt laat zien dat dat veel voor hem betekent.
Op het omslag van mijn dichtbundel Terrein staat een foto van een muur waarop een rivier is getekend. Boven die muur is een snelweg. Ervoor staat een kleine brandweerwagen en helemaal in de hoek staat een kleine deur open, naar het rivierland achter de muur.
What Time Is It There? speelt deels in Taipei en deels in Parijs. De rouwverwerking van de moeder (die in The River geen relatie met de vader had) heeft hysterische kanten. Lee raakt geobsedeerd door Parijs en begint alle klokken op Franse tijd te zetten, tot aan die in een cinema en op een toren toe. Hij kijkt naar de film 400 cents coups van François Truffaut. Met Chen in Parijs gaat het niet goed. Ze rent met een vrouw mee van avondwinkel naar hotel om niet alleen over straat te hoeven. Er zijn veel clichématige opnames in cafés met haar achter een kopje koffie. Op Père-Lachaise zoekt ze een telefoonnummer in haar tas, vermoedelijk van de horlogeverkoper die haar zijn nummer heeft gegeven. Een man zit op het bankje naast haar. Het is Jean-Pierre Léaud, de hoofdrolspeler uit Truffauts film, die hier een cameo appearance maakt.
Het is de eerste film van Tsai Ming-liang waarin hij iets kwijtraakt. De Franse scènes hebben voor geen meter spanning en missen de verfijning die zijn overige werk kenmerkt. Het lijkt wel alsof, wanneer hij zijn camera in Parijs aanzet, hij overmeesterd wordt door de Franse klassieke filmstijl. Denk aan Krzystof Kieslowski, die in Polen een prachtig tienluik maakte, maar op het moment dat hij een Franse filmer werd versuikerde. Ook hij heeft een overgangsfilm, La double vie de Véronique, die deels in het ene en deels in het andere land
| |
| |
speelt. Maar daarin is hij al om. What Time Is It There? is alleen sterk in de beginscènes: die met de vader, het moment dat Lee zijn horloge verkoopt en de andere verhouding tot zijn moeder krijgt, dragen de film. Tsai Ming-liang draagt de film op aan zijn vader en aan die van zijn hoofdrolspeler.
Goodbye Dragon Inn (2003) laat ik buiten beschouwing. Het is een film die speelt terwijl voor de laatste keer in een bioscoop een film wordt vertoond. In de film zitten al Tsai's vaste acteurs, en hij bevat ook de humor en spanning die van hem bekend zijn. Er is een korte film, The Skywalk Is Gone (2002), waarin Chen terug is uit Parijs en onder de plek staat waar ze het horloge op de overloop heeft gekocht. Maar die overloop is weg. En dat klopt, was ook mijn ervaring toen ik een tweede keer in Taipei kwam. Na 2001 moeten voetgangers onderlangs via het metrostation naar de stad. De korte film is een verloopstukje naar Tsai's latere film, The Wayward Cloud uit 2005.
The Wayward Cloud is opnieuw een musical, liever gezegd, het is een watermeloenseksmusical. Nu zingen de protagonisten zelf, ook Lee. In Taipei heerst een tekort aan drinkwater. Op tv wordt middels spotjes het drinken van het sap van watermeloenen aanbevolen. Er zijn wedstrijden watermeloenpitspuwen. Lee is acteur in een pornofilm. In het korte verloopstukje The Skywalk Is Gone deed hij daar auditie voor. The Wayward Cloud begint als Lee een half opengesneden meloen likt en vingert alsof het een vagina is. De meloen ligt tussen de benen van de actrice in de film.
Chen zit ondertussen in een appartement en kan een koffer niet open krijgen. Ze is de cijfercode kwijt. Uit frustratie gooit ze de sleutel van de zijkamer waar de koffer staat door het raam. De weg buiten is opengebroken en wordt opnieuw geasfalteerd. In close-up lijkt het nieuwe asfalt op een zee.
Lee moet zich na de scène schoonmaken met papier, omdat er geen water is. De watermeloenpitten tikken op de badkamervloer. Lee beklimt het trapportaal van het flatgebouw en neemt een bad met shampoo in de watervoorziening op het dak, waar nog een
| |
| |
laagje water in staat. Als Chen slaapt komt er een grote zeepbel uit de kraan. Later spatten zeepbellen op haar lichaam open, terwijl ze doorslaapt.
Chen verzamelt waterflessen. Haar badkamer staat er vol mee, ook het bad. Ze werkt als suppoost in een museum en gooit er waterflessen uit het toiletraam, die ze later opraapt in de steeg ernaast. Ze vindt waterflessen tussen struiken in het park. Er dobberen ronddraaiende meloenen in de smalle rivier daar. Een vrouw loopt langs met een witte Samsonite, identiek aan die van Chen.
Chen steelt een halfvolle waterfles van Lee die op een bank in het park slaapt. Het is een bank die kan schommelen, en bestaat uit twee banken tegenover elkaar in een ronde stalen constructie. Met het water wast Chen de schil van een meloen schoon. Ze loopt eerst weg, komt dan terug met de gewassen meloen en gaat tegenover hem op de bank zitten. Je hoort een grassproeier. Als hij wakker wordt, slaapt zij. Hij drinkt het bodempje water uit zijn fles op. ‘Verkocht jij geen horloges op de overloop?’ vraagt ze als ze wakker is geworden. Het is de eerste tekst in de film die dan al vijfendertig minuten bezig is. Hij wacht even en knikt van niet. Hij kan liegen. Of niet. Ook al is het dezelfde acteur, het hoeft daarom niet noodzakelijkerwijs hetzelfde personage te zijn.
Lee kapt de sleutel van Chens zijkamer uit het asfalt met een groot hakmes. Water borrelt uit het gat in het asfalt omhoog. Chen geeft hem watermeloensap terwijl hij in de kamer codes uitprobeert op de koffer. Ze ontruimt de ijskast en legt er een watermeloen in. Hij gooit ondertussen het sap uit het raam. Hij veegt zijn mond af als ze komt kijken.
Chen wordt wakker van het gekreun op de verdieping boven haar. Lee slaapt na zijn werk bij de film in een van de antizelfmoordnetten in het trapportaal van de flat.
De film is bijzonder liefdevol. Chen opent de ijskast. Ze likt in de vriesdamp de schil van de meloen. Ze wrijft haar neus ertegen, ze zoent de meloen gepassioneerd. De krabben die ze gekocht heeft ontsnappen over de keukenvloer. Blootsvoets op ijzeren kommen staat ze de krabben op te rapen. Ze speelt dat ze zwanger is en houdt
| |
| |
de meloen onder haar trui. In het trappenhuis bevalt ze van een meloen.
De erotiek tussen Chen en Lee blijft beperkt tot eten. Hij slaapt onder de tafel waar ze krab hebben gegeten met een sigaret in zijn mond die zij met haar tenen vasthoudt. Hij spaart zijn krachten voor de film en de verliefdheid die opbloeit danst om de seksualiteit heen, wordt nauwelijks fysiek.
Het is moeilijk voor te stellen dat er op deze planeet een stad bestaat waarin meisjes midden in de nacht door een park naar huis kunnen wandelen zonder lastiggevallen te worden. Een miljoenenstad zelfs, en dat is Taipei. De seksualiteit in Tsai Ming-liangs films, explicitiet in The Wayward Cloud, wordt als ongemakkelijk ervaren. Tsai filmt gerust de onhandige kanten van seks, het gedoe. In iedere film is er de suggestie van biseksualiteit, in The River zelfs onbedoelde incest in de verduisterde herensauna. De vriend van de moeder in die film slaapt in een kamer op een bank waar met vhs-spelers pornobanden gekopieerd worden. Hij wil haar niet bevredigen.
I Don't Want To Sleep Alone (2006) speelt in Kuala Lumpur in Maleisië, waar Tsai geboren is. Er is een dubbelgangersperspectief, Lee speelt twee rollen. Een van de twee is verlamd en wordt verzorgd, de andere is een dakloze immigrant. De film begint met Lee en Chen naast elkaar. Hongerig kijken ze naar een straatventer die wokt. Lee gaat naar een bijeenkomst, een oplichter belooft geld als je inzet. Lee blijft als laatste over, heeft geen geld om in te zetten.
Een groep vrienden uit Bangladesh vindt tussen twee vuilcontainers een matras. Zij slepen het mee door een steeg. Chen loopt langs om vuil buiten te zetten. Onderweg komen de drie vrienden twee andere vrienden tegen. Zij helpen hen het matras verder te tillen. Als ze bijna thuis zijn en een weg oversteken, komen ze halverwege de strompelende, in elkaar geslagen Lee tegen. Ze zijn inmiddels met zes dragers. Negen dragers dragen het gevonden matras met Lee erop het huis in.
Mensen zijn hun kleren aan het wassen. Mensen vinden spullen
| |
| |
voor hun huis. Het gevonden matras wordt schoon geschobd. Er is een parallel met The River, Lee wordt verzorgd, hier door een van de jongens. Ze delen het matras.
In een leegstaande parkeergarage wordt water weggepompt. De leegstaande parkeergarage wordt weerspiegeld in het water. Het matras ligt onder een klamboe, waar smogwolken doorheen blazen. Als Lee vist in de vijver in de parkeergarage, landt er een grote vlinder op een schouder. Een visser aan een meertje in een parkeergarage: de regisseur maakt van de stad een bos.
Er is een vrijscène tussen de weer aangesterkte Lee en Chen, waarbij ze telkens moeten stoppen doordat ze moeten kuchen door de stofwolken. Ze slepen het matras naar de zolder boven de plek waar zij werkt en de verlamde man verzorgt. Lee ziet de man door een spleet tussen de planken, hij kijkt naar zichzelf. Zijn eigen verzorger komt binnen en dreigt hem met het losgewrikte deksel van een conservenblik de keel door te snijden.
Er is opnieuw een driehoeksverhouding, net als in Vive l'Amour. In veel films van Tsai Ming-Liang is er niet lang voor het eind een liefdesscène, met uitzondering van The Wayward Cloud, waarin seksualiteit het thema is.
De film die daarop volgt, Visage (2009), voorlopig Tsai's laatste film, is een absolute draak. Opnieuw speelt de film in Parijs, het Louvre geeft de regisseur de vrije hand. Wat in What Time Is It There? nog op een Franse besmetting lijkt, is in Visage zo ver uitgespreid dat er geen sprake meer is van zijn filmstijl. Je hoopt dat het een parodie betreft. Ming-liang heeft niet de kracht om door het Franse cliché heen te breken, waar bijvoorbeeld Michael Haneke in Code inconnu en Caché wel in slaagt, die genadeloos de Franse maatschappij fileert. Het euvel kan een te grote bewondering zijn voor de Franse cinema.
De opening van de film is gedenkwaardig. Lee's moeder hakt in de keuken het eten fijn. Altijd dezelfde keuken, het formicatafeltje in de kamer ervoor bij de gang, altijd dat eten. Lee ligt op bed. Later drinkt hij een glas water leeg en wil de ketel vullen aan de kraan. De kraan raakt los en er spuit water uit, de keuken in. Lee probeert de
| |
| |
kraan af te stoppen, maar het heeft geen effect, als een waterkanon schiet het omhoog. Hij wil met lappen en een emmer het water tegenhouden, maar ook de emmer spuit weg. Als hij in het gootsteenkastje de hoofdkraan probeert te sluiten, springt het water ook daar los en spuit eruit.
Het keukengerei drijft door de gang, langs het aquarium met de grote witte vis. Dezelfde witte vis die Lee na de dood van zijn vader een kakkerlak voerde, die mogelijk een reïncarnatie van zijn vader was.
En dan zijn we toch in Frankrijk en daar is weer de hoofdrolspeler uit Truffauts oude film. Hij slaapt in het park. Het sneeuwt er ook nog. Het was net nog in Père-Lachaise en nu zijn het de Tuileries. Een vogeltje valt uit een nest op zijn schouder en dan op de grond. De acteur pakt het vogeltje op, aait het, blaast ertegen, stopt het in zijn binnenzak en slaapt door.
De acteur loopt door het bos als Napoleon, met hand op zijn binnenzak. Tussen de bomen staan spiegels, er verschijnt een hert in de sneeuw. Zijn gewei slaat tegen de spiegels, doet ze trillen en geluid maken als grote pianosnaren.
Het is allemaal heel erg. Een vrouw tapet ook nog al haar ramen dicht.
De grime van een vrouw is niet wit genoeg, ze moet bleker, de huid doorschijnender, er moet wat schmink af. Het ziet er niet koud genoeg uit. ‘Ik wil dat haar huid van jade lijkt,’ zegt Lee. Hij zet het deksel van een conservenblik naast haar wang en bekijkt de reflectie.
Tussen de offers voor de gestorven moeder is een rode plastic speelgoedauto die in vlammen opgaat.
In Taipei spelen de vuilniswagens Für Elise. Zo horen de winkeliers wanneer ze hun vuilnis buiten kunnen brengen.
Een Franse actrice eet van het eten dat voor de moeder is geofferd. In het weerspiegeling van het aquarium met de witte vis verschijnt de moeder, etend.
|
|