| |
| |
| |
Jan van Mersbergen
Helden, slachtoffers, rampen
Een directe en eenvoudige vraag om een lied mee te beginnen. Deze regels worden door Bonnie St. Claire gezongen, gericht aan een dokter, en omdat er in de zin een man voorkomt en een tijdsaanduiding reikt de tekst verder dan het gesprek tussen de dokter en de vrouw. Er is iets gebeurd met die man. De dokter weet wellicht hoe hij ervoor staat. Sterker nog, de dokter is de enige die de vrouw dit kan vertellen. In de woorden schuilen hoop en verlangen, gedragen door de stem van Bonnie St. Claire, die verderop in het lied overtuigend verzucht: ‘Dokter, ik ben zo bang.’
Voor mij is Dokter Bernard een held. Een van de weinige beeldende figuren in een Nederlands lied. Een man die reddend op kan treden. Een man op wie we kunnen vertrouwen. Daar zijn er in de Nederlandse liedjescultuur niet veel van. In Amerika wel.
Casey Jones was een machinist. Hij werkte voor de Illinois Central Railroad. Op een mistige nacht in het jaar 1900 bestuurde hij een volle passagierstrein die bij Vaughan, Mississippi op een stilstaande trein dreigde te botsen. Casey Jones zag het aankomen. Hij had de keuze: uit de trein springen en daarmee zijn eigen leven redden, of proberen zijn trein af te remmen en mogelijk het leven van de passagiers redden, met het risico zelf dood te gaan. Hij zei tegen de stoker dat hij moest springen, greep zelf de hendel van de rem. De trein minderde vaart maar een botsing was onvermijdelijk. Casey Jones
| |
| |
was de enige die omkwam, met een hand op de rem en zijn andere aan het koord van de fluit.
Casey Jones werd een nationale Amerikaanse held. In Amerika worden helden op een voetstuk geplaatst. Letterlijk, als standbeeld, maar ook komen ze voor in films, liedjes, verhalen... in de complete Amerikaanse cultuur.
Walt Disney maakte in 1950 de tekenfilm The Brave Engineer, een mooie versie van het verhaal met de aanpassing dat Casey Jones de botsing overleeft en uiteindelijk precies op tijd met zijn postzak het station in komt rijden, juist als zijn naam van het krijtbord in de hal geveegd dreigt te worden. Een held die op tijd komt, typisch een benadering uit de jaren vijftig.
Nu heb ik niet veel met tekenfilms. Met Amerikaanse liedjes heb ik veel meer. Woody Guthrie zong over John Henry (‘who died with a hamer in his hand’, ook bezongen door Gillian Welch, Pete Seegers en Bruce Springsteen), pistoolheld Jesse James, vliegheld Lindbergh, en over Jesus Christ. Ook zong Guthrie over Amerika (een land dat zijn land is, een land dat jouw land is), over de Hoover Dam, over treinen en hobo's.
In onze tijd zijn muzikanten zelf volkshelden geworden en is het moeilijk te geloven dat er een tijd geweest is waarin de muzikanten tot het werkvolk behoorden. Dat ze de stem van het volk vertolkten door bestaande liedjes te zingen en nieuwe liedjes te schrijven, over nieuwe helden.
Een van deze muzikanten was Wallace Saunders.
Saunders werkte als monteur op het station van Canton. Hij maakte de machines schoon. Naar verluidt zong en floot hij tijdens zijn werk. Hij schreef ‘The Ballad of Casey Jones’ en zong zijn eigen liedje niet in kroegen of op podia, maar gewoon tijdens zijn werk. De treinen en het station waren zijn podium. De treinpassagiers zijn publiek.
In de versie die door Janie Jones, de weduwe van Casey, gezien wordt als authentiek, luiden de laatste regels:
| |
| |
Casey Jones, he died at the throttle,
Casey Jones, with the whistle in his hand.
Casey Jones, he died at the throttle,
But we'll all see Casey in the promised land.
Hier volgt de tekst van Saunders zoals opgenomen in het boek American Ballads and Folk Songs van John and Alan Lomax, uit 1934:
Casey Jones was a good engineer,
Tol' his fireman not to have no fear,
All I want's a lil water an' coal,
Peep out de cab an' see the drivers roll,
Oh, see de drivers roll, see the drivers roll,
Peep out de cab an' see the drivers roll.
On a Sunday mornin' it begins to rain,
‘Round the curve come a passenger train
Tol’ his fireman he'd better jump,
Casey those two locomotives is boun' to bump.
‘The Ballad of Casey Jones' had in de versie van Saunders al een pakkend deuntje. Hitpotentie. Al poetsend aan de stoommachines floot en zong Saunders zijn liedje en via het spoor verspreidde het deuntje zich. Op een gegeven moment pikte William Leighton, een monteur van Illinois Central Railroad, de ballade op. Leighton liet het zijn broers Frank en Bert horen, twee varietéartiesten. De broers voegden een refrein toe en namen het nummer op in hun programma.
Er zijn heel veel versies van het lied. Uiteindelijk werd ‘The Ballad of Casey Jones’ voor het eerst in 1909 opgenomen, met muziek van T. Lawrence Seibert, en de rechten voor de tekst gingen naar Eddie Newton.
Come, all you rounders, if you want to hear
A story 'bout a brave engineer
Casey Jones was the rounder's name
On a six-eight wheeler, boys, he won his fame.
| |
| |
The caller called Casey at a half past four,
Kissed his wife at the station door,
Mounted to the cabin with his orders in his hand
And he took his farewell trip to the promised land:
Casey Jones, mounted to the cabin,
Casey Jones, with his orders in his hand
Casey Jones, mounted to the cabin,
And he took his farewell trip to the promised land.
Dit lied is door duizenden artiesten in Amerika gezongen. Wanneer Johnny Cash, een grootheid op het gebied van treinenliedjes, ‘The Ballad of Casey Jones’ zong, deed hij zijn ‘Orange Blossom Special’ er direct achteraan.
Op zijn afscheidsplaat American Recordings v, staat ‘Like the 309’, waarin hij het fluitsignaal van de trein met het nummer 309 bezingt, de trein waarop hij in zijn doodskist naar zijn laatste rustplaats vervoerd mag worden.
Casey Jones komt herhaaldelijk terug in hedendaagse Amerikaanse muziek. Op het album The Historical Conquests of Josh Ritter, komt zijn naam meteen in het openingsnummer voorbij: ‘Was it Casey Jones or Casey at the Bat? Who died out of pride and got famous for that.’
Ritter zal niet de laatste zijn. Casey Jones leeft voort.
De geschiedenis van de dappere machinist lijkt op die van Hans Brinker, de Hollandse jongen die water door de dijk zag sijpelen, zijn vinger in het gat stak en zo ons lage land voor een ramp behoedde.
Er is een Nederlandse artiest die Hans Brinker in een lied bezingt: Boudewijn de Groot. Hier het couplet waarin de naam van onze held opduikt:
Hans Brinkers vinger in de dijk
beschermt ons kleine koninkrijk.
| |
| |
Verdeeld volk, vertrouw op wat ik zeg,
langs de gulden middenweg.
Dit lied bezingt niet de heldendaad van Hans Brinker, maar gaat over iemand die zal leiden en bevrijden, een ik-figuur. Wie is dat?
Het liedje heet ‘Rechts links verkeerd’ en dateert van 1975. Als je de hele tekst erbij pakt zie je dat het nummer niet over de volksheld gaat, maar over de middenklasse die door Boudewijn de Groot en zijn medetekstschrijver Renee Daalder als verstikkend gezien wordt. Het begint namelijk zo:
stampen we alles in elkaar
wat reactionair of progressief is,
alles wat de anderen lief is,
alles wat hoog gegrepen is
en alles wat niet benepen is.
Onze volksheld mag figureren in een hautain lied waarin wordt afgegeven op de volkse moraal, die natuurlijk benepen, reactionair is, vol jaloezie en afgunst, een volkse moraal waar de culturele avantgarde zich natuurlijk tegen afzet, maar die wel bestaat, die ademt en die een hart heeft, en dat hart klopt en is goed en slecht tegelijk, zoals het volk dat zelf ook is, en de complete mensheid.
Een moreel uitgangspunt dat zonder het te beseffen in volksmuziek verborgen zit en dat deze muziek gevoelsmatig superieur maakt, in tegenstelling tot de hogere idealen van Boudewijn de Groot, die moreel superieur moeten zijn, maar inmiddels allemaal achterhaald en verdwenen zijn. Het liedje ook.
Waarom zingen volkszangers als Frans Bauer, Jan Smit en Frans Duijts niet over Hans Brinker?
Is het mogelijk een lied te maken over Marco Kroon?
Het Koninkrijk erkende hem als held door hem de Militaire Wil- | |
| |
lemsorde op te spelden. Koningin Beatrix gaf hem daarna een flinke schouderklop. Toch kwam er pas een poëtische invulling van Nico Dijkshoorn bij De Wereld Draait Door, toen Marco Kroon zich voor de rechter had verantwoord omdat hij wapens verhandeld zou hebben, en in de drugshandel zat.
Toen hij geen held meer was.
In Nederland bezingen we graag helden die eigenlijk geen held zijn. De eerste regels van Bennie Neymans ‘Vrijgezel’ liegen er niet om:
Hij is zo zielig zo alleen
Z'n eten haalt ie uit de muur
Neyman zingt over een sukkelaar met een geuzennaam. Pas in het refrein verandert de schlemiel in een held: ‘Maar een vrijgezel die gaat pas slapen, als ie alle sterren heeft gezien.’
Het blijft een treurige held. Een man die we kunnen romantiseren maar over wie we eigenlijk in stilte denken: liever hij dan ik.
Ook staat deze held los van de geschiedenis. Of is de vrijgezel onze nationale volksheld?
Amerikaanse folkmuziek in zijn beste vorm bestaat uit de ingredienten die in de naam opgesloten liggen: de geschiedenis van Amerika en het volk op muziek. Deze combinatie zorgt voor een intensiteit en een lading die moeilijk voor te stellen is bij Nederlandse folk.
Een lied dat gezien mag worden als een van de beste americana van de afgelopen tien jaar is ‘April 14th, part i’ van Gillian Welch en David Rawlings. Het heeft ook nog een vervolg: ‘Ruination Day, part ii’. In beide liederen ontvouwt zich een beeld van de nationale rampdag van Amerika: 14 april.
Zijn Amerikanen zich bewust van wat er op die dag gebeurd is en heeft dit effect op hoe zij zich die dag voelen? Zijn ze ermee bezig? Ik weet het niet. Het maakt me ook niet zoveel uit. Als Welch met sobere stem zingt dat ze de stad in gaat, ellende ziet en terug naar bed wil, dan voel ik het wel. Daarna volgt een opsomming van de el- | |
| |
lende die op de ene dag drukt, én op de smalle schouders van Gillian Welsh:
And the Great Emancipator
Took a bullet in the back of the head.
Op 14 april 1912 zonk de Titanic. De 14e april van 1935 ging de geschiedenis in als Black Sunday, de dag waarop de Dust Bowl in Oklahoma het hevigst woedde, een periode waar Woody Guthrie over zong, waar John Steinbeck zijn Grapes of Wrath op baseerde, en waar later Bruce Springsteen over zong. Precies zeventig jaar daarvoor, in 1865, werd Abraham Lincoln neergeschoten. Ook op 14 april. Hij was ‘the Great Emancipator’, de man die Amerika een bestuurlijk smoel gaf. In de ochtend van de 15e april overleed hij.
Zachtjes wrijft Gillian Welch zout in de wonden, met haar sobere stem. Eén zin komt in dit lied steeds terug: ‘God moves on the water, Casey Jones.’ Hij kan over het water lopen, Casey Jones. Houd hoop. Trek aan die rem en houd hoop.
Nederland kent niet zozeer een rampdag, als wel een rampjaar: 1672. In dat jaar werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen. De binnengevallen legers versloegen het zwakke leger van de Republiek en bezetten grote delen van het land. Het was het eind van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. De belangrijkste staatsgezinde regent was Johan de Witt. Samen met zijn broer verloor hij in 1672 niet alleen zijn ambt maar ook zijn leven. Hij werd
| |
| |
door een woedende menigte vermoord. Stof voor een heel album.
Zijn er Nederlandse liedjes over dit rampjaar? Ik heb gezocht en niets gevonden.
Waarom zingen volkszangers als Frans Bauer, Jan Smit en Frans Duijts niet over ons nationale rampjaar 1672?
Of over de watersnood van 1953?
Acteur Rik Launspach schreef een roman over de watersnood. Ik denk dat zijn boek wat betreft onderwerpkeuze een doorbraak is (al is dit in verband met 1953 wellicht niet de meest subtiele woordkeus), ik geloof echter niet dat zijn roman de watersnood heeft omgezet in één pakkend beeld waarmee de mensen die het hebben meegemaakt of die alleen uit overlevering kennen, de ramp in herinnering brengen. Daar leent een roman zich ook niet goed voor. Liedjes en poëzie wel.
Misschien moeten de liedjesschrijvers zich eerst wagen aan Hans Brinker.
In 1971 bracht een groep Nederlandse artiesten (onder wie Barry Hay en George Kooymans van de Golden Earring, Earth & Fire, Tee Set, The Shoes, Dizzy Man's Band, Shocking Blue, Ekseption, Anita Meijer en Patricia Paay) een nummer uit dat ‘Hans Brinker Symphonie’ heet. Zoals de titel al zegt: het was een lang instrumentaal muziekstuk, vergezeld van een video waarin de muzikanten op kleine platforms in het water staan.
Het laatste gedeelte klinkt als ‘Wij houden van Oranje’, het voetballied van André Hazes (‘Nederland, o Nederland, jij bent de kampioen. Wij houden van Oranje om zijn daden en zijn doen’). Dat lied is echter uit 1988 en gebaseerd op een Schots lied dat ‘Auld Lang Syne’ heet. Dat thema is door de Nederlandse artiesten overgenomen.
Waarom noemt een groep zich Holland en wordt Hans Brinker aangehaald in een decor van water, maar is er geen tekst?
Als een Nederlandse tekst dit verhaal zou moeten invullen dan zou het lied een vreemde bijsmaak krijgen. Dan zouden vaderlandsliefde, nationale geschiedenis en heldendom snel met elkaar verward worden. Voor je het weet wordt een dergelijk lied geconfisqueerd
| |
| |
door Trots op Nederland of Geert Wilders, die er een politieke draai aan geven waar ik niet op zit te wachten. Geen tekst is veilig.
Dat doen Amerikanen natuurlijk ook, met vlaggen zwaaien en op het verkeerde moment het volkslied zingen. Ik heb het dan ook niet over trots op een land. Dat is stompzinnig. Ik heb het over trots op de mooie verhalen uit een land. Het maakt me eigenlijk geen moer uit welk land, maar omdat ik in Nederland geboren ben en hier altijd gewoond heb staat het net even iets dichterbij.
Ik hoop dat schrijvers uit België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Marokko, Iran, Australië, Samoa, Brazilië en Amerika ook naar die verhalen blijven zoeken.
Voormalig Dichter des Vaderlands Driek van Wissen maakte van een hele reeks grote verhalen een gedicht, een opsomming op rijm eigenlijk:
De Batavieren komen in ons land,
Het Maagdenhuis, Frans Hals, de Zilvervloot,
De Spaanse Griep, het Zweedse Wittebrood,
De Noormannen, het Twaalfjarig Bestand,
De pest, de pruikentijd, de woningnood,
Het Palingoproer, Cats, de eerste krant,
Het Turfschip van Breda, de Schipholbrand,
Fortuyn en Bonifatius gedood,
De Slag bij Nieuwpoort en Heiligerlee,
Het Deltaplan, een eerlijk zeemansgraf,
De Afsluitdijk, de laatste Daf,
Van Oldenbarnevelt, de nsb,
Den Uyl, de genocide in Atjeh...
Maar ook mijn canon is nog lang niet af.
Dit gedicht heet ‘Canon’ en het lijkt alsof Van Wissen zijn geschiedenisboek van de middelbare school erbij heeft gepakt om tot deze reeks te komen, en zoals de laatste regel meldt: het zoeken is nog
| |
| |
niet klaar. Op zich geen probleem, zo'n voortdurende zoektocht naar een Nationale Canon, maar in de afzonderlijke onderwerpen kan ik weinig lijn ontdekken.
Frans Hals was een schilder. Wat doen de Noormannen in dit gedicht? Een zeemansgraf? Fortuyn staat tot Bonifatius als Volkert van der G. staat tot de Friezen? Moeten schoolkinderen dit opdreunen en dan ontdekken dat nsb rijmt op Atjeh?
Bij het samenstellen van een canon van Nederland worden alle clichés uit de kast gehaald, ook bij Van Wissen. Een verhaal als dat van Casey Jones staat er niet tussen.
In het jaar dat Abraham Lincoln werd vermoord verscheen in Amerika een roman van Mary Mapes Dodge over een jongen die aan een schaatswedstrijd mee wil doen in het koude Nederland - toch nog een roman, omdat het verhaal zo mooi is. En omdat de Amerikaanse Dokter Bernard erin voorkomt.
De jongen heeft houten schaatsen en maakt geen kans op de zege. Van het geld dat hij gespaard heeft om echte stalen schaatsen te kopen wil hij de dokter betalen, die zijn vader genezen kan. De dokter waardeert dit gebaar. De goede dokter opereert de vader gratis en de jongen kan de race rijden, op stalen schaatsen. Uiteindelijk laat hij een andere jongen de eerste prijs winnen, een paar zilveren schaatsen. De ander had die prijs meer nodig.
Het boek heet Hans Brinker or the Silver Skates.
Mary Mapes Dodge heeft meer boeken geschreven over Nederland, stuk voor stuk romantisch en vol tragiek. Haar boek over Hans Brinker heeft de schaatssport in Amerika populair gemaakt. Ook heeft het boek de legende van Hans Brinker verspreid, zelfs zo dat zijn verhaal in de Amerikaanse cultuur meer omarmd is dan in Nederland.
Er staan drie standbeelden van Hans Brinker in Nederland: bij de veerpont in Harlingen, in Spaarndam aan de IJdijk en in Madurodam. Wie heeft er behalve Amerikaanse toeristen oog voor die standbeelden?
Ooit zag ik een Amerikaan in Spaarndam naar het beeld kijken,
| |
| |
op het dijkje. De Amerikaan keek ook naar het water aan de ene kant van de dijk en de lagergelegen huisjes aan de andere kant, en op zijn gezicht stond oprecht angst te lezen. Hij kon zich de geschiedenis van Hans Brinker levendig voor de geest halen, iets wat wij niet meer kunnen, omdat wij die angst voor het water niet meer kennen, omdat wij de dijken voor lief nemen en zonder vrees op de drooggepompte bodem van de zee wonen.
Willen wij Hans Brinker bezingen, dan moeten we eerst die angst weer voelen. Dan moeten we weer natte voeten krijgen. We hebben een ramp nodig.
De heldendaden en de gevoelens van de mensen die met hun voeten in het water stonden zijn weggestopt, ergens in ons collectieve geheugen, en soms komt er een persoonlijk verhaal of een herinnering boven, sober en ingetogen, om daarna weer te verdwijnen, als het water achter een dijk.
In mijn zoektocht naar helden en rampen kwam ik een gedicht tegen van Gerrit Komrij, die tijdens de vuurwerkramp in Enschede (mei 2000) Dichter des Vaderlands was. Hij schreef een gedicht over de grote knal, die ook een rol speelt in romans van onder anderen Bert Natter en Peter Buwalda. Het gedicht heet ‘Leegte na de ramp’:
Aardbeving, bankroof, bliksem, watersnood:
In een seconde is de schrik geboren.
Er kan onaangediend een trein ontsporen
Of een verdwaalde kogel blijkt je dood.
Dan rest een graf. Of bloed droogt in de goot.
Gedwee belooft een dader beterschap.
Er overleeft een blinde, een hinkepoot.
Ze lachen bitter. - Soms is er een klap,
Dan rest er niets dan echo en ellende.
Waar iemand stond zie je de kraters roken.
Naar daders kan alleen worden gegist.
| |
| |
Spoorloos zijn zomaar lijf en lach. Je mist
Heel erg de mensen die je niet eens kende,
Alsof er in je ziel is ingebroken.
Frappant is dat Komrij schrijft over het ontsporen van een trein. Dacht hij aan Casey Jones?
Voor een trefzekere afsluiting van zo'n gedicht blijkt een omschrijving van het collectieve gevoel te volstaan. In de laatste regels van zijn gedicht slaagt Komrij daarin.
Net toen ik zocht naar de Nederlandse rampen schoot in winkelcentrum de Ridderhof in Alphen aan den Rijn een jongen zes mensen dood, en daarna zichzelf. Voor mijn gevoel was het geen ramp, maar een incident met pijnlijk veel slachtoffers, van een verwarde eenling.
Meteen dacht ik: dat gaat dichtregels opleveren. In een tijd waarin zelfs een plaats als Alphen aan de Rijn een stadsdichter kan hebben moet deze gebeurtenis dichtregels opleveren.
Dat klopte.
De burgemeester van Alphen aan den Rijn haalde in zijn herdenkingstoespraak dichtregels van Bert Schierbeek aan:
Het is erger dan je denkt.
Als je denkt, is het nog erger.
Hij refereerde hiermee aan een van de slachtoffers, een Syrische vluchteling die dacht veilig te zijn in Nederland, maar toch niet ontsnappen kon.
Hetzelfde deed Kader Abdolah. Hij schreef een gedicht over het dramatische schietincident in Alphen aan den Rijn. Het gedicht heet ‘Tevergeefs opnieuw beginnen’ en verscheen op de site van de Evangelische Omroep:
Sorry moeder, uw zoon is doodgeschoten
u zou denken dat hij in Damascus door een kogel is
| |
| |
Maar nee moeder, hij kwam om in Alphen aan den Rijn
een kleine stad, ver boven Rotterdam. In een winkelcentrum is
Nee, er was geen sprake van een Arabische opstand op die plek.
Het valt niet te vergelijken met het Tahrirplein in Egypte.
Ook niet met een plein in Syrië of Libië.
Voor uw zoon was het haast de veiligste plaats op deze wereld.
Alphen aan den Rijn. Een mooie plek.
Waar de moeders met hun dochters vredig winkelen.
Waar de jongens, de mannen aan alles denken, behalve aan een
opstand tegen het Nederlandse bewind.
Het was niemand zijn bedoeling geweest om uw zoon pijn te
Plotseling werd het winkelcentrum omgetoverd tot het
Tahrirplein, een Libisch plein, een Syrisch plein.
Hij viel, samen met nog vijf dierbare bewoners van de stad.
Het spijt me dat hij nooit meer terug naar huis zal komen.
Uw zoon, de man die kwam om opnieuw te beginnen.
Ook al stelt Abdolah dat de situaties niet te vergelijken zijn, toch vergelijkt hij het winkelcentrum met een plein in het Midden-Oosten waar ook in 2011 de revolutie uitbrak, waar ook mensen sneuvelden. In Nederland is daar geen sprake van, hier is geen revolutie, en toch was deze arme vluchteling niet veilig. De volledige willekeur ontgaat Abdolah. Hij gebruikt een schietincident waarbij zes doden vielen
| |
| |
om zijn ongenoegen te uiten over de samenlevingen waar hij net als dat ene slachtoffer vandaan vluchtte, en tegelijkertijd benadrukt hij de schijnveiligheid van de Nederlandse samenleving.
In het geval van Alphen (een mooie plek? ver boven Rotterdam?) verwart Abdolah zijn persoonlijke verhaal van de geschiedenis met dat van een man die toevallig op die zaterdag in Alphen boodschappen deed. Die man was met zijn gedachten eerder bij zijn boodschappenlijstje dan bij de Arabische Lente.
Een opvallende zin in het gedicht: Het spijt me dat hij nooit meer terug naar huis zal komen.
Voelt Abdolah zich hier verantwoordelijk voor? Gaat hij ervan uit dat het huis van de man niet hier maar in zijn geboorteland staat, zoals Abdolah romantiseert? Kent hij deze man? Kent hij de andere vijf mensen niet en laat hij die vijf voor het gemak maar buiten beeld? Hebben die geen moeder?
Focussen op één persoon is niet het probleem. In het lied over Casey Jones ligt de focus ook bij een man. Het verschil is dat Casey Jones een held was, en deze Syriër een slachtoffer.
De man die zichzelf op de Dam in brand stak, voorjaar 2011, was ook een asielzoeker. Uitgeprocedeerd. Hij was een slachtoffer én hij was een dader. Stadsdichter van Amsterdam, F. Starik, schreef een gedicht over hem. De laatste strofen:
Je staat op de Dam en je bent in de war, zeggen ze. Vele
getuigen bevestigen. Een gek. Hoe hard je ook schreeuwt
over je afwezige kinderen, hou toch je bek. Flauwekul.
Stel. Het is woensdagmiddag, het is verschrikkelijk lente
en je staat op de Dam. In het hart van de stad. Vlak voor
een of ander monument. Je waarschuwt nog: blijf uit mijn
buurt. Twee minuten later is het gebeurd. Voor de getuigen
is er slachtofferhulp. Netjes geregeld, alles. Uitgeluld.
|
|