| |
| |
| |
Rob van Essen
Dit is wat ik je beloof
Het was april, er waaide een frisse wind, die dwars door je hoofd ging. Tot aan de horizon was de wereld haarscherp. Het water, het riet, de bomen, de weilanden - alles had verse, heldere kleuren, die net uit de kleurdoos kwamen. Ik was langs de Amstel naar Ouderkerk gefietst en reed nu aan de andere kant van de rivier terug naar Amsterdam. Over het water schoven roeiers. Hun coaches fietsten mee langs de kant, met megafoons waar ze aanwijzingen door riepen. Ik fietste tegen de wind in en voerde mijn tempo op. Ik verheugde me op de prettige vermoeidheid die ik zou voelen als ik thuis was. En opeens stokte alles. Behalve ik - ik vloog geluidloos door de lucht.
Pas toen ik neerplofte ging de tijd weer door - met een klap en met gekraak. Daarna begonnen andere geluiden. Een blikkerige stem, andere stemmen, geroep, het geluid van klotsend water, het vochtige geritsel van voetstappen door gras, het gedempte geluid van kousenvoeten op asfalt. Ik zag niets, afgewisseld met blauwe lucht en witte wolken, en boomtakken met jong blad, dons nog bijna.
En daarna hun gezichten, boven me, alsof er één gezicht was dat voortdurend van vorm veranderde, en van haarkleur, van oogkleur, van stem, van positie. Wimpers, sproeten, vochtige lippen, witte tanden, donkere neusgaten, stevige blote armen, vingers op mijn huid. En daaroverheen, nog sterker, de geuren: zweet en opwinding, warm en fris tegelijk, als zeewater waar de zon op heeft geschenen, als lichamen die hebben gewerkt, als meisjes die hebben geroeid.
Ze waren met z'n vieren, plus een stuurman die meeging in de ambulance en die ik later nooit meer heb teruggezien. Aan de overkant
| |
| |
van de Amstel stond hun coach door zijn megafoon te roepen, hij had het over stabiele zijligging, daar moesten ze nog steeds om lachen toen ze me die avond in het ziekenhuis kwamen opzoeken, maar zover was het toen nog niet, ze waren overal, vlak boven me, en bij alle geuren en beelden ook nog vier verschillende stemmen, eerst gejaagd, daarna rustiger. Ze stelden vragen waar ik zwijgend naar luisterde terwijl ik naar hun ogen keek, en naar hun huid, hun mond. Ik zag alles, de haartjes op hun gezicht, de snotjes in hun neusgaten.
Ik was in een scheur gereden die de volgende dag meteen is gerepareerd. (Ik weet niet meer wie me dit vertelde.) Volgens de artsen in het ziekenhuis was ik er goed vanaf gekomen, ik had alleen mijn rechterarm gebroken (weliswaar op twee plaatsen); als ik op mijn hoofd was terechtgekomen, was het een heel ander verhaal geweest. Omdat ik wat verward was toen ik binnenkwam, maakten ze foto's van mijn hoofd en mijn nek, en moest ik een nacht in het ziekenhuis blijven.
Ze kwamen met z'n vieren binnen. Ze hadden van de verpleging blijkbaar mijn naam gekregen en noemden me Loodje, alsof we elkaar al jaren kenden. (Ik heet Lodewijk en de meeste mensen noemen me Lo.) Ze waren vrolijk en vol bravoure.
Ze stonden op een rijtje naast mijn bed, sleepten met stoelen, gingen zitten, stonden weer op, wisselden van plek. Ze klonken hees, ze hadden de schorre stemmen van studentes die op de sociëteit nachtenlang boven het lawaai uit staan te schreeuwen. Jenny, Willemijn, Valerie en Dominique - ze schudden me een voor een de hand. Ze hadden zich gewassen na het roeien, ze waren schoner en lichter, en roken anders, naar shampoo, deo en zeep.
Jenny, Willemijn en Valerie studeerden rechten, Dominique deed medicijnen. Ze hadden een grote fles vers geperst vruchtensap voor me meegenomen, donkerrood sap was het. Ze moesten een beetje lachen toen ik vertelde dat ik literatuurwetenschap studeerde en bijverdiende als barkeeper in de Gamebar. Dat café kenden ze wel, ze hadden er tenminste wel eens van gehoord, dat was dat café waar
| |
| |
al die nerds avondenlang zaten te schaken en te dammen, als ze al geen Kolonisten van Catan of Dungeons and Dragons speelden, of hoe al die spelletjes ook mochten heten.
Ik lag bij het raam, ze vingen het laatste daglicht, ik keek naar ze. Jenny: klein en pezig, jongensachtig, met bolle bleke vissenogen en sluik zwart haar; Willemijn: rossig blond, blauwe ogen, glimlachend; Valerie: grijze ogen, gebleekt haar, fors en slordig, met de meeste tekst en de meeste spot; en tot slot Dominique, de grootste en de mooiste, met donkere krullen en groene ogen; de sproeten die ik boven me had gezien waren van haar. Het kostte me moeite om niet de hele tijd naar Dominique te staren. Ze was adembenemend. Haar schoonheid was niet afstandelijk, maar vlakbij, onder handbereik, en ze ging er met een bijna achteloze manier mee om, alsof het iets was wat ze zonder nadenken uit de kast had gehaald en aangetrokken.
Omdat ze medicijnen deed, woelde ze even door mijn haren, ‘om te kijken of ze geen barst over het hoofd hebben gezien’. Daarna klopte ze op het gips en vroeg ze of ik mijn vingers wilde strekken. Ik keek naar haar en strekte mijn vingers. ‘Ik heb geen idee, hoor,’ zei ze vrolijk, ‘maar we zijn blij dat je er zo goed van af bent gekomen, Jezus, wat maakte jij een smak zeg.’ Ik ving een flard op van haar geur, en die geur kende ik, die had ik geroken toen ik op de grond lag. Dominique was de enige die nog net zo rook als vanmiddag, alsof ze geen tijd had gehad om te douchen.
Lang nadat ze als een zwerm drukke vogels de kamer hadden verlaten (‘Dag Loodje, beterschap, we komen vast wel een keer langs in de Gamebar’) zag ik hun gezichten voor me. Ik wist hun namen nog, en welke naam bij welk gezicht hoorde. Ik voelde de plekken waar Dominique me had aangeraakt. Ze was als laatste de kamer uit gegaan en had even haar ogen samengeknepen, alsof we elkaar al jaren kenden, alsof we elkaar terug zouden zien.
Ik ging naar huis, met mijn arm in het gips. Ik leerde me met één arm aankleden en wassen, ik ging naar college en toen het gips eraf
| |
| |
was ging ik weer aan het werk in de Gamebar. Ik had met mijn gipsarm al een paar keer aan de andere kant van de bar gezeten en de stamgasten kenden het verhaal. Gered door vier roeisters, nou, nou - ze sloegen me niet op de schouder, daar deden ze niet zo aan, maar ze vonden het wel een mooi verhaal.
De eerste die langskwam was Jenny (klein en pezig, jongensachtig, met bolle bleke vissenogen en sluik zwart haar). Ze liep naar binnen en ging aan de bar zitten. ‘Ken je me nog?’ Ja, natuurlijk kende ik haar nog, al had ik de afgelopen weken vooral aan Dominique gedacht.
‘Hier werk je dus.’ Ze keek rond en ik keek met haar mee. Het was niet druk, hier en daar zaten wat jongens te schaken of te kaarten, maar de meeste tafels waren leeg. Alles was van kaal hout, de vloer, de wanden, de tafels en de stoelen. Er was geen muziek en de rook hing bewegingloos tussen de lampen. Ik werkte er graag. Er kwamen voornamelijk jongens tussen de twintig en de veertig, stevige jongens, met overgewicht en ringbaardjes, en T-shirts met opdruk. Ze waren aardig en zorgden nooit voor problemen. Soms vertrokken ze voor een dag naar de bossen bij Zeist of Apeldoorn, om mee te doen met grote rollenspelen waarbij ze kostuums van fantasiewezens droegen.
‘Er komen hier zeker weinig vrouwen?’ vroeg Jenny glimlachend. Ze legde haar ellebogen op de bar en drukte haar bovenlijf naar voren, alsof ze op het punt stond een intiem gesprek met me te beginnen. Ze droeg een dunne grijze trui. Ik vroeg wat ze wilde drinken. ‘Een biertje?’ Ze zei het met een vraagteken. Ik tapte een biertje voor haar.
Ze bleef hangen, vroeg hoe het ging, vertelde over de roeiclub, en toen iedereen weg was, hielp ze een beetje met opruimen. Ze pakte me vast en zoende me, ze was klein en warm, en nadat ik het café had afgesloten fietste ze met me mee naar huis.
In het smalle trappenhuis liep ze voor me uit naar boven. Ik keek naar haar billen in haar spijkerbroek. Die broek zou uit gaan, ik zou die billen zien, het leek onwaarschijnlijk en tegelijk het meest voor de hand liggend, hoe wonderlijk het ook was.
| |
| |
Toen ze zich op mijn bed uitkleedde bleef er van het jongensachtige weinig over. Ze had brede heupen en ronde billen, hoe had dat in die spijkerbroek gepast?
Ik was niet al te ervaren voor iemand van mijn leeftijd. Ik had een korte relatie gehad en een paar onenightstands, en over seks had altijd een bijna onzichtbare sluier van moeizaamheid gehangen. Niet alleen over de daad zelf, ook over de voorbereidingen, de hooggespannen verwachtingen en de lege momenten erna.
Met Jenny was het anders. Misschien had ik nooit het goede meisje getroffen, of de goede stemming - misschien was het vooral een kwestie van stemming. Ik voelde niet alleen opwinding, maar ook opgetogenheid. Toen we eenmaal naakt waren, ging het bijna vanzelf, hoe hard we er ook aan werkten. Gelukkig had ik nog condooms in huis; ik deed er zonder problemen een om. Ze pakte me vast en stopte me in haar, en mijn opgetogenheid wist van geen wijken. Ik wist nu waar het om ging. Ik kende het al, maar nu onderging ik het ook: het steeds sterker wordende gevoel van schrijnende honger, met de gulzige zekerheid van vrijwel absolute bevrediging. Het was alsof ik er voor het eerst van mijn leven met mijn gedachten bij was.
We lagen op elkaar uit te hijgen, en daarna naast elkaar, en toen wilde ze nog eens, op z'n hondjes, en ook dat speelde ik klaar, ik hield haar boven haar billen vast en keek hoe ik in en uit haar gleed, langzamer, met dezelfde zekerheid. Dit waren dezelfde billen als op de trap, toen ik achter haar naar boven was gelopen en alleen nog maar haar hoofd en haar handen had gezien; een goed halfuur geleden was dat geweest.
We hijgden weer uit en vielen in slaap. Na een paar uur werden we wakker. Jenny kleedde zich aan en nam vrolijk afscheid. Daarna ging ze de trap af, met de voorzichtige tred van iemand die gewend is om aan slapende buren te denken. Ik ging tevreden slapen en werd tevreden wakker. Ik rook haar nog. Het was een perfecte nacht geweest, er viel niets op af te dingen, het was precies geweest wat het was geweest.
| |
| |
Een paar avonden later kwam Willemijn langs in de bar. (Rossig blond haar, blauwe ogen, glimlachend.) Ze kwam laat, ik was de tap al aan het schoonmaken en de laatste gasten telden de score van hun potje Scrabble op, staande, en met hun jassen al aan, om aan te geven dat ze van goede wil waren. ‘Ik was in de buurt,’ zei ze, ‘ik dacht, hier is die kroeg van Loodje.’
Ze liep rond terwijl ik opruimde, ze keek wat voor spellen er lagen, ze zei: ‘Ik dacht dat dit soort jongens thuis zaten te gamen.’ Ik zei: ‘Ik denk dat ze hier komen omdat ze niet elke avond thuis willen zitten. Maar eigenlijk ken ik ze niet zo goed.’ Dat laatste zei ik niet eens om me van ze te distantiëren, ik kende ze inderdaad niet zo goed.
Willemijn was bedachtzamer dan Jenny, en ze wilde meer weten, over mij en mijn werk. Ook zij fietste aan het eind van de avond met me mee, maar zoenen deden we niet van tevoren, we zoenden pas toen we voor mijn deur onze fietsen op slot zetten. De hele weg door de donkere stad had ze geglimlacht, ze glimlachte zelfs onder het zoenen.
Ze liep op de trap voor me uit. Ze was groter en steviger dan Jenny, ze kloste op haar laarzen naar boven.
We dronken eerst wat, daarna zoenden we, daarna belandden we in bed. Net als bij Jenny was ook haar lichaam anders van vorm en verhouding dan ik had gedacht toen ze nog aangekleed was; haar benen waren korter, haar borsten groter, haar billen zachter. Je kunt ze met je ogen uitkleden, dacht ik, maar dan weet je nog niets. Ik beschouwde deze gedachte als een moment van inzicht.
Het was intiemer, ze wilde alleen een klein lampje aan. De rossige gloed van haar haar zette zich voort op haar lichaam. Een blozend lichaam, ik had nog nooit zoiets gezien (maar wat had ik nou wel gezien). Terwijl we elkaar vasthielden en streelden giechelde ze, met haar hoofd in het kussen, als iemand die de tijd van haar leven heeft en zich daar een beetje voor schaamt. Onder het vrijen sloot ze haar ogen en legde ze haar geopende handen naast haar hoofd, als iemand die zich overgeeft, aan iets, of aan iemand.
| |
| |
We vielen niet in slaap. We praatten wat, ze trok me af, ik vingerde haar, zij maakte het af terwijl ze zich over me heen boog, met haar borsten vlak boven me, onverwacht intens opeens. Ze vlijde zich over me heen nadat ze was klaargekomen. Ze bleef niet lang liggen, ze kleedde zich aan en liep nog voordat ik bij de deur was de trap af, haastig opeens, en nog steeds blozend.
De dagen daarna waren Jenny en Willemijn nauwelijks uit mijn gedachten. Het ging niet om een vergelijking, het ging om de opeenvolging, het ging erom dat ik twee keer hetzelfde had gedaan, met twee meisjes die over twee totaal verschillende lichamen beschikten, en dat het beide keren op een bijna ontzagwekkende manier geweldig geweest was. Het was hetzelfde geweest en toch niet hetzelfde. Ze roken anders, ze bewogen anders, ze voelden anders aan. En dit waren er nog maar twee, ze hadden allemáál een ander lichaam. Ik was geconfronteerd met een rijkdom waarvan ik het bestaan eigenlijk alleen als theorie had aanvaard, ook al was ik dan geen maagd meer. Er opende zich een heel nieuwe wereld en de vraag was natuurlijk waarom die wereld zich nu pas aan mij openbaarde.
Een paar dagen later begreep ik hoe het zat, toen ook Valerie de Gamebar binnen kwam lopen (grijze ogen, gebleekt haar, fors en slordig, met de meeste tekst en de meeste spot). Het had niets met mij te maken, het ging om een weddenschap.
Wat had ik dan gedacht, waarom zouden mooie meiden als Jenny en Willemijn opeens in mij geïnteresseerd zijn? Dat was geen toeval, dat was gewoon het resultaat van een dronken avond op de roeiclub. Ze hadden het over het ongeluk gehad, en hun ziekenhuisbezoek, en daarna hadden ze elkaar uitgedaagd, vind je hem leuk of zo, waarom zoek je hem dan niet op in dat nerdcafé van hem en ga met hem naar bed, of durf je dat niet, nee jíj durft dat niet, of wil je dat soms graag, nee jij dan, en toen was het een weddenschap geworden. Ik zag hun opgewonden hoofden voor me, ik hoorde hun hese stemmen en hun gelach.
Valerie liep door het café en ging aan de bar zitten. Ze zette haar
| |
| |
rugzak op de kruk naast haar. Daarna keek ze me breed grijnzend aan en bestelde een biertje.
Ik knikte naar haar, omdat ik even niets kon uitbrengen. Hoe zouden ze elkaar moeten bewijzen dat hun missie was geslaagd? Stiekem foto's nemen met hun telefoon? Misschien hadden ze geen bewijs nodig, natuurlijk niet, hun woord was genoeg; ze zaten samen in een boot, en uit wat Jenny en Willemijn me hadden verteld, had ik begrepen dat zoiets heel wat betekende.
Ik tapte een biertje voor Valerie. Ze keek om zich heen, stelde wat vragen, maakte wat opmerkingen (‘Hier werken en ook nog literatuurwetenschap studeren, ik weet niet of ik tegen zoveel spanning zou kunnen, hoor, hoe doe je dat?’) en becommentarieerde de stamgasten, die haar waarschijnlijk uitstekend konden verstaan maar geconcentreerd over hun spel gebogen bleven zitten.
Ze dronk haar biertje. Ik zei niet veel, ik moest die weddenschap nog verwerken, en al die onterechte hoogdravendheid die ik had gevoeld. Ik voelde me betrapt, teruggeworpen in een alledaagse werkelijkheid die ik achteraf gezien nooit had verlaten. Maar toen Valerie zich op een gegeven moment vooroverboog om in de spoelbak te kijken (geen idee wat daar te zien was, niets) en ik haar borsten zag die los in haar shirt hingen, werd ik zo opgewonden dat ik het liefst de bar had dichtgegooid om haar met me mee naar huis te nemen.
Want wat maakte het uit? Dan zou het een weddenschap zijn - wat dan nog? Waarom zou ik niet gewoon meespelen en de kans met beide handen grijpen?
Bovendien - en toen ik dit bedacht stokte mijn adem - als dit een weddenschap was, hield dat in dat ook Dominique nog zou langskomen, de grootste en de mooiste, Dominique die me had aangeraakt en bij het afscheid haar ogen even had dichtgeknepen - alsof ze toen al had geweten dat we elkaar terug zouden zien.
Valerie dronk haar glas leeg en keek me grijnzend aan, met een blik die aangaf dat we allebei wisten hoe het verder zou gaan. Toen we na sluitingstijd buiten stonden zoende ze gretig, met veel tong. Ze fietste met me mee, we parkeerden onze fietsen, we liepen de trap op, ik als eerste, dat was anders dan met Jenny en Willemijn.
| |
| |
Ze kwam snel ter zake en liep zonder zich van haar jas en rugzak te ontdoen naar de slaapkamer, alsof het een hotelkamer was die we samen hadden gehuurd. Haar achteloosheid werkte aanstekelijk. We kleedden ons uit, ze gooide zich achterover op het bed en trok me naar zich toe. Het was kort en hevig. Ze klemde me vast, ik keek naar haar heen en weer schokkende borsten, ik schokte zelf ook heen en weer, het was alsof ze een magneet was die onder stroom stond.
Na afloop lag ze op haar buik naast me. Toen ze opstond om naar het toilet te gaan keek ik haar na. Ze had putjes in haar bovenbenen en haar billen. Vroeger zou ik dat lelijk hebben gevonden, maar ik merkte dat het niet uitmaakte, want ik wist opeens dat het niet om volmaaktheid ging. Er was altijd wel iets mis geweest met de vrouwen met wie ik naar bed was gegaan, maar al mijn vroegere teleurstellingen over lelijke borsten of rare tanden kwamen me opeens futiel voor, letterlijk belachelijk. En het ging niet om acceptatie van onvolmaaktheden, er waren geen onvolmaaktheden. Er was een niveau waarop mooi en lelijk geen rol speelden en werden weggevaagd door opwinding, en ik begreep nu dat dat niet het laagste niveau was, maar misschien wel het hoogste.
Valerie kwam terug, plofte naast me neer en begon me af te trekken. Ze hield er al snel weer mee op, boog zich over de rand van het bed, trok haar rugzak naar zich toe en haalde er een verpakt condoom uit, en een tube glijmiddel. ‘Van achteren,’ zei ze, ‘ben je daar klaar voor?’
Ze had het over anale seks en natuurlijk was ik daar niet klaar voor, dat had ik nog nooit gedaan. Maar ze wachtte mijn antwoord niet af, ze scheurde de verpakking van het condoom los en zei: ‘Ik ga je nog harder maken.’ Deze keer gebruikte ze haar mond. Voor mij ging het nu een beetje te snel en ik vroeg me af of dit bij de weddenschap hoorde, maar tegelijkertijd voelde ik een opwindende spanning die voor een deel bestond uit angst en voor een ander deel uit een steeds sterker wordend verlangen naar het onbekende. En gelukkig was ik niet helemaal onvoorbereid, want nog niet zo lang geleden had ik voor een blok Naoorlogse Amerikaanse literatuur de Rabbit-cyclus van John Updike gelezen, en ik herinnerde me de scène uit een van
| |
| |
die boeken waarin Rabbit voor het eerst van zijn leven anale seks heeft, met de vrouw van een vriend van hem, tijdens een vakantie op een of ander Caribisch eiland.
Ik weet nooit zo goed wat ik moet antwoorden wanneer mensen me vragen naar het nut van literatuur, maar nu had ik er veel baat bij. Het was een zegen dat ik me aan Rabbits ervaring kon vasthouden; de herinnering aan die passage verschafte me net genoeg zekerheid om op het voorstel van Valerie in te gaan (voor zover het een voorstel was, en geen bevel). Natuurlijk, er is ook porno, maar daar zie je alleen maar dat het kan, niet hoe het is.
Want opeens was het zover. Valerie had me het condoom omgedaan en glijmiddel aangebracht, en lag op handen en knieën voor me terwijl ik op het punt stond om - dit lukt nooit, dacht ik, maar ook Rabbit had dat gedacht, herinnerde ik me, en toen ik toch verderging, ging het precies zoals ik had gelezen. Je denkt dat het niet gaat, en dan gaat het wel en word je ontzettend strak omklemd maar daarachter, achter die klem is niets, een zwarte leegte, en het verbaasde me dat het inderdaad klopte van die leegte, maar tegelijkertijd verbaasde het me dus niet, omdat ik erover gelezen had. En ik was zo onder de indruk van die lege ruimte achter haar kringspier dat ik vergat te bewegen, als een toerist die een kathedraal is binnengelopen en met open mond om zich heen kijkt.
Valerie begon een ritme aan te geven. Ik duwde mijn vingers in haar vlees. Het was intenser dan alles wat ik tot nu toe had meegemaakt. Hierbij vergeleken was wat ik tot nu toe had gedaan sex light geweest. Toen ik klaarkwam ontplofte de kathedraal.
Ik had het condoom weggegooid in de badkamer en lag met mijn gewassen handen onder mijn hoofd op bed, in een onmetelijke kalme ruimte, groter nog dan die kathedraal. Ik vroeg me af of ook deze ruimte kon ontploffen. Naast me lag Valerie. Ze had haar laptop uit haar rugzak gehaald en checkte haar mail. ‘Zo had je het vast nog nooit gedaan, hè?’ zei ze zonder op te kijken. Nee, zo had ik het inderdaad nog nooit gedaan, en ik voelde me verlost. Dit was een initiatie geweest. Nu was ik overal klaar voor.
| |
| |
Ze schoof de laptop naar me toe. ‘Hier,’ zei ze. Ik keek naar het scherm en zag een schokkerig, gruizig pornofilmpje met veel closeups van lichaamsdelen. Opeens zwenkte de camera. Het gezicht van de vrouw kwam in beeld, het was Valerie, of iemand die sterk op haar leek.
Valerie ging achter me zitten, trok me overeind en sloeg een arm om me heen, net onder mijn nek. Ze klemde me stevig tegen zich aan, zo stevig dat het pijn deed, en terwijl ze over mijn schouder naar het filmpje keek, begon ze me snel en hard af te trekken. Ik voelde haar warme adem, ze hijgde bijna net zo hard als ik, haar bovenarm klemde steeds strakker om mijn borst. Ze liet me komen en toen ze me losliet, hijgde ik op handen en knieën uit. Ze klapte de laptop dicht zonder het scherm schoon te maken en stopte hem terug in haar rugzak. Ik strekte me langzaam uit.
‘Wilde nacht voor je?’ vroeg ze, met een spottende blik over haar schouder.
Ik knikte. De diepe rust en de onmetelijke ruimte om me heen keerden terug. Het maakte me niet uit of ze naar huis ging of niet - ze kleedde zich aan en ging naar huis - en het maakte ook niet uit dat ik me nog twee keer aftrok nadat ze weg was, het was schuldeloos, bijna luchtig, iets wat moest gebeuren wilde ik nog kunnen slapen. Ik hoopte dat ik me de volgende dag rauw zou voelen, en zo voelde ik me de volgende ochtend inderdaad, maar eerder nog voelde ik me als iets wat uit een ei was gekropen en in de buitenlucht moest uitharden.
De dagen daarna liep ik rond met het idee dat ik nu eindelijk wist waar het om ging, dat ik had begrepen hoe het in elkaar stak. Iedereen kon het, iedereen was ervoor toegerust, maar tegelijk was het verbijsterend - die bijna onpersoonlijke ongeremdheid die ook zo weer kon worden opgeheven door kleren aan te trekken, afscheid te nemen en de trap af te lopen. Wat Jenny, Willemijn en Valerie me hadden laten zien, was het absurd wonderlijke van het alledaagse. En juist dat er een weddenschap aan ten grondslag lag, benadrukte dat alledaagse, het bijna banale, zonder dat het iets aan de ervaring
| |
| |
afdeed; de ervaring zelf onttrok zich aan elke vorm van regie, daarvoor was ze te allesomvattend. Hoe kon ik de meisjes hun weddenschap kwalijk nemen als ik die weddenschap nodig had gehad om al deze inzichten te bereiken? Ik had het gevoel dat ik een paar centimeter was gegroeid, en stond vol zelfvertrouwen achter de bar van de Gamebar. Want nu kwam Dominique.
Dominique was de mooiste, ze had me aangeraakt, ze had me herkend, ze had alles van tevoren geweten. Met Dominique zou ik in praktijk brengen wat Jenny, Willemijn en Valerie me hadden geleerd; pas met Dominique zou duidelijk worden wát ik van ze had geleerd. Het zou plechtiger zijn, een sluitstuk, een begin. Ik probeerde me er geen voorstelling van te maken, ik wilde wachten, ik wilde zoveel mogelijk bewaren voor wanneer het zover was. Misschien zou het eenmalig zijn, misschien zou er een wonder gebeuren. De tijd ging langzaam, maar ik voelde me kalm, en ook lichter, alsof de zwaartekracht minder aan me trok. Over twee, drie dagen zou het zover zijn.
Maar het duurde langer. Het duurde een week, twee weken, het duurde een maand. Telkens wanneer de cafédeur openging, keek ik vanachter de bar verwachtingsvol op. Als ik een avond niet had gewerkt, hoopte ik dat er de volgende avond een briefje van een collega zou liggen. ‘Lo, er was iemand voor je.’ Nooit trof ik zo'n briefje aan.
Maanden gingen voorbij. Ik hield nooit helemaal op met wachten. Ik studeerde af, vond een baantje in het volwassenenonderwijs en werkte regelmatig een avond in de Gamebar, omdat ik het geld goed kon gebruiken. Ik keek nog altijd op wanneer er iemand binnenkwam. Ook mijn vrije avonden bracht ik steeds vaker in de bar door. Ik zat aan de tafels en speelde mee, al was ik nergens goed in. Ik hield nog het meest van Scrabble, omdat ik vrij veel woorden ken.
De stamgasten namen me moeiteloos in hun midden op, ik geloof dat ik wel aangenaam gezelschap was. Op een bepaalde manier hield ik wel van die avonden. De roerloze rook tussen de lampen, het gemompel van de spelers, de ratelende geluiden van dobbelstenen,
| |
| |
de plotselinge klappen waarmee schaakklokken werden ingedrukt, het vrolijke gelach van winnaars, het verbeten gekrabbel waarmee scores werden opgeteld - het was een eeuwigdurende, onveranderlijke voorstelling, een trein naar nergens waarin je elke avond weer dezelfde passagiers treft.
Zo nu en dan werden de meisjes nog genoemd, mijn medespelers wisten nog goed dat er ooit in een paar weken tijd drie meisjes voor me waren gekomen en tot na sluitingstijd waren gebleven. Het was een kleine legende geworden die nooit werd verteld maar waaraan zo nu en dan werd gerefereerd. Zelf begon ik er nooit over, en nooit vroeg iemand: ‘Wat zit je toch steeds naar de deur te kijken wanneer er iemand binnenkomt?’ Op een gegeven moment veranderden de hoofdpersonen van de legende van roeimeisjes in zeilmeisjes, wat de afstand tussen mij en het verhaal op een niet onaangename manier vergrootte. Ik wist beter, ik wist zelfs waar ze roeiden, maar er was natuurlijk nooit sprake van geweest dat ik ze zou kunnen opzoeken om het overgebleven deel van de weddenschap op te eisen.
Ongemerkt kropen de jaren voorbij. Er kwam een rookverbod, waardoor de atmosfeer in het café opeens opklaarde, maar algauw werd het verbod genegeerd en vestigde de vertrouwde mist zich weer tussen de lampen. Ik speelde gestaag door, op een automatische piloot die voorkwam dat ik ergens in uitblonk. Er waren ook vrouwen onder de spelers. Niet veel, maar ze waren er wel. Zwijgzame, stevig gebouwde meisjes of sprietige vrouwen met lang haar die zich als elf verkleedden wanneer er in de bossen bij Zeist of Apeldoorn aan rollenspelen werd gedaan. Zo nu en dan viel er een van hen een tijdje voor me.
De stamgasten vroegen regelmatig of ik meeging naar zo'n dag in de bossen (‘Kom op, Lo, dit moet je een keer meegemaakt hebben, je weet niet wat je mist’). De eerste paar keer had ik het afgewimpeld, maar op een mooie zomerdag zat ik in een oud Volkswagenbusje en was ik met vijf andere jongens en een hele hoop bagage op weg naar de bossen bij Zeist. Mijn medepassagiers waren kalme, joviale mannen, jongens nog eigenlijk, zonder deodorant en met
| |
| |
ongekamd haar. Ik kende ze al jaren, ik zou ze mijn vrienden kunnen noemen, ze zouden daar niet vreemd van opkijken.
In de bossen waren nog veel meer van dat soort mannen, die ook met Volkswagenbusjes waren gekomen. We aten wat brood en bestudeerden het spel dat die dag zou worden gespeeld. Daarna verkleedden we ons. Ik droeg een schapenvacht met leren schouderstukken, en leren sandalen. Het was een zware uitdossing. Ik was een Grundel, een dwergachtige landbouwer, en mijn enige wapen was een stok met een bolletje erop. Ik had nauwelijks een idee wat de bedoeling was, maar dat was met de spelen die ik in de Gamebar speelde niet anders. De achtergrond en de bedoeling deden er niet toe; zodra ik genoeg spelregels kende om het spel te spelen was ik tevreden.
Ik kreeg een routebeschrijving mee, die ik onder mijn schapenvacht stopte. Ik kon een eind meelopen met twee jongens die een helm droegen in de vorm van een wolvenkop. Op een gegeven moment wezen ze naar rechts en zeiden: ‘Dat is het kwadrant van de Grundels.’ Zelf gingen ze naar links, ik zag ze tussen de bomen verdwijnen.
Ik liep mijn kwadrant in. Ik geloof dat ik samen met andere Grundels een boerenleger moest vormen, maar ik kwam niemand tegen. Na een kwartier kwam ik bij een klein heideveld. Aan de rand van het veld stond een bankje, en daar ging ik op zitten. Ik keek naar de donkere bosrand aan de overkant. De zon was weg. Over de heide lag een lichte, bijna onzichtbare nevel. Ik dacht na over de afgelopen jaren.
Ik was me ervan bewust dat wat ik kalme berusting zou willen noemen, door anderen als depressie zou kunnen worden omschreven. Het was me ook niet ontgaan dat sommige stamgasten van de Gamebar me Way Down Lo waren gaan noemen - vooral wanneer ze dachten dat ik me buiten gehoorafstand bevond, wat dan weer voor ze pleitte. (Ze waren goed in woordspelingen, die spelletjesnerds, zeker als er referenties aan popmuziek in konden worden verwerkt.)
Ik bleef op het bankje zitten en staarde voor me uit. Aan het eind
| |
| |
van de middag werd ik gevangengenomen door een Romeinse soldaat met een geweer uit een sciencefictionfilm. Samen sjokten we terug naar de verzamelplaats. Na enig zoeken vond ik het Volkswagenbusje waarmee we gekomen waren. Toen ons groepje weer compleet was, reden we terug naar Amsterdam. De zon ging onder, de horizon was oranje. Om mij heen bespraken de mannen het spel, op enthousiaste toon, en ontspannen lachend. Ik zat zwijgend tussen ze in, ik voelde me loom en niet onprettig.
In Amsterdam gingen we met z'n allen eten in een Chinees restaurant op de Zeedijk. (Behalve in woordspelingen waren ze ook goed in het vinden van goede en goedkope restaurantjes.) Het restaurant bestond uit helverlichte kleine ruimtes die door op- en afstapjes met elkaar waren verbonden. Het was druk, bijna alle tafels waren bezet, en het eten was goed. Om mij heen werd nog steeds vrolijk over het spel gepraat. Halverwege de maaltijd stond ik op om naar het toilet te gaan. Ik liep tussen volle tafels door, nam opstapjes en afstapjes en zocht naar een bordje dat me de goede kant op zou wijzen. Opeens stond ik tegenover Valerie.
Ik herkende haar meteen, bij haar duurde het iets langer.
‘Valerie,’ zei ik.
Ze had nog steeds grijze ogen en gebleekt haar, maar haar gezicht was verweerder dan vroeger, alsof ze een maand tegen de wind in door de woestijn was getrokken - maar er was veel meer dan een maand verstreken, die nacht was jaren geleden.
‘Lo, toch?’ zei ze, na een paar ongemakkelijke seconden.
Ik knikte. Ik zag alles weer voor me. Ik was die beelden nooit vergeten, maar opeens kregen ze de kleur en diepte terug die ze in de loop der jaren blijkbaar waren kwijtgeraakt.
‘Lo,’ zei Valerie weer, en deze keer klonk het bijna als een conclusie. ‘Uit mijn wilde jaren.’
Ze glimlachte, en daarna wierp ze even een blik over haar schouder. Misschien keek ze naar de tafel waarvan ze zojuist was opgestaan, en waaraan een gezelschap zat dat die wilde jaren niet had meegemaakt.
‘Ja,’ zei ik, op een lamme toon, waarin ik toch wat verbroedering
| |
| |
probeerde te leggen, ik wist niet eens precies waarom. ‘In de jaren van de weddenschap.’
Valerie keek me met een verbaasde frons aan. En zodra ik die blik zag werd het me duidelijk.
‘Weddenschap?’ vroeg Valerie.
Misschien wist ik het al eerder, misschien had ik het de hele tijd al geweten. Toch trof het me als een elektrische schok die al mijn lichaamswarmte meenam.
Valerie keek me lang aan, met een bewegingloze blik. ‘Ach nee,’ zei ze toen, ‘jij dacht dat wij...? Jezus. Heb je dat de hele tijd gedacht?’ Ze schudde haar hoofd, langzaam, bijna peinzend. ‘Kon je je niet voorstellen dat wij gewoon...’ Ze keek langs me heen in de verte en mompelde iets wat ik niet kon verstaan, maar wat klonk als: ach sukkel. ‘Je zag er best goed uit toen, weet je dat?’ Ze keek me weer aan en ging sneller praten, en harder. ‘Ik hoorde pas later dat die andere twee ook met je naar bed waren geweest. Die ene, hoe heette ze nou, Willemijn, ach god ja, Willemijn, die vond jou echt leuk, die had je toen eens moeten opzoeken, die had jou graag nog eens gezien, die vond het echt jammer dat ze nooit meer iets van je hoorde.’
Willemijn met haar blozende lichaam die blozend de trap af was gedaald.
‘Ze wist toch waar ik werkte,’ zei ik. Mijn stem klonk zo zacht dat ik me afvroeg of ik het wel had gezegd.
‘Jij wist toch waar wij roeiden? Moeten ze altijd naar jou toe komen?’ Valerie keek me strak aan, alsof ze in haar geheugen wilde opslaan hoe ik op dat moment voor haar stond. Even leek het alsof ze nog wat tegen me wilde zeggen, maar ze deed het niet en liep met grote passen langs me heen, ik hoorde haar hakken op de tegels tikken.
Ik liep een andere kant op. Ik dacht dat ik zou vallen, maar werd tegengehouden door Valerie, die opeens terug was en me bij een elleboog greep. ‘Een weddenschap, dacht je dat echt, en hoe dan, met ons alle vier? Ben je dan ook met Dominique...?’
‘Nee,’ zei ik, ‘op haar bleef ik wachten.’ Ik weet niet waarom ik dat tegen haar zei.
| |
| |
Ze keek me aan en mompelde weer iets wat ik niet goed verstond. Daarna liet ze me los.
Ik viel niet om, ik liep naar de kassa. Nadat ik mijn aandeel in de maaltijd had betaald liep ik door naar buiten, naar huis.
Het was een mooie zomeravond. Het was laat, in het oosten was de lucht al donkerblauw, maar in het westen hing nog een gelig licht tussen de huizen. De lantaarnpalen langs de grachten verlichtten de bomen van onderaf, het licht weerspiegelde in het schommelende water. De terrassen zaten vol mensen voor wie de avond nog maar net was begonnen. Ze dronken uit grote glazen en zaten in wolken van gepraat en gelach. Het was een avond vol beloften, en veel van die beloften zouden dezelfde avond nog worden ingelost. Je kon het zien in de blikken die werden uitgewisseld, je hoorde het in de stemmen en in het gelach. Dit is wat ik je beloof, zei de avond, waarom zou je langer wachten.
|
|