De Revisor. Jaarboek voor nieuwe literatuur 1(2010)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] Maud Vanhauwaert Gedichten dat de vader schimmelt tot schim draderig uiteen te trekken als suikerspin je eerste rimpel slap grijnzend op de stoep wacht zich als sjaal omdoet met u gaat wandelen dat is normaal. De lucht is cataract een emmertje kraakbeen voor de knieën voor de trap voor als je vijfenzeventig een frisse paling voor om de hals voor als het te warm voor op een bankje. En toch blijft de glimlach van een dode de ontspanning van een spier zakken mijn gesloten handen door het wakke dijbeenvlees schudden de bomen van nee, de bomen schudden van nee in de herfst [pagina 189] [p. 189] jonge mensen die zwijgen slappe ballen onder een stijve lage slingers bij een verjaardagsfeest waar zijn de moeders die vragen hoe het is geweest in deze stad waarin ze met moeite de maand neertelt het aangeraden gebak zonnebrillen metallisch groen van keverschilden, vraagt ze: ik ben alleen en hoewel de lucht zalmroze we vrijelijk kunnen spreken dus van luchtroze zalm zeg ik domweg ja, de stad is steeds en dan de putjes in haar lach alsof in elke wang een nietje zat [pagina 190] [p. 190] de jongen met droge lippen. Een maïsvliesje het gat in zijn hoofd opgevuld met donkerpaars rubber maïsvliesje overdag plastificeert hij uw documenten wijdbeens in een steegje een afbladderende raffinaderij maïsvliesje maïsvliesje daarlangs rekt een accordeon zich uit slomer past zich aan aan de sirene maïsvliesje: plaveisel van de zomer voor je het weet stookt hij met een dame tussen zijn tanden smaakt de wijn hem 's avonds naar een pasgeteerd scheepsdek trekken ze maïsvliesjes over hun hoofden schommelend met verlamde benen, nagellak op droge lippen, plakt aan hun zolen een verbolgen kwal [pagina 191] [p. 191] joodse vrouwen wagen zich tezamen aan een ei slijpen hun nagels aan de angst wegen borsten af woede kan niet zoals lachen in een vuist het enige wat te sparen is: haar knopen ze aan kinderkuiten frontale mannendrol lopen trekkend huizen uit zonder scalp, bleek, doorzichtig, gas schrikken zij de eitjes af [pagina 192] [p. 192] ze vraagt of het beter gaat met mijn gsm kijkt naar de brownbeweging in de soep de moeder ik zit aan de keukentafel probeer slecht nieuws door de perforator te halen tot confetti het is niet onmogelijk, zeg ik ik ben een mogelijke vrouw ze hoort mij niet houdt zich zomertinten voor waarbij ze een terras verzint Vorige Volgende