De Revisor. Jaarboek voor nieuwe literatuur 1(2010)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Bernke Klein Zandvoort Gedichten ik kon voor het eerst de stad niet meer aankijken het was avond en kou drukte schouders naar de grond een man liet op een afstand waar je niets van zeggen kon zijn handen over mijn lichaam gaan de mensen moesten naast de stoep lopen ze hadden gezichten waar de wind in was geveegd de geur van platgetreden straten gepofte kastanjes, uitlaatgas gestapeld in mijn neus er is nog heel veel liefde in de warenhuizen warme lucht door roosters omhoog geblazen een opwaaiende jas, een openslaande deur ik ben zes en sta met een plaatje genaaid in mijn zwempak te treuzelen aan de kant en denk: warmte komt met vlagen ik vraag me af wat ik precies verloren ben waarom ik steeds achteromkijk goed vermomde tic iets dat ik ook wel bij mezelf zoeken mag want ik dacht: korte rokjes dat pakt zo lekker licht [pagina 62] [p. 62] hij zoekt naar de juiste hoogte voor het blaadje in zijn hand en begint dan zijn lezing de man blijkt een evenwichtig filosoof zijn kernpunten: we leven in een universum vol aannames het reality-field, overgedefinieerd de kloof tussen voorstelling en ons werkelijke zelf fraudegevoelige identiteit halverwege buigt een jonge vrouw vlug over zijn tafel schuift hem koffie in een papieren bekertje toe de man onderbreekt zijn zin kijkt naar de damp die langs de microfoon omhoog komt ziet zichzelf zitten op een podium achter een tafel een lezing geven de zaal in kijken voelt zijn handen trillen [pagina 63] [p. 63] een blinde man loopt gehaast door rood auto's sust hij met een handgebaar terwijl de gevels om hem heen overeind worden getakeld in de overdekte kermis is de stad nagebouwd een stopcontact in de boom op het plein tussen in elkaar geschoven halve manen aarzelt een terminator met veel tentakels niet meer zo zeker van z'n eigen metaal uit de barstraat sluipt het dimlicht het volgt de vroege bezoekers op hun rug gaat door gangen, langs het buffet over de warmhoudbakken omhoog in de sauzen knappen bellen een aanhoudend applaus een bruidspaar arriveert onder de haag achter de ramen liggen nieuwe ramen een zalencentrum een loods met behoud van luchtstroom stoelen geschoven om een vitrine met een draaiplateau gebak de schoonheid van een bachelor party op een doordeweekse dag een vrachtwagen die moet keren op een te kort stukje gracht [pagina 64] [p. 64] ze trekt de deuren naar binnen open vanaf de drempel loopt haar tuin over in een bos de haag om de parkeerplaats zit vol gaatjes volgens mijn tante is de horizon maakbaar licht valt door de bladeren in haar moestuin een dun vlies houdt het geraamte bij elkaar poreus, leerde ik op camping Amfora vol tuinhuisjes en plastic hemel naast een spoorlijn een lege koekoeksklok ligt in het perkje van een boom over mijn schouder hadden de straten zich gesloten in elkaar gevouwen handen op m'n tantes schoot ik heb heel veel vogels in mijn tuin roept ze over de rabarber gebogen keer de stelen een kwartslag, buig ze binnenwaarts af een vlechtwerk van riviertjes kruipt rond haar witte benen omhoog in die gebukte houding stond ze, tegen het zonlicht gehouden rabarberjam haar weefsel rabarberblad haar huid [pagina 65] [p. 65] het waren twee verschillende avonden op dezelfde dag ik loop langs een poster waarop in rode letters hier en nu staat tweehonderd jaar geleden kon je je abonneren op de tijd de koninklijke astronoom benoemde zijn assistent tot drager voor abonnees las hij de wijzers hardop af inspringen heb ik nooit gekund, bedwelmd door het touw dat sloeg op de vloer tikkend met een groter wordende regelmaat de buurman die elke avond vanaf 11 uur hard begint te lachen het waren twee verschillende avonden in dezelfde straat een man gebaart mij te wachten de vervaagde lijnen heeft hij opnieuw gewit in het werklicht sta ik voor een streep waarover ik niet heen mag stappen a spectacle and nothing strange [pagina 66] [p. 66] augustus was overrijp en ik had mijn bedenkingen over een stad waarin even heel veel mensen hadden gewoond waartussen jij en ik steeds opnieuw probeerden te verklaren hoe twee mensen zo onbekend waren geraakt ik zag een man hartgrondig huilen voor een diepe metroschacht het leek alsof hij het geluid om hem heen inhaleerde de stoet die langstrok, deelde hem in losse stukken spektakel is naam genoeg voor een menigte die niet thuisblijven wil op routes langs verfrommelde servetten vinden ze de weg ik stond een paar meter van de kade zocht naar een helikopter die ik wel hoorde maar niet zag had kalmte zich om mijn nek gewrongen werden alle schepen aan een touw de stad uit getrokken Vorige Volgende