Bij extreme omstandigheden sleepte ze een matras naar buiten en omhoog de hut in. Het mocht. Of liever gezegd, er werd niet op gelet. Op haar rug, bang voor geritsel, maar minder bang dan voor al het andere, lag ze te luisteren. Twee oren vrij. Als ze lachte kreeg ze een deukje in haar wang. Soms prikte iemand zijn vinger erin. Dat is opgehouden te bestaan.
Hoor je die stilte?
Ze kan natuurlijk de telefoon pakken en het nummer, haar nummer draaien. Zeggen: goedemiddag mevrouw van de muzikant, u kent mij niet, maar ik heb al jaren een relatie met uw man. Wat niet zo erg is, want nu is het voorbij, denk ik. Maar ik vond toch, na al die tijd, dat u dat even moest weten. De vrouw, een opgefokte veertiger, te jong voor haar leeftijd, te veel wetend voor haar verstand, te mooi om goed te zijn, zou gereserveerd blijven en vragen wat haar, het kind, bezielde, maar zich toch niet meer helemaal goed kunnen houden, spuwen dat haar man dat nooit zou doen, en als hij dat zou doen dat zij daar dan van zou weten, want zoiets merk je. En zij zeker. De mevrouw weet hoe het leven werkt, ze kan alles in schema's inpassen.
Het meisje laat de telefoon liggen. Jammer is het wel, de dag had zulke gezellige wendingen kunnen nemen.
Ze mist hem niet. Ze heeft haar eigen rituelen. Wel zodanig dat ze kan onthouden wat ze doet, zodat ze hem over een paar weken, maanden kan vertellen hoe interessant het allemaal was, wat ze deed, wat ze naliet. Waar ze zat, met wie ze haar honger stilde en op welke muziek.
De tijd zakt in. Was er een bedoeling? Viel er iets te leren? Was het repeterende gehalte een aanwijzing? Zo te voelen is hij uit haar systeem gestapt. Ze kan niet treuren. Heeft het te vaak gedaan. Ze is uitgehuild. Goed nieuws. Of een alarmfase. Misschien moet ze zelf muziek gaan maken. Notenschrift kan ze lezen. Met gemak. Eindeloos veel regels tegelijk. Misschien is dit wel het moment om de champagne open te trekken en zich onder tafel te zuipen. Drinken op het feit dat ze het gehaald heeft. Vrij is. Beter is het te wachten tot ze de maanden heeft overbrugd. Tot ze zijn eerste telefoontje heeft overleefd zonder te zeggen: ‘Ik kom eraan’ of ‘Kom, welkom.’ Jong blijven is nog het allerbeste idee.
Intussen duwt zij de secondewijzer duizelig. Het moet. Want er moet iets openvallen, een gat, een hol waar ze in kan kruipen, zakken, wat dan ook, hoe dan ook. Ergens iets met een inkeping graag.
Wie is zij eigenlijk? Zij daar, met die radars op haar kop. Ze bewegen naar de ondertonen, naar de wens van degene die tegenover haar staat. Eén blik en ze verandert. De ander is opgetogen over de persoon die zij opeens is. Zij is nu iemand want zij was niemand. Zij is een niemand-iemand. Pak de spiegel, snel, kan ze het zien, kan ze het vasthouden. Snel, de spiegel, kan ze met lippenstift de contouren tekenen van de vrouw die ze wil zijn. Ze verdwijnt. Vrouw die geen vrouw is. Die dat niet wil zijn. Hoewel... Op dit moment wil ze alleen maar gestreeld worden. De hele nacht. Gestreeld onder de woorden: het is goed. Je bent goed. Het is goed, je...
De bok moest weg. Hij stootte haar altijd om. Dat was niet het punt. Hij begon nu ook aan het bezoek. De smet moest het huis uit. Snel. Op het moment dat de bok weg moest, vond ze dat toch erg. Ze wilde zijn gluiperigheid niet missen. Dus bouwde ze een hut voor hem. Kon hij altijd langskomen mocht hij daar zin in hebben. Helaas werd hij naar Friesland, de andere kant van Nederland vanaf haar gezien, gebracht, dus dat kwam er nooit van.
‘Kom je op bezoek?’ fluisterde ze in zijn oor op de dag dat hij weggehaald werd. Hij brieste een beetje.
‘Dat is goed. Je hoeft heus niet te huilen.’
Ze bleef hem de hele ochtend zo hard aaien dat tegen de tijd dat hij werd opgehaald zijn nek kaal was.