| |
| |
| |
Lucas Hüsgen
De mogelijkheid soso
U, smiespelend te waggelen lichamen mooi
door doodsgebiedens gebieden heen o weg.
Assembleren, wind wat arrangeren: de grondgestalte
winkelt. Kom maar op: draag je dramaturgie
in boodschappenrijen aan. Het veld met gore bloemen
wijlt, jij klost met de schoen, rijdt tussentijds.
De worteltjes, gaar gestoofd. Het kind speelt ridder
in buitenwijken zonder te gek veel elan: schietschijf.
Wie zich vaardig als sluitsteen uitstelt, omgeeft
de motoren onmogelijk verleidelijk. Er schemert een wimpel.
Het schervengericht van de voorspraak voor de ontbondene
uit zijn gebondenheid. Een heel avontuur: ochtendlicht.
Assenzang in het lichaam ritselt tussen schouders,
overvleugelt eindelijk het moeizame rondwandelen.
Stamelen, niets bewonderen. We breken koperdraad tussen
parken in, hangen van lupine handjes omhoog, moeder leest.
Oude hartversterker nadert man met stoppelbaard: broos
getingeltangel dat wij afschaffen spelen wij voor hond en muis.
Het bovenlichtje openen onder een handzoen, en monter
omarmen zij elkaar bij de foto van het ruimteschip.
| |
| |
Ze bewaren zich voor de buitenkant met een lege vullingman,
zoals wij die hebben, bol stamina, goed gewassen, met broche.
Brilmonturen bestaan voor het glaasje. Equatoriale diplomatie?
Een spillebeen loopt van hutkoffer naar zeem, bieflap verslonden.
Het vlaggetje flappert, en de bommenwerperbemanning jakkert.
Ik strompel gemakkelijker minder dan een jammerende berghond.
Met een waardevolle mondafdruk op rubber, kalksteen en lichaam
verschilfert tussen de stratosferen een melkfles. Duiven legendarisch.
Schildpadden worden bleek: het is afgelopen met de groene haverzak.
De mevrouwen laten zich en u even heerszuchtig achter als u.
In u, terwijl de slagerijen brandden, hikten de naaldhakdraagsters
naast de hutkoffer, en de zeem werd uitgewassen bij de broche.
Een mistroostige oude schoolmeester trouwt met de kenner
van het balletgezelschap, en zij kuste ook mij. Toen staarde ze:
naar een wolkje, siste, morde, mompelde: ‘zonnestraal en onderweg’
krijste, stelde zich wijs aan, en wij monter: klein bemeten tabakszaak.
Drie nieuwe, slecht achterhaalbare puntmutsen bleken onverhandelbaar:
de diplomatieke verstondiging in de beginpunten uwer van lauw water.
Een concertpianiste op de oude parkeerplaats, hoort paarden hinniken.
‘Au!’ Ze slaapt ten huize van de laatste laboratorische monsteraar van
de makkelijke overdaad, naast dat oude paard en het roomwitte veulen:
ook hier de duiven vooral legendarisch, en de schildpadden bleek.
Zullen lieve mensen zwemmen met vergissingen? Ook zij sluipen. Ze
overschaduwen meren, nemen een enge beslissing.
Rijk is langzaam wegteren, transformatorische kerken van de
paardjesvriendin met blozende iconen, snuiven coca.
| |
| |
De zwaarwegende herte die twijfele tezamen mogen overwegen
met een schep boven de hoofden, de dolfijnen, de gordijnenmaaksters.
Denk toch maar eens aan het groene steenslag, straks ontmoeten
enkele dames elkaar in de arcade: ‘duifjes die duifjes vreten’, zeggen ze.
Met weemoed, want het is een schildpadbleke duif: die uitwaaieringen
van al die verleggingen en het vermaak tijdens maaltijd. Het oor
is je watermerk, biedt de geborstelde rug van het monster
de speelgoedbrandweerwagen die naar de berglandschapjes rinkelt.
Wat dreef er toch compassie mee in het verlangzaamde wegteren,
in de delicate mogelijkheden, solidair met honden als aandrijfas en riem.
Zo springen enige geblakerden naar kikkers op uit de laminaatvloer,
en toen naar berglandschapje meegedreven, misschien straks gondelvaren.
Everzwijn in het suizende moeras: een moedig mannelijk maskerenkarkas
kent de titulatuur van langzaam bromberen, rouwig tussen gebrekkigheden.
Van paadjes gevallen, en blaat de uitwaaieringen. Om verlegging
feliciteren bij nacht de goedgemutste magistraat, die macht verstaat.
Muf uitgegraven magiër, prinsesje met struisvogeleiertjescollier,
oude sprookjes schildpadbleek en ach was toch zo legendarisch duif.
Kooienvlechter van het dreigend veredelen begeert Hilde
tussen de mismoedigheden harer in mijn liefdespaartjesrijk.
Hildes gezonde constateringen die de rode muilen graag vergeten
behoeden het acquisiteursgezelschap voor de brandjes onder sarcofaag.
Onder het gezwijmel van ons zegen verbreidende bromberen
als tussen verdrijfbaarheden doen wij van geen paring ooit afstand.
Legendarische duif schildpadbleke, hoe vaak mij nog te decimeren,
zo zingt in huid het geborsteld fakkeltje van het kalfjeskwartier.
| |
| |
Je moet niet zo somberen buiten scheppingen niet gevaarlijker dan
wolventemmer en in ijzeren maatbekers jouw speelfiches.
Zondert montage van olifant de lastpakken onzer gehemeltes
af, ontlasten ons van zwaartekracht de brokkelpaadjes, zingt.
De huid in geborsteld: de titulatuur van langzaam bromberen
rimpelt als hegemonie en de bloedsomloop in het verstellen.
Men bezoekt elkaar bij het huldeverstrengelend hemelpoortje,
jaja, de schildpadbleke duif, legendarische duif, uw uitwaaiering!
Hij beweerde met recht in het laatste geschenk, de hoofdletter
van alles behoeft niet langer te verlangen vertrappeling, tenzij!
Het door levensspieren van ontraceerbaren ingerekend beest: flux,
moge ik in veld met bloemen uw gebonden voeten leven.
Ze bieden sinds de vergissing als de mijn aan hoge rotswand
van hemelheuvelenpoort en dwangarbeider beduidende ergernis.
Ginder om koffiezetapparaten en dromen van hart ontvallen,
concipieert heerschap het omwikkeld brein van onderling concentreren.
Bij uitgraven van modder om zink zwijgen de knoesten, noest
als wat wapperen moest naast gevaarvol gecompliceerd lidwoord.
De geconstrueerde aanvoerlijnen, de zelfzuchtigheidsvergetelheden
ongebruikelijker wijs, voorwendsels voor uw lampenzak.
Het scheepvaartmuseum redekunstig van woorden verwaten
voor francs-tireurs van afgebeulde lijven, verzoekt pathefactie.
Ondankbaar bestellen muzikanten tussen de vier verdwijningen
de grondeloos verschijnenden, beëindigen hun intrigantendom.
Getormenteerden tegen de beenderen, wankel vermoeien zij
matters tegen dingen lodderig geconcentreerd gewoontjes.
| |
| |
In de roeiboot geslopen: lomp zwijgen zij, zeilen van museum
naar akelig verzonken, toe schrillend, het verbroederingskleed.
Kotswant zijt ge beeld, o leeghoorn koelkast, ge zijt rood licht in water,
o afgebonden constellatie, bazelt gom deuren geboend krom in weder.
De legendarische duif en is ook duif de schildpadbleke, schildpadbleek
legendarische, aaneengeregen hard, het ruw voorwendsel ter hegemonie.
Voor mijn lampenzak als bloedsomloop gitareske titulatuur van langzaam
bromberen, de legendarische zijt gij, een duif, en zijt de schildpadbleke.
Tja, bezig schapenteelt tot wedgezangen onder zonneschijn.
door doodsgebiedens gebieden heen o weg.
Onder het struikgewas verrassen poorten supermarktklanten
met kortademig alfabet dat zich verslikt in het vadem rooftonijn.
Bezorgt het gemaltraiteerde gelaat machteloos uw oordeel schaduw
als de onbekende het halve rondje naast de leeg gepulkte een cobrakim.
Slechts dankzij ons voorbijtrekken bestaan ook ons fluitisten:
over onderleggingen verstouwen zij manen tot kunnes pont.
Met de leguaan verlopen mopperaars naar ingewikkelden, stadsfontein
bezerende die als aan antenne gezichten heeft gekruisigd, verprakt.
Weg gewankeld uit de laatste lijnen van het ruzie verzoekende peil
verlaten de ranken majesteitelijken, ver opbollen trossen sedentairen.
Minderwaardigen gapen zich kruidenier aan zijn huisraad geeft
zich over aan voort stotende kurassen inne vuilnisgevecht van d'fantasie.
Je hebt geen ritmes meer nodig, spele verloomd de ster vertralied, dan
een voorwendsel voor uw lampenzak: iq als hegemonie verixings bloeds.
U? Omloop zich de mentor voorwendsel voor schildpadbleke duif
dan, o smiespelend te waggelen lichamen mooi met mogelijkheid verward.
| |
| |
Oei, legt leidingwater x blauwe messen gedane zaken mogelijk verixing.
X is een eerlijk goed begin voor het bedekken tot het schildpadbleek.
Klak. Lampenzak tortel x papegaai te schieten mis leren regelt pronkzucht
regenwurm die duif de bromberen x aanlegt als uitbreidt x kantoorklerk.
Tjoek. Dan meer dan vijfendertig bloedende doeken hegemonie x schildpad.
X letter over oppervlak gestameld, breit broedsomloop lijft babyturf.
Je regelt pronkzucht verankering zeevaartmeisjes voor het bedekkende x
dan doorboordt moedig foltering onder zichzelf schutterswoestijn been.
Mol: laatste gedachten tunnel uit wijden mensheid aan deliteraat bar, de
mol: de laatste gedachten legendarische duif de schildpadbleke as. Poes.
Schoeisel. Ontixing uitbreidt beginne ontixing tegelijkertijd waterval tijdig
tegelijkertijd waterval tijdig met de forel de mondharmonica legendarisch.
Jaja duif schildpadbleek saai ontixing als uitbreidt dus begint o is mol onder
zichzelf eerlijk braafjes een goed begin te knabbelen smiespelen soso.
Tussen die drie mogelijkheden de avontuurlijkheden schildpadrauw soso
en meest meeslepende verankering jak bromberen de mogelijkheid soso.
Woei met de laatste men en de men gedachte titulatuur onder struikgewas.
Mooi verzinne tijdig zich afvalbak, daar haai schildpadbleke mensjes soso.
Joep. Is men moedig foltering verankering, ter smiespelend bedenken duif
ke schedel zonder het paard duif ke schildpadbleke legende helden. Hoek.
Rips. Dank langs water dragen, de meeslepende mondharmonica vergeet aan:
ontwijding, joeps. Glibberende dieren glibberen door de glibberlanden.
Woejsj. Woep. Glibbertaal glibberen de soso, avontuurlijkheden schildpad:
rauw, glibberbleke titulatuur de brombeer een verankering en smiespele.
Zlup. Woep. Wankel rond gebarsten gestel weerom tussen pluim en arrangeer
schervengericht van voorspreker sjuk. Schedel. De duif zonder paard order.
| |
| |
Woep. Licht zich uitstrekken te kome overdekken wat schrapen leert,
Grojnk. Doorboort de men moedig foltering ordner zichzelf schutterswoestijn.
In uit de verstandsaangelegenheid de is brein van verwendigingen heeltijd
dan in troebel mogelijk in blijven de traagte verzwindingengeboorte, kar.
Wat verlangen antwoord dan van het gelakte huis, vloeren vroedschap -
van vroegte: schildpadbleke grondgestalten arrangeren schedelen uit tas.
Gezeten, verpakt, ze hebben karton in traagte verzwindingsgeboorte, meest
meeslepend verankerd mooi van de wolken verlangd, maar afgepeigerd.
Was jij de passant? Boomblad en gras, merels jong voorzichtig luisteren
naar de rivierarmen, en wie zich uitstrekten kwamen alsof wij bestonden.
Onder het mooi teer vallende licht: een fakkeltje van kalfjeskwartier.
In de handen overnachten wij, een fabriekspoort gezien, maar u van oventje:
schildpadbleke legendarische, als molecuul zich u gesproken heeft,
ik u molecuul aan leeuwtje, roodbruine pensions, slaap je kalfjeskwartier.
|
|