[2009/1]
van de redactie
Het was weer eens nodig om tekst en uitleg te geven over zin en nut van het literaire tijdschrift. Trouwe lezers hoeven we daarover niets te vertellen, maar er blijken buiten u en ons nog genoeg mensen rond te lopen die daar geen flauwe notie van hebben. Die worden nu bediend.
Daarop volgt - en dat is het beste van dit nummer - een weelde aan gedichten, verhalen en essays.
Eerst de poëzie. Astrid Lampe, Lucas Hüsgen, Philip Hoorne, Onno Kosters en Hans Hoenselaars zijn inmiddels terecht vertrouwde namen in De Revisor. Dat geldt misschien in mindere mate voor Emma Burns en Willem Milo, maar de redactie hoopt vurig dat daar spoedig verandering in komt. Het proza in dit nummer komt voor rekening van Pam Emmerik, Fouad Laroui en Allard Schröder. Verhalen die ertoe doen.
Twee keer ‘Het maaiveld’, iets wat u hopelijk vaker zult meemaken, indien er competente recensenten bereid worden gevonden hedendaagse literatuur te bespreken. Er is een essay van Arnold Heumakers, waarin hij in het diepe van Jonathan Litells De welwillenden duikt. In dezelfde rubriek is Menno Lievers kritisch over Misbaar van Jos Joosten.
Dit keer geen ‘Mertens’. De auteur blaast nog uit van het verdiende succes van zijn Zwaluwziek.
Dit is het eerste nummer van De Revisor sinds jaren dat het zonder Manon Uphoff moet stellen. Dat is jammer, maar ze kon het redacteurschap niet langer verenigen met haar drukke werkzaamheden. Wij danken haar voor haar inzet en troosten ons met de gedachte dat ze mooie bijdragen zal blijven leveren.