[2008/4]
van de redactie
In reactie op het vorige nummer over literaire non-fictie stelde de poëziewebsite De Contrabas de vraag aan de Revisor-redactie of het blad niet te zeer een moralistisch standpunt had ingenomen ten opzichte van literatuur. Het was een terechte vraag.
Zonder cynisme kunnen we stellen dat literatuur ons heilig is - uiteraard in het volle besef van de vooronderstellingen van die uitspraak (wat is literatuur? wat is heilig?). De redactie neemt elke keer een tamelijk elitair en tot nu toe onaangevochten standpunt in over wat ‘literatuur’ is. Dat betekent niet dat we geen oog hebben voor de relatie tussen literatuur en werkelijkheid. In dit nummer misschien zelfs wat meer dan anders: deze keer is er ruimte voor cultuurkritische beschouwingen. Zo gaat August Hans den Boef in op de notie ‘haat’, zoals die terug te vinden is bij publieke figuren van dit moment, maar ook hoe daar in de literatuur mee is omgesprongen. Misschien dat er een maatschappelijke les kan worden getrokken uit literaire observaties van het verschijnsel haat. Bertram Mourits stelt vast dat er in de geesteswetenschappen weer meer nagedacht wordt over de zin van het leven, en vraagt zich af of literatuur daar op enigerlei wijze aan kan bijdragen.
Hoe literatuur de weg kan wijzen via de woorden van een gedesillusioneerde mensenhater, beschrijft David Hollanders in een stuk over Michel Houellebecq. Wil Boesten buigt zich over het werk van Oek de Jong: het schrijven om te begrijpen.
Naast deze analyses is er ook literaire fictie, zoals een verhaal van Allard Schröder en nieuwe poëzie van Astrid Lampe. Michael Tedja en Willem Milo maken voor het eerst hun opwachting in De Revisor. Dat geldt niet voor Peter Drehmanns; van hem stonden al eerder verhalen in dit blad. Toch debuteert hij in dit nummer, namelijk als dichter.
En dat alles geschraagd door onze vaste rubrieken: Een woord een woord, De laatste stelling, Het maaiveld en natuurlijk Mertens.