dat soort interviews wel, ze klampen één iemand aan op straat, vragen zijn opinie en concluderen hieruit dat de hele natie dezelfde mening is toebedeeld. De komiek in kwestie was de laatste tijd niet van het scherm weg te blazen, ook al zou je dat willen. Maar zolang het mij af en toe een dronken fan opleverde, vond ik de verwarring niet zo erg.
Vijf. De droom die ik had toen we even indommelden. Ik droomde dat ik niet meer alleen woonde. Dat er mensen zich verstopten achter mijn gordijnen, in de muren. En als ik ging slapen, zaten ze in mijn keuken. Zwijgend en zuipend. Want 's ochtends vond ik bierblikjes in de lavabo en peuken in het tapijt. In het begin probeerde ik ze nog te vinden. Maar dat vonden ze niet leuk. Dat stond zo met magneetletters op de koelkast. Ik had er mij bij neergelegd dat ik het huis deelde met vijf anderen die ik nooit zag en die mij nooit lastig vielen. Ze ruimden alleen nooit op.
Zes. Steeds weer die tranen die ze zou laten tussen twee grootste zondes denkbaar en hoe ze dacht dat ik die niet zou opmerken. Maar in een kamer zo klein als de onze is ieder lichaamsvocht te zien, te voelen en soms te ruiken. Na een paar uur van stilzwijgend gevrij lagen we uitgeput, vooral ik, op het bed, starend naar het afblarend plafond. Ze wreef vlug de tranen uit haar ogen en om haar op te beuren stelde ik voor vormen te zoeken in de vochtvlekken op het plafond. Onze sterrenhemel bestond uit een olifant die struikelt, Al Gore met een hoed en jaloerse hond die twee taterende pinguïns bespiedt. Ze moest wel lachen.
Zeven. Als laatste onderdeel van mijn missie moesten we nog diezelfde nacht samen iets eten. Het maakte haar niet uit wat. En om vier uur 's nachts maakt het niemand wat uit wat ze nog naar binnen proppen. Dit zijn de oorlogsverhalen van onze generatie. Ze spelen zich af in restaurants en fastfoodketens. Zoals onze voorvaderen elkaar imponeerden met legendarische veldslagen, moeten wij het stellen met legendarische gerechten. We steken elkaar de loef af met mythes over bijnaongeloofwaardige schotels en hoe goor ze wel waren. De plek van ons afscheidsmaal was een anekdote in wording.
Zij bestelde iets met frieten en ik iets met rijst. We aten frieten met rijst. Voor de eerste keer die avond vroeg ze hoe ik me voelde en dan wie ik eigenlijk was. Ze vroeg me iets te zeggen, over vroeger. Ik mocht het zelfs verzinnen, maar liever niet. Ik dacht even na, keek hoe ze de laatste rijstkorrels met een natte vinger oppikte en begon met een veel te zachte stem te vertellen zodat ze dicht bij mij moest kruipen om het goed te horen.
Mijn vader heeft zich nooit veel van mij aangetrokken, volgens mijn moeder is dat te wijten aan zijn eigen gebrekkige opvoeding door diens vader. (Bij de geboorte vond mijn grootvader het niet nodig om aanwezig zijn, hij betaalde de buurman