| |
| |
| |
Kees 't Hart
‘Je hebt toch wel een tekst geschreven?’
Op een avond belt Allard hoe ik het zou vinden om met De Jeugd van Tegenwoordig samen te werken voor het grote muziek/poëzieproject. Eerst begrijp ik niet wat hij bedoelt, De Jeugd van Tegenwoordig, wie zijn dat? Maar het wordt direct duidelijk wanneer hij het over ‘Watskeburt’ heeft, dat bizarre nummer is dus van De Jeugd van Tegenwoordig. Ik heb het een maand of zes geleden gedownload, las erover, waar weet ik niet meer. Onnavolgbare tekst, geen touw aan vast te knopen, maar er is iets mee, dat hoor ik ook wel. Er dwingt hier iets, wat weet ik niet. Ik zeg ja, hier voel ik veel voor, waarom weet ik niet. Dezelfde avond bezoek ik hun website, die bestaat uit een vreetmuur waarin je zogenaamd geld moet gooien. Ik zoek op internet de tekst op van ‘Watskeburt’, print het uit, staar er lang naar, een groot schoonheidsgevoel overvalt me niet, maar wel alweer een gevoel van door te moeten kijken en voelen. Op internet lees ik dat een van de jongens zichzelf De Neger des Heils heeft genoemd, daar heb ik urenlang pret om, nu nog. De Neger des Heils. Een paar weken daarna krijg ik bericht van Kostijn Egberts, de manager, dat de jongens het ook zien zitten, we maken een afspraak op 6 juli om vier uur in De Waag. Ik vraag via e-mail naar hun optreedlijst, zaterdag 1 juli op de cultuurmarkt in Zaandam. Ik loop er licht verbijsterd rond, het is warm, stoffig, ik loop door een park langs allerlei eettentjes, er is niet erg veel publiek. De muziektent staat midden op een grasveld, voor het podium houden zich jonge kinderen op, ze zijn tien tot veertien jaar, dat verbaast me, ik had op ouder publiek gerekend. Later blijkt dat er ook wel te zijn maar ze houden zich eerst gedeisd. Het jonge publiek is duidelijk vol verwachting. De jongens zijn met z'n drieën, een lange spriet met halflang haar, een kleine, gezette zwarte jongen, altijd vrolijk, een grote jongen, dit is vast Vieze Freddie. Ze doen een vrolijke act met nummers als
‘Happen naar de Baas’, ‘voorjekijkendoorlopen’, ‘Watskeburt’, ik voel dat ik mee sta te deinen, van de tekst versta ik vrijwel niks, dat hoort erbij. Ze zijn vrolijk, zoeken contact met het publiek, soms moeten we meeroepen, ze doen hun teksten om en om, soms ineens tegelijk. Na afloop volgt er bingo.
In De Waag maak ik kennis met Ollie, de zwarte jongen, Pepijn, de lange spriet en Kostijn, de manager. Freddie moest naar de dokter. Erg ongemakkelijk is het alle- | |
| |
maal niet, ik kijk en luister wat, daar ben ik het beste in, met mensen van de organiserende instanties wordt veel over rechten gepraat, het hoort erbij, denk ik, al heb ik niet het idee dat het mij aangaat. Tja, als het een hit wordt wat we maken, wat dan? We zien wel, dat lijkt wel het beste. Ik krijg nog de kans te vragen hoe het begonnen is, heel Nederland weet dat natuurlijk, behalve ik. Op een middelbare school in Amsterdam-Noord, ze kenden elkaar. Ik heb een tekst meegenomen, vertel dat daar misschien iets bruikbaars in zit. We maken een afspraak op donderdag 13 juli, we moeten echt iets gaan maken. Een paar dagen later stuurt Kostijn me hun cd, ik beluister hem verschillende keren, ik haal nog een paar teksten van ze van internet. Streetwise poetry met absurde twist. Later wordt de afspraak verplaatst naar vrijdag 14 juli, Singel 262, we gaan dus bij Querido een tekst maken en verder praten. Bij Querido leven ze flink mee, komt De Jeugd van Tegenwoordig hier? Sommige medewerksters verklappen me dat ze daar fan van zijn. Het is vrijdag verpletterend warm. Om kwart over twee verschijnt Ollie, ik zit op hem te wachten in de ontvangsthal. Hij twijfelt eraan of het wel goed komt, gisteravond en nacht was er een feest in De Melkweg, misschien werd het erg laat. Hij vertelt dat hij geen alcohol drinkt en dat het er erg gezellig begon te worden. Hij begint te bellen en krijgt uiteindelijk Pepijn aan de lijn, ‘waar ben je man, we zouden hier komen, weet je wel, Kees 't Hart, Singel’. Pepijn weet ternauwernood waar hij is, hij zegt de nu al klassieke tekst, ‘ik weet niet precies waar ik ben, ergens in West geloof ik’. Met Freddie valt helemaal geen contact te krijgen. Ollie blijkt niet De Neger des Heils te zijn, dat is de maker van hun muziek. Af en toe komen in
de hal mensen van de uitgeverij voorbij, ik stel ze allemaal aan Ollie voor, die zich behoorlijk vermaakt. Er werken hier alleen vrouwen, stelt hij vast. We praten over boeken, over school, over de groep. We bezoeken ook de boekopslag beneden. Ollie blijkt een lezer, ik geef hem een boek over domheid van Matthijs van Boxsel waar hij zeer in geïnteres-
P. Fabergé (links), Kees 't Hart (midden), Willie Wartaal (rechts).
| |
| |
seerd is. Later geef ik hem ook mijn voetbalboek. Om een uur of halfvier besluiten we het bijltje erbij neer te gooien, de jongens komen niet meer. Opgewekt ga ik naar huis, dit is dus het rock-n-rollleven waar ik zo smartelijk naar kan verlangen: de weg kwijt raken, niet weten waar je bent. Een paar dagen later verontschuldigt Kostijn zich voor deze misser maar ik zit er dus helemaal niet mee. We spreken opnieuw af bij Querido en nu klopt het. Vrijdagmiddag 21 juli, we werken aan de tekst in een kamer bij Querido, er is door de uitgever voor broodjes en limonade gezorgd, Miriam komt het brengen. Heel lang hoeven we niet te discussiëren. Pepijn vindt dat we gezamenlijk iets moeten maken dat te maken heeft met waanzin en pretentie. Waanzin en pretentie, een vondst. We gaan om de beurt rond dit thema zinnen opschrijven, maar gelukkig mag het ook over iets heel anders gaan. Over kut gaat het ook. De stemming komt er steeds beter in. Op het laatst hebben we 4 blaadjes aan beide zijden vol met geschreven teksten, in blauwe, rode en groene inkt. Citaat: ‘Verlegen egeltjes in koor maar in mijn hart leven hun stemmetjes voort.’ Als we niks weten halen we een boek uit de kast (Homerus of Vergilius) en gaan daarmee aan de slag. We werken braaf door, van 2 tot 4, ik zorg voor een kopie voor allemaal. Later gaan we wel naar de studio en dan gaan we er echt iets van bakken, zegt Pepijn. En zo is het. De originelen neem ik mee. Later, als jullie wereldberoemd zijn, verkoop ik ze voor veel geld, zeg ik.
Weken gaan voorbij, dan een e-mail van Kostijn: vrijdag 25 augustus de studio in, een adres in Amsterdam, 's middags om één uur. De studio is in een kleine kelder onder een kantoor/atelierruimte, ik kom voor De Jeugd van Tegenwoordig, zeg ik, ja, doorlopen maar, daar dat trapje af. In de kelder allemaal apparaten, computers, opnamekasten, Ollie en Pepijn, zijn er, ik heb de teksten van onze schrijfsessie meegenomen. Ik maak kennis met de Neger des Heils, hij heet Bas, uitermate vriendelijke en naar later blijkt, besluitvaardige en kritische jonge man. Freddie komt ook binnen. Wat zullen we doen, die teksten die we bij Querido schreven vinden we allemaal niks, ze kijken er wel even naar, maar het is dus niks. Ik probeer nog wat ermee aan elkaar te schrijven maar het blijft niks. Bas laat ondertussen een paar krachtige muzieklijnen horen, daar bestaat vast een term voor, raplijnen, ritmische baspatronen met beats en scheurgitaren. De jongens luisteren. Wat zullen we doen? Laten we maar gewoon teksten gaan maken. Ik had allang begrepen, al vanaf de eerste keer dat ik ze ontmoette, dat deze rapgroep natuurlijk niet een tekst van een of andere rare schrijver gaat rappen, zo werkt dat niet met deze muziek, ze maken hun eigen teksten, je zou wel gek zijn als je dat niet deed. We wachten af. Bas krijgt een lijn te pakken, die de jongens hard vinden, ze gaan erin, ze bewegen, lijkt het, de lijn gaat harder, dit is het, ik voel dat ook, een fraaie baslijn met ruige elektrische
| |
| |
gitaar, het lijkt Nirwana wel, zegt Bas later. Hier kun je op schrijven, dat is duidelijk. Steen en been, roept Pepijn ineens, klagen, we schrijven over klagen, al dat geklaag weet je wel, maar het moet over liefde gaan, dan doen we een liefdesverklaring aan klagen. Ik heb papier meegenomen (altijd leraar) en zorg ook voor de pennen. We gaan aan het schrijven, de muzieklijn blijft keihard aanstaan, Bas zet er nog wat dubs bij (heet dat zo? ik weet het niet), nog een extra lijntje, het wordt beter en beter, de jongens zeggen dat ook, het enthousiasme stijgt en stijgt. Hoe is met drugs, Kees? Gebruik je veel? Alleen zuipen, zeg ik. Er wordt een krat bier gehaald, plus pinda's en chips. Niet alleen voor mij. En ondertussen hard gewerkt. Onderschat dit niet. Pepijn gaat om ongeveer halfvier als eerste de studioruimte in om zijn lijn op te nemen. Die studio is een apart kamertje in de kelderruimte. Keer op keer over, even luisteren, de anderen luisteren mee, weer opnemen, nog maar een keer en nog een keer, Bas is niet snel tevreden, niemand is snel tevreden. Bas zet er dubbels overheen, er komen extra's bij, kreten. Dan gaat Ollie, dezelfde procedure. Dan Freddie, weer hetzelfde. Ollie bedenkt al improviserend nog een lijntje, we zijn allemaal enthousiast, het wordt extra opgenomen. Dit is instant poëzie, je moet er als de kippen bij zijn: ‘Ik klaag in je oren met mijn nieuwe telele’ (portugees voor mobiel), later komen er variaties bij: ‘Ik google je moeder met mijn nieuwe telele.’ Ook nog een keer met z'n allen, ik ook dus, om een woord in te roepen: ‘Whaatt??’ Ik ben als laatste voor opname de klos. Je hebt toch wel een tekst geschreven? Ja, ik heb hard zitten werken maar, ik kan helemaal niet rappen. Dat hoeft niet, we bewerken het wel, doen er iets mee, komt later wel. Wanhopig sta ik in de opnameruimte, Ollie helpt even, daar staan, dat is de microfoon, je weet toch wel wat een microfoon is? (Hahaha)
‘Klaag niet over eskimo's,’ heb ik geroepen, ‘klaag niet over broodjes en je dikke apenpak, klaag niet over abonnementen, je kut de hele dag, als ik die kankerherrie hoor word ik gek.’ Het is duidelijk dat ik er niks van bak, maar dat blijkt geen punt te zijn. Alles nog een paar keer beluisteren, ik vind het een allejezus mooi nummer. Het is zes uur als we weggaan. Ik doe op het einde nog mijn uiterste best de teksten van de jongens te pakken te krijgen, alleen van Freddie en Pepijn vind ik fragmenten, ze nemen ze zelf niet mee naar huis. Instant poëzie, later horen ze het wel weer, rapwerk is er om te maken en te gebruiken. Ik kan hun handschrift nauwelijks lezen: ‘Dus klaag maar terug en noem die man een rat want ik vind veel kut zelfs je plantenbak je auto je moeder je afwashandschoenen en nog meer je afwashandschoenen.’ ‘Au, er zit een pleister op je been, laat eens zien dan strooi ik zout eroverheen, totdat die zeer doet frobbel frobbel zeer doet.’ Of stond er iets anders? Tot ziens jongens, het was een prachtige middag, veel geleerd, veel gezien, veel geluisterd, alle zintuigen open gebleven.
|
|