senist Arjan Witte volmaakt verveeld de binnenkomende gasten in het oog hield - vroeg ik hem of hij de uitnodiging had ontvangen. Dat had hij. En nu ik het toch over dat project had, hij zag er best iets in.
Omdat ik in heel wat bandjes heb gedrumd en me, vaker dan verstandig was, tot een tekst liet verleiden, vroeg ik of hij misschien eerst een nummer met een ‘onzintekst’ kon maken. (Een beproefd procedé: hoe vaak niet had ik naar ongeschoren opnames uit oefenruimtes zitten luisteren en al lettergrepen tellend een tekst zitten schrijven?)
Invullen, dus. Maar met ziel.
Spinvis begreep het. Zelf werkte hij ook vaak op die manier. Het nummer dat hij me later stuurde was onmiskenbaar een slaapliedje, een nocturne. Voortmijmerend over zijn gezongen woorden (‘In de tuin/ in het huis/ in de kamer staat de klok/ voor altijd stil/ en ik slaap’) schreef ik een tekst over auto's die 's nachts over snelwegen dwaalden, een meisje dat het ook niet meer wist en iemand die wilde gaan slapen in een pil. Lekker vaag, dacht ik, lekker Spinvis.
Hoe hard ik ook op mijn tekst had gezwoegd, hoe fijnzinnig ik de woorden en klanken ook had gerangschikt, het werd een ramp.
‘Ik heb vreselijk in je tekst moeten hakken en rommelen,’ schreef Spinvis. ‘Dat moet. Anders kan ik het niet zingen. De tekst die je stuurde was prachtig... om te lezen... maar erg lastig om te zingen.’
Je kunt die paar rotwoorden toch verdomme wel zingen, dacht ik. Mijn tekst lag erbij als een traploper na twintig oud-en-nieuwfeestjes.
Later, toen we elkaar spraken, begreep ik hem beter. ‘Als ik goed en overtuigend wil zingen’, zei hij, ‘moet ik een personage kunnen uitbeelden. Jouw tekst gaat over van alles en nog wat, over een “ze”, een “jij” en een “ik”, maar wie is er nu eigenlijk aan het woord, waar ligt het perspectief? In een gedicht kun je alles nog eens rustig overlezen, maar een liedje hoor je maar één keer. Weet je wat ook vaak helpt? Als er in de tekst iemand toegesproken wordt. Heb je geen naam?’
Ik was net terug uit Berlijn en had veel over Bernward Vesper zitten lezen. Op een dag verliet zijn verloofde hem voor een later wereldberoemd geworden Andreas.
‘Andreas. Het is in ieder geval een mooie, Europese naam,’ zei Spinvis.
Volgde mijn nieuwe versie. Volgde zijn nieuwe versie. Hoeveel modderpoten zouden er dit keer in mijn tekst staan?
‘Niet vloeken en met dingen gooien,’ waarschuwde Spinvis. Maar alles klopte, hoe raadselachtig de tekst ook was geworden. Bijna een toverbal, dacht ik even.
Dat hier en daar nog een halve zin gesneuveld was, het deed me niks meer. Na drie keer luisteren ontdekte ik dat je het nummer net zo goed kon horen zonder te beseffen dat je naar een Nederlands liedje luistert. Dit was het.