een nieuwe titel en het al dan niet leuke stukje waarin de criticus zijn subjectieve leeservaring beschrijft. Zo'n opvatting reduceert het uitdelen van prijzen tot een machtsstrijd tussen mensen met tegengestelde waardeoordelen, een conflict dat a priori niet op rationele gronden beslecht kan worden.
Dat dit niet kan kloppen, blijkt uit het feit, want het is een feit, dat we kunnen redeneren met waardeoordelen. ‘Indien Irrungen, Wirrungen een goed boek is, koop ik het. Het is een goed boek. Dus ik koop Irrungen, Wirrungen.’ Dit is een geldige redenering. Geldigheid wordt gedefinieerd in termen van waarheid: uit ware premissen mag niet een onware conclusie worden getrokken. Dus de bewering dat Irrungen, Wirrungen een goed boek is moet waar kunnen zijn.
Hoe nu? De argumenten tegen het subjectivisme wijzen op de diametraal daar tegenoverstaande opvatting: het realisme dat stelt dat waardeoordelen objectief waar zijn, omdat ze esthetische standen van zaken correct representeren, hetgeen gewoonlijk ongeloofwaardig wordt gevonden. Toch is er wel iets te zeggen voor die positie. Er valt namelijk iets te weten over wat goede boeken zijn. Als er iets te weten valt, moeten er ware oordelen over geveld kunnen worden, want het minste dat je kunt zeggen over wat ‘weten’ inhoudt is dat het bestaat uit ware, gerechtvaardigde overtuigingen. De uitspraak ‘Dit is een goed boek’ moet dus ook waar of onwaar kunnen zijn.
De vraag wordt dan natuurlijk waarom die overtuiging waar is. Wanneer je de uitspraak ‘Dit is een goed boek’ opvat als een beschrijving, moet je er van uitgaan dat het woordje ‘goed’ in die zin verwijst naar een eigenschap van dat boek. De uitspraak is dan waar, indien hij een stand van zaken correct weergeeft of representeert. Zo beschouwd kan de uitspraak ‘Dit is een goed boek’ waar of onwaar zijn, ongeacht of wij dat nu weten of niet. Net als de bewering ‘In een rotsgleuf op Mars huist een groene bacterie’ waar of onwaar is, omdat de werkelijkheid dat bepaalt, moet iemand die beweert dat ‘Dit is een goed boek’ waar is, volhouden dat er esthetische eigenschappen in de werkelijkheid bestaan. De werkelijkheid - met daarin esthetische eigenschappen als mooi en goed - is dan de norm op grond waarvan een waardeoordeel waar is.
Die conclusie gaat te ver. Het feit dat een boek goed is, voorzover het al een feit is, lijkt onlosmakelijk verbonden met menselijke readies en gevoelens. Er is iets vreemds aan een opvatting die impliceert dat een boek goed kan zijn of wij dat nu kunnen weten of niet. Deze extreme vorm van esthetisch objectivisme kan niet kloppen.
Ik denk niet dat er nog recensenten zijn die een dergelijke esthetica zouden willen verdedigen. Als negatieve esthetica komt het wel voor, bijvoorbeeld in ons land, toen de idil nog bestond, het Tilburgse bureau dat toetste of literatuur wel aan katholieke normen voldeed (waarschijnlijk alleen nog bekend bij lezers van Mandarijnen op Zwavelzuur). In die vorm kennen we het ook in de moslimwereld. Wat goede boeken zijn is zo nog ongewis, zeker is wel wat slechte boeken zijn. Zo algemeen geformuleerd kenmerkt deze afwijzende houding wel de leesinstelling van sommige recensenten en schrijvers. Ofschoon de eigen poëtica niet geëxpliciteerd wordt, meent men wel zeker te weten hoe het niet moet. Geen realisme bijvoorbeeld, of juist wel autobiografisch werk. Toch blijft ook deze negatieve norm onlosmakelijk verbonden met onze reacties; zonder mensen bestaan er geen normen in de werkelijkheid.
Het voornaamste bezwaar tegen de opvatting dat de uitspraak ‘Dit is een goed boek’ waar kan zijn, is dat er in de werkelijkheid geen eigenschap ‘goed’ bestaat. Maar waarom is dat eigenlijk een probleem? De wiskundige Kreisel heeft eens gezegd dat het ware probleem niet het bestaan van wiskundige objecten is, maar de objectiviteit van wiskundige stellingen. Misschien is het ware probleem niet het bestaan van esthetische eigenschappen, maar de waarheid van waardeoordelen. Dat esthetische eigenschappen bestaan leek een onvermijde-