Wessel te Gussinklo
Niet gehouden toespraakje bij de crematie van Kees Ouwens 30 augustus 2004 in Haarlem
Er zijn ijzige winden opgestoken tussen mij en Kees en wij zijn ver van elkaar weggedreven. Over een kille vlakte sloegen we daarna elkaars wederwaardigheden gade - soms! Als we al keken.
Maar wij zijn bloedbroeders geweest, zeven jaar lang, meer dan dertig jaar geleden, hij was mijn zielsgenoot - samen deelden wij werelden. We zouden een Ter Braak en Du Perron worden, een Goethe en Schiller, nachtenlang doorpratend. En dan bracht ik hem naar huis diep in de nacht, en daarna ging hij met mij tot halverwege terug - maar toch weer verder tot mijn huis, en ik weer tot halverwege... en daarna langs de Utrechtse singels, eerst alleen met mijn hond, later met ons beider honden - en dan naar Albert's Corner (tweede kopje koffie gratis) en dan naar een strand of een bos; pratend, pratend, maar vooral veel lachend (met bijna niemand heb ik zoveel samen gelachen) en dan weer naar een café... en naar huis brengen en terug en opnieuw de singels en bos en strand - soms twee, drie dagen zonder te slapen achtereen.
Vriendschappen van die intensiteit zijn een soort liefdes - zij het met andere middelen - waarin je tot het uiterste ideeën, gedachten, inzichten met elkaar deelt. Ik herinner me hem uit die jaren als zachtmoedig en genereus.
Er is een ijzige wind tussen ons opgestoken en we hebben elkaar verloren, maar zó, met die beelden en herinneringen uit onze tijd van vriendschap, zal ik Kees gedenken.