waarom Istrati al in de jaren dertig in het Nederlands werd vertaald, maar zijn generatiegenoten met een even belangrijk zo niet belangrijker oeuvre niet. Onbekend is onbemind, ondanks de onvolprezen inzet van Liesbeth Ziedses des Plantes en Jan Willem Bos. Maar van de eerste heb ik de laatste twintig jaar geen vertaling meer gezien, terwijl de tweede tien jaar geleden de moed tot sokhoogte is gezonken.
Mocht een kristalkijker me vier jaar geleden hebben verzekerd dat ik als vertaler uit het Roemeens in het spoor van het zo-even genoemde tweetal zou treden, dan had ik er met een hoffelijk ongelovige glimlach op gereageerd. Waarom Roemenië en niet Réunion, Rusland of Rwanda, om het bij andere R-landen te houden? Mijn interesse voor de Roemeense taal- en letterkunde werd gewekt in de zomer van 2001, toen ik een maand lang verkeerde met drie Roemeense collega's (m/v) in het Waalse vertalershuis te Seneffe. Ze spraken met passie, humor en weelde over een wereld die me volstrekt vreemd was. Ik hoorde gretig toe, niet in het minst omdat de cultuur in Parijs op de drempel van het derde millennium naar mijn gevoel op haar gat lag. Ik ervoer niet de minste lust om daarbij te gaan liggen, dus had ik wel oren naar een nieuw land, een nieuwe taal en een nieuwe literatuur. Met een Franse Assimil op zak ben ik toen van Groot-Parijs naar Klein-Parijs vertrokken, waar ik in het begin werd gegidst door de mij bekende schrijvers. Inmiddels kom ik met mijn eigen snufferd literair redelijk terecht. Ik slenter graag in antiquariaten en op boekenmarkten rond, en die verschillen in Boekarest niet van de winkels en stalletjes in Amsterdam of Parijs. Erg academisch gaat het er in mijn studie niet aan toe. Waarom ook? Ik word er niet voor betaald, ik krijg er geen diploma voor, dus laat ik me drijven op mijn plezier in het kennen en verkennen. Mijn vorderingen in de Roemeense literatuur gaan gelijk op met de ontdekking van de taal en het land, stap voor stap. Het vertalen van gedichten en verhalen behoort voor mij natuurlijkerwijs tot het leerproces. Als literair vertaler zit ik nu al een kwarteeuw dag in dag uit met mijn neus in de woordenboeken. Wie met Roemeens op weg gaat, kan maar beter enige vertaalervaring met het Duits, Frans of Russisch meebrengen; een noemenswaardig woordenboek Roemeens-Nederlands is er niet, zodat je noodgedwongen via een derde taal moet. Voorts
komt het er voor een vertaler op aan om in het bos van woorden en boeken te ‘rieken’ waar de voetangels en klemmen liggen, en het riekt in het Roemeens niet anders dan in welke taal ook, althans voorzover mijn praktijkervaring reikt.
Wie en wat ik vertaal, laat ik over aan het toeval van de ontmoeting met mensen en boeken - wat niet wil zeggen dat ik om het even wie of wat vertaal; het moet klikken. Alexandru Ecovoiu, op 3 november 1943 geboren te Boekarest, is een van die gelukkige ontmoetingen op mijn leer- en verkenningsreis. Met een roman als Saludos (1995) of een verhalenbundel als Cei trei copii-Mozart (De drie Mozartkinderen, 2001) plaatst Ecovoiu zich in de lijn van de rijke absurdistische traditie in Roemenië. Wat me bij Ecovoiu aantrekt, is de spanning tussen de bizarre axioma's waarmee hij een vertelling opent en de strikt logi-